Woensdag 9/3
Wie de redacteurs van Sport/Voetbal Magazine vandaag ziet tronen in hun riante kantoor in het Brussels Media Centre, met voor elk van hen een hightechcomputerscherm, een breedbeeldtelevisie, een wereldontvanger, plus een goed gevulde barkast en een dito persoonlijke ‘assistente’, zal moeite hebben het te geloven, maar wij zijn 25 jaar geleden met dit blad begonnen op een zolderkamertje.
Dat bevond zich in een oud herenhuis op het De Jamblinne de Meuxplein in Brussel. Voor wie de stad een beetje kent : dat plein ligt op de Roodebeeklaan, halverwege tussen de Reyerslaan en het Schumannplein. Sport Magazine was een idee van de boezemvrienden Mick Michels en Herman Jacquemyns, die samen met Roulartabaas Rik De Nolf de wieg hebben getimmerd van het magazine dat u nu in handen hebt.
Jef Anthierens werd als eindredacteur ingeschakeld, en uw dienaar werd aangetrokken als jonge en toen nog veelbelovende kracht. Wij kenden Mick van bij Het Nieuwsblad, waar wij avondmedewerker waren en hij sterverslaggever.
Rik Van Cauwelaert, de huidige directeur-hoofdredacteur van Knack, kwam er eerst bij als fotograaf, tot hij een artikel maakte over boksen (‘bij het slaan opzij gaan staan’), en we allemaal moesten toegeven dat hij tien keer beter schreef dan wij. Dat is nadien teruggezakt tot acht, maar inhalen doen we hem nooit. Hij beslist tegenwoordig ook over onze kostennota’s.
Met Inge De Coninck op het secretariaat was de kleine equipe compleet, en zijn we vanonder de dakpannen aan Sport Magazine begonnen. Jef Anthierens heeft vrij snel afgehaakt. Nooit iemand ontmoet die de Nederlandse taal beter beheerste dan hij, maar sport was niet zijn ding, en dus vertrok hij naar Spectator. Jef was politiek gesproken een beetje aan de rechtse kant, om het eufemistisch te omschrijven. ‘In 1945, na wat jullie de bevrijding noemen’, zo begon hij graag een discussie. Maar dat was meer een vorm van galgenhumor, discipline waarin hij excelleerde. En Jef had oprecht respect voor andermans mening, ook als die totaal tegengesteld was aan de zijne. Dat kun je van weinig mensen zeggen.
Donderdag 10/3
Met die zes pioniers hebben we een grote schare schitterende medewerkers aangetrokken, die zo nu en dan bijeenkwamen op gedenkwaardige avonden bij Jef Jurion in de ‘Auberge du Chevalier’ in Beersel, of bij Luc Rammant in het casino van Middelkerke. Gui Polspoel en Ivan Sonck bijvoorbeeld hebben veel voor Sport Magazine gedaan. Alain Coninx en Frans Vuga, die nadien allebei in vaste dienst zijn gekomen. Jan Defloor, de man van Simonne Defloor van de Anderlechtloges. De jonge Marc Uytterhoeven, Dirk De Weert, Dirk Abrams…
Er was Clem Vanwonterghem, met zijn hartverwarmende stijl. Piet Cosemans heeft bij ons gedebuteerd, met het fictieve Tourverhaal ‘De Tour van Koos Pietermans’, dat niet moest onderdoen voor wat Tim Krabbé op papier zette. Krabbé zelf heeft trouwens ook voor ons geschreven. Wij hadden dichters als Paul Snoek en Nic van Bruggen, Jef Geeraerts over de berenjacht, de grote Ben De Graaf van De Volkskrant over biljarten, zelfs Doctorandus P bracht een paar keer een hilarisch stuk.
Van bij het allereerste nummer was Jan Mulder van de partij. Heeft dat precies twintig jaar volgehouden. En nog uit Nederland hadden we Jos Van Wersch, op jonge leeftijd al chef-sport van het Limburgs Dagblad, die niet alleen uitstekende reportages maakte, maar ook met grote regelmaat naar Brussel afzakte voor avonden die ‘gezellig’ mochten worden genoemd.
Johan Anthierens trapte in zijn column ‘Spelbederf’ op meerdere zere tenen, en dat deed met evenveel genoegen Marcel Vanhee in zijn altijd dwarse basketstukken. Roger Moens niet vergeten, Daniël Mortier over het tennis, Thierry Beyts het volley, Çois Van Aelst het handbal, Leo Van der Linden en André Van Steenkiste de gemotoriseerde sporten… We moeten stoppen, want mensen vergeten zou doodzonde zijn.
Waarde lezer, niets is zieliger dan een sentimentele oude Scout, maar die beginjaren van Sport Magazine waren de mooiste uit ons hele leven. Betere komen er niet meer.
door Koen Meulenaere
‘Gedenkwaardige avonden bij Jef Jurion.’