Er zitten vreemde kronkels in de manier waarop Anderlecht met Alin Stoica omspringt. Eerst maakt de club het proces van het Roemeense godenkind en zet ze zich verbolgen af tegen zijn exeburante financiël eisen, nu wordt er toch weer met de manager van Stoica gepraat over een mogelijke contractverlenging. Alle middelen zijn goed om het talent in het gareel te krijgen.

Alin Stoica is zonder enige twijfel een begenadigde voetballer. Zijn aangeboren klasse demonstreert hij onder meer ook door de manier waarop hij de bal met de buitenkant van de voet kan spelen, een facet dat alleen de allergrootsten beheersen. Dat soort kunstenaars zijn voorbestemd om een club een meerwaarde te geven. Dat Stoica daar slechts sporadisch in slaagt mag dan karakteriële oorzaken hebben, het pleit ook niet echt voor de manier waarop er de afgelopen jaren met hem is gewerkt. De klacht dat er bij Anderlecht te weinig individueel wordt gedaan met voetballers die al op prille leeftijd bij de A-kern komen, valt al langer te registreren. Het dreef in het verleden vooral Afrikaren naar andere clubs. Het waren stuk voor stuk veelbelovende talenten die op een gegeven moment op een schrijnende manier in hun ontwikkeling stagneerden.

O

ok Alin Stoica is nog altijd dezelfde voetballer die vijf jaar geleden in Brussel arriveerde : een op flitsen drijvende technicus die bij balverlies onvoldoende functioneert. De stap naar de volwassenheid bleef uit. Het gevaar voor dergelijke talenten is vaak dat ze in de jeugd te veel worden beschermd en zich nauwelijks geconfronteerd zien met de realiteit. Dat wakkert hun nukkigheid en egocentrisme alleen maar aan. Dat Stoica vorig seizoen in een paar wedstrijden van de Champions League spetterde, was puur het gevolg van zijn talent en niet van een opleidingsproces waarin hij werd klaargestoomd voor het moderne topvoetbal dat geen spelers meer verdraagt die voor zichzelf een uitzonderingspositie claimen. Luis Figo toonde het vorige week met Real Madrid op Anderlecht : toen Marc Hendrikx vijf minuten voor tijd oprukte perste hij er met grimmige verbetenheid een spurt van veertig meter uit om de bal te recupereren. De wedstrijd was op dat moment nochtans al lang gespeeld.

Alin Stoica dreigt een enfant terrible te blijven. Het drama van de Roemeen is dat hij buiten de club omringd wordt door mensen die hem op een voetstuk plaatsen. Zijn vader koketteert met zijn talent zonder hem op welke manier dan ook te corrigeren, en zijn manager schermt met buitenlandse aanbiedingen waarvan iedereen de echtheid in twijfel trekt. Dat verhoogde het al niet geringe zelfbeeld van Alin Stoica. Hij kan niet met kritiek overweg en zet zich op een puberale manier af tegen mensen die hem onheus bejegenen. Zo pleegt hij zich ook in de groep steeds meer te isoleren en zich op het veld steeds irritanter te gedragen. Dat andere voetballers niet de bereidheid vertonen voor hem de mouwen op te stropen, is al even opmerkelijk als de manier waarop Michel Verschueren vorige week zijn gedrag hekelde. Hoe hard de manager ook kan roepen, hoe ongezouten zijn meningen vaak zijn, hij pleegt zich niet zo gauw negatief uit te laten over spelers die nog op de loonlijst van zijn club staan. Toch wil Anderlecht dit talent verder aan zich binden. In de hoop dat er ooit een wonderman komt die hem met een mengeling van fijnzinnigheid en hardheid op het juiste spoor krijgt.

Alin Stoica is de exponent van een nieuwe generatie. Hij groeit op in een periode dat het moderne voetbal met steeds extremere geldbedragen meer en meer vervreemt van de realiteit van de maatschappij. Jonge, getalenteerde voetballers hebben het daardoor steeds moeilijker om hun weg te vinden. Ze wentelen zich in een wereld van luxe en adoratie. Het gevaar op verzadiging schuilt achter iedere hoek. Zelfs Emile Mpenza leek er vorige week bij Schalke 04 niet aan te ontsnappen. Hij werd door manager Rudi Assauer op een brutale manier wakkergeschud. Frappant daarbij was dat de spelersgroep zich achter deze maatregel schaarde. Dat moet voor Mpenza een kaakslag zijn, ongeacht de operatieve ingreep die hij inmiddels onderging.

Dat uitgerekend de vroeger zo beleefde en volgzame Emile Mpenza nu op een gebrek aan inzet gewezen moet worden, is een teken van de tijd. Voetballers missen mentale hardheid en groeien bij de minste tegenslag uit tot notoire klagers. Dat heeft te maken met vorming, in en buiten de clubs. Toen René Vandereycken jaren geleden wees op de noodzaak van een psychologische begeleiding werd hij weggelachen. Terwijl de stelling dat het er aanvankelijk veel meer om gaat het mentale dan het fysieke gedeelte te ontwikkelen, steeds meer veld wint. Alleen is dat werk voor specialisten. En niet voor jeugdtrainers.

door Jacques Sys

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content