Leuven is meer dan alleen maar studenten en cafés. Schepen van Sport Carl Devlies leidt ons van het verleden via het heden naar de toekomst. Laatste aflevering in een reeks zomerse stadswandelingen.
Bij de studenten is de Oude Markt allicht de meest bekende, toch zeker de frequentst bezochte plaats in Leuven. De Metropol, de Kemel, de Bierkelder, den Allez, den Ambiorix en tientallen andere cafés vormen er ’s werelds langste toog. Een attractie op zich, maar voor de meeste buitenstaanders, toeristen zeg maar, blijft het stadhuis de belangrijkste trekpleister van de hoofdstad van Vlaams-Brabant. Daar op de Grote Markt vatten we onder leiding van Carl Devlies, schepen van Sport, sportfunctionaris Jan Vansantvoet en medewerker Guido Van Geel, momenteel trainer van Holsbeek maar nog altijd hopend om samen met Valère Billen naar Zimbabwe te kunnen trekken, onze sportieve wandeling door Leuven aan.
Een eerste sportcomplex dat we tegenkomen is er één in wording. De Philipssite aan de Parkpoort vormt momenteel een reusachtige bouwwerf. Naast stads- en politiediensten en enkele privé-bedrijven, moet hier eind 2004 een multifunctionele sportaccommodatie op poten staan. Een onaangekondigd bezoekje, zelfs al gebeurt dat door de schepen van Sport, weet de werfleider maar matig te appreciëren. “Graag weten wij op voorhand wie er komt”, zegt hij kordaat. Uiteindelijk maakt hij er geen probleem van, maar veiligheid primeert. “U mag hier foto’s nemen, maar dan wel met een helm op. Ik draag namelijk verantwoordelijkheid voor alles wat er hier mis kan lopen.”
Naast een recreatiezwembad met wildwaterbanen komt er op de Philipssite ook een 25-meterbad. Geen 50-meterbad, hoewel dat even een optie leek. Devlies : “Zo’n olympisch bad krijg je moeilijker verkocht aan scholen en verenigingen.” Topzwemmers zouden er zich nochtans als een vis in het water voelen. “Tja, maar moet je je als stadsbestuur daarop concentreren ? Wij moeten alles verhalen op de Leuvense belastingbetaler. Voor de kleine groep van topzwemmers een 50-meterbad aanleggen, terwijl er velen ook op basis van een 25-meterbad goede resultaten behalen, kan je dat verantwoorden ? Wij oordeelden van niet.”
Het nieuwe sportcentrum zal ook ruimte bieden voor een turn-, dans- en gevechtssportzaal, een klimmuur en twee squashterreinen. Maar het paradepaardje wordt een sportzaal waar straks 3000 toeschouwers de verrichtingen van Basket Groot Leuven kunnen bijwonen. “De mogelijkheid bestaat dat ook het volleybal hier onderdak zal vinden”, zegt Devlies. Of het dan om Haasrode-Leuven, spelend in eerste nationale – wat in het volleybal zoveel betekent als tweede afdeling – gaat ? “De laatste ontwikkelingen wijzen eerder op VC Heverlee. Daar staat een goede structuur en het vrouwenteam van die club levert nu al zeer degelijke prestaties.”
Drieduizend plaatsen voor een basketbalzaal. De stad voorziet met andere woorden dat Leuven de top bereikt, geeft Vansantvoet toe. “Daarom ook drukte onze schepen van Sport erop dat de twee grote ploegen in Leuven, eersteklasser Vastiau Godeau Leuven en tweedeklasser INS Wilsele, zouden samengaan. Wilsele stond structureel en financieel sterker. Gelukkig besloten ze elkaar niet langer te beconcurreren en kwamen ze tot een akkoord om Basket Groot Leuven op te richten. Het eerste jaar blijft die ploeg spelen in het Redingenhof, dat plaats biedt aan 1200 mensen. Nadien moet de club hoger durven mikken dankzij de nieuwe zaal.”
Basket Groot Leuven, dat sinds de fusie zowat 500 leden telt, weet wat het te doen staat in de toekomst. Maar dat vormt voor de stad niet het voornaamste aspect, aldus Devlies : “We willen een klimaat creëren waarin grote clubs tot ontwikkeling kunnen komen en zich competitief tonen. Maar wij interesseren ons vooral voor alles wat met de jeugd te maken heeft. Wat dat betreft willen we zelf een hartig woordje meepraten. Op dat vlak willen we een sociale rol vervullen en bovendien de toekomst van de sport in Leuven veilig stellen. En die toekomst is verzekerd.”
Belangrijk vindt Devlies ook de communicatie die vooraf plaatsvond met de clubs. “Vanaf het ogenblik dat het bestek werd opgemaakt, zijn we in dialoog getreden met de sportraad en met de toekomstige gebruikers van de infrastructuur. Zij kregen de kans om hun sportieve eisen, de kwaliteitseisen waaraan de accommodatie moet voldoen, kenbaar te maken. Dat overleg met de sportclubs vonden wij essentieel. Vaak zet men een prachtig idee op papier, maar blijkt bij de opening dat het de verlangens van die mensen over het hoofd zag. Dat wilden wij vermijden.”
Het hele project op de Philipssite, dat 35 miljoen euro kost, komt tot stand dankzij een publiekprivate samenwerking, maakt Devlies duidelijk. “De stad zorgde voor de voorfinanciering en zal een soort gebruiksvergoeding betalen aan de concessionaris. Die privé-ondernemers, Sportavan, betalen de voorfinanciering terug en staan in voor de exploitatie. Sportavan doet dat voor het eerst in België, maar in Nederland baat de firma al enkele honderden sportcomplexen uit.”
Publiekprivate samenwerking is het stokpaardje van Devlies. Een tweede tussenhalte moet opnieuw aantonen dat zoiets werkt. Op de sportcampus Heverlee, waar VC Heverlee vooralsnog zijn thuiswedstrijden afwerkt, bevindt zich naast de zaal die door de stad zelf wordt geëx- ploiteerd, een fonkelnieuwe hal die er kwam na een coöperatie tussen de stad en de Katholieke Hogeschool Leuven. Devlies : “De vijf units in de nieuwe zaal staan te onzer beschikking voor alle niet-schooluren, tijdens de weekends en in de schoolvakanties. Ook met het VTI en het Atheneum, twee andere onderwijsinstellingen, sloten we een dergelijke overeenkomst.”
Vlakbij de sporthallen ligt de legerkazerne en – u raadt het al – ook met de militairen wist het stadsbestuur het op een akkoordje te gooien. Dat geldt zowel voor de voetbalvelden als voor de indoorsportzalen. “De amateurclubs uit het Leuvense en de reserven maken gebruik van deze voetbalterreinen. Als er aan hun velden gewerkt moet worden, kunnen zij hier terecht.” Ook rolschaatsclub Rolta doet zijn ding op militair terrein. Al is het niet meteen Vlaanderens populairste sport, de Leuvense zussen Lambrechts behoorden destijds wel tot de wereldtop.
Langs de ring, iets voorbij de Naamsepoort, voetbalt sinds vorig seizoen fusieclub Oud-Heverlee Leuven. Het budget van de ambitieuze derdeklasser bedraagt voor het nakende seizoen een klein miljoen euro. Twee dagen voor de jaarlijkse wedstrijd tegen Anderlecht ( zie kaderstuk) zorgen sproei-installaties ervoor dat het hoofdveld van het Leuvens Sportcentrum er optimaal bijligt. Momenteel ligt er nog een atletiekpiste rond het speelterrein, maar daar komt verandering in, legt Devlies uit. “Er komen nieuwe tribunes, te beginnen met een vip-ruimte achter een van de doelen. De hoofdtribune oogt nog behoorlijk fraai, maar binnenin is ze hopeloos verouderd. Het clubbestuur van OHL legde vorige week de plannen voor hoe zij het stadion in de toekomst zien. Net als op de Philipssite krijgt dus ook hier de club zelf een belangrijke verantwoordelijkheid.”
Over het prijskaartje dat eraan vasthangt en de grootte van de toelage van de stad blijft Devlies vaag. “De verbouwing verloopt in verschillende fases. In een eerste fase moeten we toch al rekenen op zowat één miljoen euro. Maar je kan er moeilijk een globaal bedrag op kleven, omdat veel afhangt van de evolutie die de club doormaakt. De stad zal een belangrijk gedeelte van de kosten dragen, maar hoeveel precies valt om dezelfde reden niet uit het blote hoofd te zeggen. Op dit moment telt vooral de creatie van het concept. In die optiek lijkt het mij absurd om nú al over te gaan tot enorme investeringen. Je ziet wel dat deze club in opmars is en dat het aantal toeschouwers toeneemt, maar je bewandelt best de weg van de geleidelijkheid.”
Dat de atletiekpiste verdwijnt, betekent zoveel als : Daring Club Atletiek (DCLA) met zowat 1200 leden de omvangrijkste sportvereniging in Leuven en de grootste atletiekclub van België, pakt zijn koffers. In afwachting van een nieuwe thuishaven in het Boudewijnstadion in Kessel-Lo en om een oplossing te zoeken voor de wrijving die er (vooral met het vroegere bestuur van Stade Leuven) ontstaan was, kreeg DCLA stadssteun om achter het stadion een terrein te gebruiken voor een aantal kampnummers, zoals het discuswerpen, hamerslingeren en speerwerpen.
DCLA staat met alle ploegen in de hoogste afdeling en telt met Sigrid Vanden Bempt een belofte van de Belgische atletiek in zijn rangen. Vanden Bempt verbeterde twee weken geleden het nationale record op de 3000 m steeple en neemt deel aan het EK. Maar de club kan vooral bogen op een enorme traditie. Wie kent ze niet : Miel Puttemans, Gaston Roelandts, Ivo Van Damme,…
Vooraleer ons richting Boudewijnstadion te begeven, kijken we even in de tuin van het Leuvens Sportcentrum. Het Universitair Sportcentrum kennen de Leuvense studenten beter als het Sportkot. Maar niet alleen jongeren die aan de KUL studeren of aan de topsportscholen in voetbal en tafeltennis, vinden de weg ernaartoe. Vansantvoet : “Professor Werner Helsen roept hier geregeld de Belgische topscheidsrechters bij elkaar, enkele topatleten, onder wie Kim Gevaert, trainen hier soms, en baseballclub Lubanja Twins beoefent hier zijn sport. Voorlopig geldt dat ook voor Rugbyclub Leuven, dat in tweede nationale speelt, én Hockeyclub Leuven, uit eerste nationale.”
Voorlopig, want op weg naar het Boudewijnstadion rijden we langs hun toekomstige locaties, alle twee ook in fusiegemeente Kessel-Lo gelegen. In Donckers, dat nu nog verdacht veel op een voetbalterrein lijkt, komen de volgende maanden iets grotere doelen te staan. De hockeyploeg – waarbij verschillende internationals spelen en die met Thierry Renard twee jaar geleden over de Golden Stick, de beste hockeyer van het land, beschikte – krijgt voor het begin van het seizoen 2004/2005 een kunstgrasveld in het Van Hovestadion.
De atletiekpiste van het Boudewijnstadion ligt er wat mistroostig bij, zeker in vergelijking met de nabij gelegen sportzaal én de specifiek en uitsluitend voor die sport gebouwde en bestemde turnzaal. “Zoals je ziet, zes banen op de atletiekpiste, maar dat worden er acht, en tien in de rechte lijn”, belooft Devlies. “En aan de buitenzijde”, voegt Vansantvoet eraan toe, “komt een verharde strook van 200 m met een helling van drie, vier procent om op weerstrand te trainen. De hoofdtribune moet misschien wat opgesmukt worden, maar de capaciteit ervan, 1400 toeschouwers, is het dubbele van die in het Leuvens Sportcentrum.” Devlies : “En daar trad DCLA altijd in competitie met het voetbal – er moesten voortdurend afspraken gemaakt worden, ze moesten rekening houden met elkaar. In de toekomst, hopelijk al vanaf de zomer van volgend jaar, zijn ze hun eigen baas.”
De sporthal en de turnzaal dateren uit 2001. Net als op het grasveld binnen de atletiekpiste valt er ook in de infrastructuur van turnclub Omnisport, een dominante speler in zijn discipline, heel wat actie te beleven van sportende kinderen. “We organiseren dit jaar meer dan 100 sportkampen”, zegt Vansantvoet fier. “Samen met de jeugd moet ook de recreatieve sporter een kans krijgen in Leuven”, springt Devlies hem bij. “Sedert vorig jaar organiseert de vzw Sportpromotie, waarin de sportclubs en de sportdienst van de stad vertegenwoordigd zijn, de Tofsportdag. In het centrum van de stad, op het Ladeuzeplein, stond er vorig jaar bijvoorbeeld death ride, verscheidene balsporten en zelfs polsstokspringen op het programma. En over het centrum van de stad gesproken : daar rijden jaarlijks de profwielrenners hun Grote Prijs Poeske Scherens.”
Een laatste locatie die we bezoeken, ligt in het Provinciaal Domein van Kessel-Lo. Het prachtige jeugdvoetbalcentrum Bruineveld wordt op 1 augustus in gebruik genomen en kent op 22 augustus de officiële opening met een groots jeugdtoernooi. De acht speelterreinen staan open voor alle jeugdploegen, benadrukt Devlies. Maar Oud-Heverlee Leuven, met zijn zowat 600 jeugdspelers, zal uiteraard de belangrijkste gebruiker worden. Een aantal teams van OHL zullen trouwens ook op de terreinen van het vroegere Oud-Heverlee trainen en spelen.
“Het vormde een uitdrukkelijke voorwaarde die we als stadsbestuur stelden bij de fusie dat er plaats zou zijn voor de jeugd”, zegt Devlies. “Het ligt in onze bedoeling en ook in die van de club om voor doorstroming te zorgen van de Leuvense jeugdvoetballers naar een Léuvense ploeg. De fusie en eventueel een sportief succes van de eerste ploeg moet het verloop van talentvolle spelertjes tegengaan. We proberen bovendien een goede samenwerking te organiseren tussen de nieuwe fusieclub en de twee andere overgebleven grote voetbalverenigingen in het Leuvense, de provincialers Kessel-Lo 2000 en Wijgmaal.”
De kostprijs van de aanleg van Bruineveld, met een oppervlakte van 7 hectare, bedroeg 3 miljoen euro, betaald door de stad. “Dat bedrag ligt mede zo hoog door de groenaanplanting rond de terreinen. Bovendien kwamen er serieuze draineringswerken aan te pas, omdat er hier een moerassige ondergrond lag. Om het water op te vangen, moesten er ook twee waterbekkens aangelegd worden.”
Leuven mag best fier zijn op de huidige sportaccommodaties en diegene die er weldra komen, besluit Devlies. “De samenwerking tussen privé-ondernemingen, de clubs en de stad heeft gewerkt.”
‘Vaak zet men een prachtig idee op papier, maar wordt er niet overlegd met de clubs. Dat wilden wij vermijden.’
‘We willen een klimaat creëren waarin grote clubs tot ontwikkeling kunnen komen. Maar wij interesseren ons voorál voor de jeugd.’