Op het moment dat de jonge god Frank Vandenbroucke vijftien jaar geleden de wielerhemel bestormde, was tegelijk zijn neergang al ingezet. Daarom is Luik-Bastenaken-Luik 1999 in de herinnering van vader Jean-Jacques niet zijn mooiste zege.
Een truitje van Cofidis, als een beschermende deken. Drinkbussen, ritueel achtergelaten als op een offerblok. Bloemstukken, fris als de lente. Vierenhalf jaar is het geleden dat Frank Vandenbroucke vanuit zijn groezelig hotelkamertje in Senegal tot de Heer werd geroepen, maar tussen de vele herdenkingsplaten op zijn graf is nog altijd geen centimeter marmer vrij. VDB’s laatste rustplaats op het kerkhof van Ploegsteert blijft eeuwig een aantrekkingspool voor wielerpelgrims.
Een bedevaartsoord was de landelijke deelgemeente van Komen ook na Luik-Bastenaken-Luik vijftien jaar geleden. Toen lag het epicentrum nog aan de andere kant van de neogotische kerk, op de Place de la Rabecque. Ze waren niet te tellen, de wielertoeristen en fans die in de nasleep van VDB’s grandioze overwinning in La Doyenne een ommetje maakten naar de roots van hun idool. Ankerplaats was de Hostellerie de la Place, het café-restaurant op de hoek van het dorpsplein dat Vandenbrouckes ouders 37 jaar lang hebben gerund. “Hadden we toen medailles verkocht, we zouden er veel geld mee verdiend hebben”, zegt Franks warmhartige moeder Chantal lachend.
Vijftien jaar geleden barstte meteen na VDB’s zege het feest los in Ploegsteert. “De hele Cofidisploeg is ’s avonds naar de Hostellerie gekomen”, herinnert Jean-Jacques Vandenbroucke zich nog. “Ze hebben goed gefeest. Uitbundig maar beschaafd.” Niemand die in de roes van de overwinning kon vermoeden dat nog geen maand later de feeststemming zou omslaan in een ondraaglijk beklemmende sfeer, toen VDB op een persconferentie in diezelfde Hostellerie uitleg moest verschaffen over zijn banden met Bernard Sainz. “We kwamen van de hemel in de hel terecht”, weet Jean-Jacques nog goed. Terwijl zijn zoon vanaf een portretfoto aan de muur toekijkt, reconstrueert vader VDB thuis in Ploegsteert de bewogen lente van 1999.
Boven de ploegleiding
Jean-Jacques Vandenbroucke: “Het eerste beeld van Liège dat me voor ogen komt, is dat wat iedereen zich herinnert: het duel met Michele Bartoli op La Redoute. Ik zat die dag in het hart van de koers: als mecanicien in de volgwagen. Niet voor Cofidis, Franks ploeg, maar voor Lotto (de ploeg van zijn broer Jean-Luc, nvdr). Een merkwaardige situatie. Wat er zich vooraan afspeelde, kon ik niet met eigen ogen zien. We reden achter het peloton met Andrei Tchmil, die ergens rond de twintigste plaats zou eindigen. We hadden wel televisie, maar door de lichtinval kon je er moeilijk de koers op volgen. Ik baseerde me vooral op de wedstrijdradio: ‘Attaque de Frank Vandenbroucke!’ Vanaf La Redoute had ik meer stress voor Frank dan voor de renners van onze ploeg.
“Op La Redoute heeft Frank zijn stempel gedrukt. Maar dat hij zou winnen, daarvan was ik op dat moment nog niet zeker. Pas op de Saint-Nicolas, toen ze op de radio meldden ‘10 secondes‘, zei ik bij mezelf: ‘Hij heeft een grote dag. Ze gaan hem niet meer terugpakken.’ Frank heeft zijn demarrage geplaatst waar hij vooraf voorspeld had. Dát is volgens mij de reden waarom zijn overwinning tot het collectieve geheugen is gaan behoren. Andere renners hebben het lef niet om dat te zeggen, want als het niet lukt, krijgen ze achteraf het deksel op de neus. Maar dat was typisch Frank. Hij had geen angst om verantwoordelijkheid te nemen of zijn mond open te doen.
“Het kwam ook omdat hij aan een uitzonderlijk jaar bezig was. Hij had al de openingskoers in Frankrijk gewonnen, in de Ruta del Sol, de Omloop Het Volk… Hij leefde op een wolk en was echt zo zelfverzekerd. Er speelde geen bluf. Frank kon altijd goed om met de stress. Dat was zeker een van zijn kwaliteiten. Zelfs al bij de jeugd. Hij begon het BK voor junioren als enige favoriet en maakte die rol ook waar. Veel jongeren zouden bezwijken onder de druk.
“Voor de start in Luik had Frank mij al gezegd dat hij zou winnen. Dat maakte me ongerust. Ik drukte hem op het hart dat hij niet te hard van stapel mocht lopen. ‘Maak je geen zorgen’, antwoordde Frank. Luik kwam in die tijd nog een week vroeger dan vandaag, de zondag na Parijs-Roubaix dus. ‘Wie Roubaix rijdt, kan in Luik niets doen’, zei men. Frank had in de Hel gereden, tegen de zin van de ploegleiding. Alain Bondue had me gebeld: ‘Zeg tegen je zoon dat hij Parijs-Roubaix niet mag rijden en in de plaats de Waalse Pijl moet doen.’ Maar ik antwoordde: ‘Alain, laat het zo. Frank heeft zijn programma in zijn hoofd.’ Frank stond boven de ploegleiding en wilde tonen dat Parijs-Roubaix en Luik wel te combineren vielen. En het is hem gelukt: een week voor zijn zege in Luik was hij zevende in Roubaix.”
Niet vernederd
“Als Frank zich al over iets zorgen maakte voor de start, was het dat hij in de finale zonder ploegmaat zou vallen. Hij wilde niet opnieuw het scenario van in de Waalse Pijl van het jaar voordien, toen hij er bij Mapei in de finale alleen voor stond en tweede werd. Met een ploegmaat aan zijn zijde had Frank gewonnen en niet Bo Hamburger. Gelukkig liep het een jaar later in Luik dus wel perfect. Vooral Peter Farazijn leverde fantastisch werk door de groep bijeen te houden tot aan de voet van de Saint-Nicolas. Eigenlijk had Frank een dag waarin hij zich alles kon veroorloven. Ik herinner me het keerpunt in Bastenaken. Het tempo was bijzonder hoog, het peloton in één lange sliert. Frank reed allerlaatste. In de wagen vond ik dat best gevaarlijk. Maar hij was zo zeker van zichzelf.
“Ja, Frank leek toen onsterfelijk. Maar ik hoor niet graag zeggen dat hij op La Redoute Bartoli ‘vernederd’ heeft. Er zat helemaal niets persoonlijks achter hun rivaliteit. Ze speelden gewoon op hetzelfde terrein. Weinig mensen weten nog dat Frank het jaar voordien al zesde was in Luik, toen Bartoli voor de tweede keer won, en Bartoli ook in het Kampioenschap van Zürich met Frank te maken had gekregen. De aankomst in Zürich lag op de wielerbaan en met de wagen van Lotto moesten we de afleiding volgen. Frank zat in de kopgroep. Om te weten wie de sprint gewonnen had, belde ik mijn vrouw. ‘Het is Frank!’, riep ze. Super natuurlijk, maar ik moest meteen daarna aan het werk achter de piste om de fietsen van onze renners op te pikken. Pas toen ik met de vrachtwagen aan de Zwitserse grens was, vond ik tijd om Frank te bellen en geluk te wensen. ‘Ik ben pas tweede hé’, kreeg ik te horen. Twee uur zat het in mijn hoofd dat hij Bartoli verslagen had. Op de beelden en de fotofinish zag je geen verschil, maar de commissarissen gaven Bartoli gewonnen. Een koude douche!
“Bij Mapei was Frank dus al heel sterk. Maar wat hem nog meer kracht gaf, was de drang om alleen kopman te zijn. Bij Mapei had je Johan Museeuw, Tom Steels, Andrea Tafi en wie vergeet ik allemaal? Er moest gereden worden voor de beste van de dag. Terwijl ze hem bij Cofidis hadden verteld: jij wordt bij ons de kopman en alles zal rond jou draaien. Dat was wat hij wou. In zijn eerste jaar, 1999, wilde hij meteen zijn gelijk bewijzen.
“Zelf was ik geen voorstander van zijn overstap naar Cofidis. Ik wilde liever dat hij nog bij Patrick Lefevere bleef. Maar voor Frank moest het vlugger vooruitgaan. Ik zat al jaren in de sport als mecanicien, had met Lotto hotels gedeeld met andere ploegen. Ik wist dat de mentaliteit van de Franse ploegen in die tijd speciaal was. Bij Lotto waren de renners als kinderen op school. Maar bij de Fransen was het la fête: alcohol, op stap gaan… Ik denk dat Frank in 1999 nagenoeg hetzelfde had kunnen presteren bij Mapei als bij Cofidis. De Omloop Het Volk zou hij misschien niet gewonnen hebben, maar in de Ardennen zouden ze bij Mapei ook gezegd hebben: het is voor Frank.
“Na zijn overwinning in Luik was ik ervan overtuigd dat het beste nog moest komen. 24 jaar: voor een renner moet normaal nog alles beginnen. Ik dacht dat hij nog vaker zou winnen in Luik. Hij was in 1999 ook al tweede in de Ronde van Vlaanderen. Als Philippe Gaumont niet valt en Frank zelf aan de voet van de Muur van Geraardsbergen evenmin, is het die dag ook bingo. Frank kon alle klassiekers winnen: op kasseien, over hellingen, of zelfs als het helemaal vlak was, zoals hij in de Scheldeprijs demonstreerde. Een toekomstige Tourwinnaar was hij niet. De grote ronden waren te lang. Maar rittenkoersen van één week, daar zag ik hem er nog veel van winnen.”
Geen stabiliteit
“Goed drie weken later, toen ik aan de slag was in de vierdaagse van Duinkerke, belde Franks vriendin Clothilde: ‘Frank is opgepakt door de Franse justitie.’ In geen tijd stonden ze met tweehonderd man rond mij om te horen wat er gaande was. Mijn broer heeft dan beslist dat ik onmiddellijk naar huis mocht. Ik wist dat Frank samenwerkte met Bernard Sainz. Ik kende diens reputatie, was bang, maar kon Frank niet overtuigen om bij hem weg te blijven. Sainz was een goeroe voor hem. Frank zei: ‘Bernard is een heel goed mens. Hij kent ook door en door de wielersport.’ Zijn reputatie leek mij nog het ergst. Ik heb Sainz nooit met epo zien komen. Sainz vertelde Frank niet: ‘Je moet dit of dat product nemen.’ Maar wel hoe hij moest leven. Ja, hij had zijn druppeltjes, op basis van plantaardige stoffen, maar ik had niet de indruk dat Frank iets verkeerds deed. Het onderzoek van het gerecht liep ook niet tegen Frank. Hij was slechts getuige. Maar ik weet nog dat Frank mij gebeld heeft toen hij vrij kwam in Parijs en zei: ‘Ik denk dat het nu voor mij hard zal worden’. Hij bedoelde: hard om met de realiteit te leven. Hij wist maar al te goed: zodra je imago naar de vaantjes is, is het naar de vaantjes.
“Frank is in een depressie beland. Dat hij op non-actief werd geplaatst door zijn eigen ploeg, niet door de UCI, daar kon hij met zijn hoofd niet bij. Maar toch is hij in de tweede helft van het seizoen goed uit het dal geklauterd. Kijk, er is veel gezegd en geschreven over doping of drugs, maar het kwaad is geschied via de dingen des levens. Les choses de la vie die u of mij ook kunnen overkomen. Zijn hart was verscheurd tussen twee vrouwen. Hij ging in het najaar van 1999 trouwen met Clothilde. Juist voor hij naar de Vuelta vertrok, zei hij plots dat het huwelijk niet doorging. Iedereen was totaal verrast, wij als ouders ook. Mijn vrouw heeft hem talloze keren gevraagd waarom hij was weggegaan bij Clothilde. Frank zei altijd: ‘Ik weet het niet, mama. Ik kan haar niets verwijten. Ze heeft een goed hart, het is een mooi meisje… Ik kan niet uitleggen waarom.’ Wij hebben het ook nooit begrepen, want het was pas in de Vuelta dat hij Sarah zou leren kennen. Frank leefde voor de liefde, de schoonheid en de roem.
“Na zijn demonstratie in de Vuelta trok hij naar Verona voor het WK. Stel dat hij niet valt en wereldkampioen wordt, zou zijn leven helemaal anders gelopen zijn. Maar na het WK durfde Frank niet meer terug naar Ploegsteert, waar de mensen wisten dat hij zijn vriendin en kind had achtergelaten. En op dat moment is het fout gelopen. Wedstrijden worden gewonnen in de winter. Frank heeft toen geen goeie winter gehad. Met Sarah trok hij een maand naar de VS. Zonder fiets, op een moment dat hij al aan het trainen moest zijn. Er was geen stabiliteit meer in zijn leven. En voor een renner is dat het belangrijkste: familie, training, rust. Frank had nog een huis dat ze aan het bouwen waren, maar hij had geen thuis meer. Soms bleven we drie maanden zonder nieuws. Hij verbleef eens hier, dan daar. Zo zou het steeds opnieuw zijn. Het was het begin van zijn neergang.
“Daarom ook vind ik Liège niet zijn mooiste overwinning, want ik blijf ze associëren met zijn Cofidistijd, het keerpunt in zijn leven. Voor mij is zijn overwinning in Marseille, op de Notre-Dame-de-la-Garde, tijdens de Ronde van de Middellandse Zee van 1994 minstens even mooi. Dat was de ontdekking van een negentienjarige gamin, die dan ook nog voor de Lottoploeg reed waar ik zelf werkte. Of zijn overwinning het jaar nadien in Parijs-Brussel. Niet de allergrootste koersen, maar ik heb bij mijn zoon toen evenveel vreugde gezien als later in Luik.
“Ondanks alles blijft de wielersport mijn grote passie. In de aanloop naar Luik word ik ieder jaar weer door journalisten gevraagd om over Frank te spreken. Ik ben het intussen zo gewoon dat ik mijn gevoelens kan beheersen. Ik durf zeggen dat ik erin geslaagd ben om weer gelukkig te zijn. Onze zes kleinkinderen zijn een geschenk. Ik ben vanmorgen nog gaan fietsen met Franklin (Six, de zeventienjarige koersende zoon van Franks oudste zus, nvdr): 35 per uur gemiddeld. Als je dat kunt op je zevenenzestigste, mag je je gelukkig prijzen. Ik ben in november geopereerd aan mijn heup, maar heb dit jaar toch al weer 8000 kilometer op de teller.
“Ter plaatse naar de koers gaan kijken doe ik niet meer. Dan hoor je de mensen voortdurend fluisteren: (in het Nederlands) ‘Het is zijn vader.’ Of dan komen ze altijd weer vragen wat ik van de koers denk. Ik kijk liever op tv. En dan bedenk ik weleens: Frank zou een uitstekende gastcommentator geweest zijn. Zoals hij de koers kon lezen en zijn talen beheerste. Hij kon het uitleggen, hé. Frank had charisma. Hij had zijn fiets niet nodig om indruk te maken. Vandaar ook dat hij de mensen blijft beroeren.”
DOOR BENEDICT VANCLOOSTER
“Ik was geen voorstander van zijn overstap naar Cofidis. Was hij maar bij Patrick Lefevere gebleven.”