Zaterdag staan Anderlecht en Ariël Jacobs voor de altijd lastige verplaatsing naar Charleroi, de stad waar Sacha Koulberg nu voor het tiende seizoen volleybalcoach is. ‘Als voetbaltrainer ben ik jaloers op de discipline van veel volleyballers.’

‘Als voetbaltrainer ben ik jaloers op de discipline van veel volleyballers.’

Deze maand is het twee jaar geleden dat Anderlecht Bordeaux uitschakelde in de 16e finales van de UEFA Cup. Sacha Koulberg stuurde Ariël Jacobs een sms. “Het was voor het eerst na de periode- Vercauteren dat Anderlecht weer vóétbalde. Direct na de match kreeg ik al een antwoord. Ik was verrast. Ik ben hem sms’en blijven sturen.”

Koulberg nodigde zijn voetbalcollega uit op het volleybal, maar de agenda’s raakten niet op elkaar afgestemd. Zomer 2008 kwam het toch tot een ontmoeting. “Ik ben al jaren supporter van Anderlecht. Laat ons zeggen dat ik paars-wit bloed in de aderen heb. Ik had de indruk dat de sfeer in de groep bijzonder slecht was en wilde hem daarover spreken omdat ik weet dat hij zich veel in psychologie verdiept. Ik was verbaasd hoe hij naar mij luisterde. Evengoed had hij kunnen zeggen: wat gaat gíj mij nu vertellen?”

Jacobs: “Wij zaten met de naweeën van de Europese uitschakeling tegen BATE en begonnen met veel twijfels aan het seizoen. Sacha had het over groepsprocessen en het mentale aspect. Uiteraard bereid je een volleyballer anders voor dan een voetballer. Maar in welke sport je ook zit, de grondstof is overal dezelfde: de speler, dus de mens.”

Koulberg: “Ik zag veel problemen. Iederéén zag ze. Als een speler een slechte pass krijgt: hoe reageert hij dan op zijn ploegmaat? Daar kijk je naar. Ik besteed als trainer veel aandacht aan de sfeer in mijn groep. In het voetbal is dat moeilijker: er zijn meer spelers en ze zijn egoïstischer. Maar de reacties zijn dezelfde. Ik wilde mijn ervaringen met hem delen.”

Jacobs: “Zoiets zet je aan het denken. Topsport wordt vaak bepaald door details. Soms ontglippen kleine details je. Dan is het goed als iemand je erop wijst. Het zou mooi zijn mocht er een forum bestaan waar trainers uit verschillende sporten elkaar ontmoeten.”

Groepsprocessen

Over tactiek hebben ze het toen niet gehad. Daarvoor zijn volleybal en voetbal te verschillende sporten. “Maar op het mentale vlak zijn er gelijkenissen”, zijn ze het met elkaar eens.

Moet een moderne trainer niet vooral motivatiecoach zijn, meer dan een tactisch genie?

Koulberg: “Ik besteed veel aandacht aan tactiek, maar je mag de beste spelers van de wereld hebben: als ze niet willen samenspelen, vergeet het. Het grote verschil met vorig seizoen is dat de solidariteit in dit Anderlecht groter is. Boussoufa knapt ook zijn verdedigende werk op. Dat heeft Ariël erin gebracht.”

Jacobs: “Boussoufa zoekt spelers op met wie hij kan voetballen. Het is belangrijk om hem ook het respect bij te brengen voor de andere die er zal staan wanneer hij gaat. En dan moet ik die andere die zich wegcijfert, inprenten dat hij zijn mond houdt wanneer Boussoufa zich voor de derde keer vast dribbelt en het vertikt om meteen mee te verdedigen. Dat evenwicht moet je vinden.

“Een doelpunt is altijd een bonus. Daar heb je als groep hard voor geknokt, dus spelers vieren dat. Menselijk bekeken begrijpelijk, maar wat baat het als je twee minuten later een tegendoelpunt incasseert? Ik wil niet dat het werk van de hele groep door een frats teniet wordt gedaan. Vandaar dat ik soms de neiging heb om op het moment dat je eigenlijk moet juichen, recht te staan en uit te vliegen omdat bijvoorbeeld de restverdediging niet goed stond. Of omdat ik zaken zie die niet passen in mijn opvatting over het groepsproces. Zoals wanneer een doelpuntenmaker geen oog heeft voor degene die zijn doelpunt mee heeft voorbereid.”

Jonathan Legear, die twee keer op rij, tegen Ajax en tegen Cercle, na het maken van een doelpunt de gek gaat uithangen voor een televisiecamera.

Jacobs: “Dat gaat er niet in bij mij. Er staan ook boetes op. Of hun truitje uittrekken …”

Koulberg: “Ik heb nooit begrepen waarom voetballers dat doen.”

Jacobs: “In het begin maakte Lukaku salto’s na een doelpunt. Het is de pure expressie van vreugde van een jongen van zestien. Ik héb dat graag, maar wat als hij op zijn rug valt? Of zijn voet omslaat? Dan zijn wij een man kwijt en is de ploeg de dupe. Ik had het er moeilijk mee om hem daarop te wijzen, maar hij heeft het nooit meer gedaan. Dat bewijst dat hij een heel volwassen jongen is.

“Mensen moeten vooral niet denken dat ik verlang dat iedereen zo rustig en sereen blijft als ik op de bank. Ik ben niet de man die na een zege op het podium klimt, maar ik hoop één ding: dat mijn spelers het wél doen.”

Koulberg: “Het móét ook, voor het publiek. Het zou wat zijn als iedereen na een doelpunt gewoon naar zijn plaats terugkeert.”

Jacobs: “Wat was het eerste wat een doelpuntenmaker deed vroeger? Naar de assistgever gaan. Dat zie je bijna niet meer. Terwijl het de essentie is van het voetbal.”

Koulberg: “Nu wijzen ze met de duim naar hun rug. Naar hun eigen naam.”

Zwijgen met Happel

Koulberg: “Volleybal is de ultieme groepssport. Boussoufa kan iemand de bal ontfutselen, een paar tegenstanders dribbelen én scoren. In het volleybal is dat onmogelijk. Spelers zijn er ongelooflijk afhankelijk van elkaar. Wij mogen de beste aanvaller van de wereld hebben, als we hem geen set-up kunnen geven, zal hij niet scoren. En als de setter geen goede receptie krijgt, kan hij nooit een goede set-up geven.”

Jacobs: “Coaching blijft iets complex. Als jonge trainer bega je de blunder aangenaam en mooi te willen trainen. Tot je al vlug tot het inzicht komt dat het je taak is spelers en een groep beter te maken. Dus ga je gerichter trainen. Dan komt tactiek erbij kijken, maar ook daar kom je snel tot de vaststelling: het voetbal bestaat al honderd jaar. Dat wordt niet meer heruitgevonden. Dan breekt een periode aan dat je overal hoort praten over de fysieke voorbereiding. Je verdiept je erin en wat stel je vast? Dat iedereen elkaar tegenspreekt. Periodisering van twee, drie, vier, volgens anderen zés weken: wat is dan het goede? Ik heb op zeker ogenblik alles dichtgeklapt. En dan kom je bij een aspect waarover vroeger veel minder literatuur en openheid was dan nu: het omgaan met mensen. Datgene wat eigenlijk het vertrekpunt moet zijn.”

De trainer als peoplemanager.

Jacobs: “Ik hoor niet graag van die Engelse woorden. Madame Pipi is nog altijd Madame Pipi, alleen heet ze nu sanitair assistente. Meer dan ooit wordt gezegd dat een trainer een groep moet smeden. Waarom? Omdat de samenleving is geëvolueerd. Spelers zijn mondiger geworden en staan meer op hun strepen. Zoals Happel twintig jaar geleden niet praatte: dat zou nu niet meer kunnen.”

Van Sacha Koulberg wordt gezegd dat hij een type-Boskamp is.

Koulberg: (lacht) “Wel, in de auto op weg naar hier moest ik nog aan hem denken. Ik denk dat het klopt: ik ben heel extravert.”

Met alle respect, maar weinigen zullen hem ervan verdenken een groot tactisch genie te zijn. Toch was hij een van Anderlechts succesvolste trainers.

Jacobs: “Vraag de mensen om Guy Thys te typeren en wat zeggen ze? Mexico ’86. En: konijnenpoot. Is dat een nadeel? Ik zeg: beter een konijnenpoot dan géén konijnenpoot. Wat ook je manier is: als het werkt, is het goed.”

Koulberg: “Ik heb 77 interlands gespeeld en weet één ding: ik behoorde nooit tot de beste zes volleyballers van het land, maar die andere vijf functioneerden beter met mij dan met iemand anders. Ik hielp de ploeg. Bijvoorbeeld door tijdens een time-out de clown uit te hangen als het publiek niet enthousiast genoeg was. Zo ben ik. Maar vraag Ariël niet om te zijn zoals Boskamp, want dat werkt niet. Je moet als trainer functioneren zoals je bent als mens in het dagelijkse leven. Wie zich forceert, is verloren. Een groep voelt dat.”

Jacobs: “Vind ik ook. Ik spreek niet over collega’s, maar ik zie er die zich anders opstellen en zo de weg kwijtraken. Een groep doorprikt dat. Het gevolg is dat je niet meer geloofwaardig bent.”

Koulberg: “Het belangrijkste is dat je jezelf niet verandert. Anders ben je meer bezig met hoe je moet reageren dan met je boodschap. Toen Ariël hier kwam, was er veel scepsis. Nu staan ze allemaal achter hem. Ik denk dat hier nooit eerder zo veel unanimiteit is geweest over een trainer als nu.”

Niet hóé je bent is belangrijk, wel dat je jezelf blijft. Zoals Boskamp: altijd en overal dezelfde.

Jacobs: “Boskamp zal ook niet altijd lachend voor zijn groep hebben gestaan. Hij zal wel eens een speler met de grond gelijk hebben gemaakt. Jezelf zijn is geen voetbalkwaliteit, maar een menselijke kwaliteit. Waarom mag je je groep niet tonen hoe je echt in mekaar steekt? Ik stel me geregeld kwetsbaar op. Ook om de spelers duidelijk te maken dat ik dat ook van hen verlang. Dat is niet altijd aangenaam, want niet iedereen wil dat.”

Koulberg: “Voor een groep ben je altijd kwetsbaar. Wellicht zijn er trainers die het daar moeilijk mee hebben. Die doen zich dan helemaal anders voor. Het moet niet plezant zijn zo te moeten werken.”

Jacobs: “Ik zou het niet kunnen.”

Intrinsieke motivatie

Voor de saaie professor waarvoor Ariël Jacobs wel eens doorgaat, kan hij ook behoorlijk onacademisch uit de hoek komen. Voor de bekerfinale twee jaar geleden liet hij een compilatie met opzwepende muziek horen in de kleedkamer. En als Natalia en Tina Turner niet helpen, heeft hij altijd wel een inspirerende quote van Barack Obama of Michael Jordan in petto voor zijn spelers.

Omdat het doorslaggevender kan zijn dan de laatste onderrichtingen op het tactische bord?

Jacobs: “Inderdaad. Je houdt je filosofie aan, maar probeert ze telkens op een andere manier te verpakken. Soms werkt het, maar evengoed werkt het niet.”

Koulberg: “Je probeert iets te creëren waar je ploeg zich goed bij voelt. Psychologie is superbelangrijk. Neem twee even sterke ploegen, welke gaat er winnen? De psychologisch sterkste. Tennissers en andere individuele sporters gebruiken de psychologie al veel langer. Ik ben overtuigd dat het ook in teamsporten werkt.”

Jacobs: “Mentaliteit wordt vaak negatief bekeken. Alsof het zich beperkt tot ‘we vliegen erin!’ en niet opgaat voor technisch sterke of creatieve spelers. Terwijl mentaliteit de éérste vereiste is: ze moet er áltijd zijn. Technisch of creatief vermogen is wat erbij komt. Motiveren gaat ook verder dan het praatje vlak voor de wedstrijd. Het moet in je dagelijkse omgang met de spelers zitten. Met één klein speechke verander je niets.

“Eén factor wordt vaak vergeten. Iets waarmee je steeds meer wordt geconfronteerd in het voetbal en wat verklaart waarom een trainer zijn heil moet zoeken in dergelijke trucs: het gebrek aan intrinsieke motivatie. Een voetbaltrainer moet bijna constant achter zijn spelers aanzitten. Het probleem is zelfs zo groot dat het al bij de jeugd zit. Ik heb het daar moeilijk mee, maar je kunt het niet op zijn beloop laten. Dus moet je iets toevoegen.

“Ik stel vast dat de wil om te winnen er niet altijd meer is. Misschien heeft dat nog wel het meest onze nationale ploeg gekenmerkt de laatste jaren. Spelers praten over hun fierheid om die trui te mogen dragen, maar wat je ziet zijn spelers die zich niet kunnen opladen voor een nationale ploeg. Timmy Simons is nog een uitzondering. Niet de grootste voetballer, maar iemand die als mens en als voetballer in evenwicht is en weet dat hij er mentaal altijd moet staan, of het nu tegen Brazilië of tegen Lapland is.”

Vriend van Gerets

Sacha Koulberg woonde als kleine jongen al wedstrijden van Anderlecht bij. “Ik ben een Brusseleir. Ik kwam hier al met mijn vader, maar ben even weggeweest toen ik bij Racing White ging voetballen. Dat was nog voor de fusie met Molenbeek. De periode ook dat ze kampioen speelden, met Boskamp. Ik heb er gevoetbald tot de provinciale cadetten. Daarna ben ik snel weer supporter van Anderlecht geworden.”

Abonnee?

Koulberg: “Nee, daar heb ik als volleybaltrainer te weinig tijd voor. Al heb ik dit seizoen wel al een paar verplaatsingen gedaan.”

Jacobs: “De match tegen Ajax! Ik wist om hoe laat hij was aangekomen en dat hij na de match in de file stond in de sneeuw!” (lacht)

Koulberg: “Ik ben een échte. Ik draag altijd mijn paars-wit T-shirt. Eén keer heb ik er een gekregen: het truitje van Van Damme, vorig seizoen. Voor het eerst in mijn leven liep ik met een spelersnaam op mijn rug. Tot hij naar Standard wou: toen had ik er bijna spijt van.” (lacht)

Had je hetzelfde contact met de voorgangers van Ariël Jacobs?

Koulberg: “Ik heb Frankie Vercauteren leren kennen toen ik zelf nog speelde bij Lennik. Hij kwam toen kijken. Arie Haan woonde in Lennik en kwam kijken, Franky Van der Elst ook. En Jean-Luc Dehaene. Het volleybal zat toen echt in de lift.

“Een van mijn beste vrienden is Erik Gerets. Zijn ex-schoonbroer, Mart Buekers, was volleybaltrainer. Ik heb de kampioensviering met Lierse meegemaakt, twee met PSV ook en die in Brugge – spijtig genoeg. (lacht) Bij PSV nodigde hij me eens uit voor de Champions League. Kwam ik daar in het spelershome met mijn T-shirt van Anderlecht. Daar kon hij niet mee lachen. (lacht)

“Laatst had ik hem nog aan de lijn na zijn titel met Al-Hilal. Als Ariël hier vertrekt, zei ik, mag je zo komen. Eén keer was het bijna gelukt. Toen hij van Club Brugge naar PSV ging, was er contact, maar hij had zijn woord al gegeven in Eindhoven.”

Houdt de voetbalcoach evenveel van volleybal als de volleybalcoach van voetbal?

Jacobs: “Meestal vraagt men mij wat mijn zoons doen, maar ik heb ook een dochter. Zij speelt volleybal. Heel graag en heel gedreven, maar ik ga nooit kijken. Dat is een geweldige aderlating. Hoe ouder je wordt, hoe meer spijt je daarvan hebt. Als ik zie hoe volleyballers bezig zijn met hun werkinstrument, hun lichaam dus, zelfs als amateurs, dan zeg ik: daar kun je als voetbaltrainer alleen maar van dromen! Wellicht is het eigen aan de cultuur in die sport. Vraag een voetballer om uit te lopen na een wedstrijd en hij doet het niet goed omdat hij het belang ervan niet beseft. Zelfs in ons jeugdvoetbal wordt dat niet meegegeven.”

Koulberg: “De motivatie bij een jeugdspelertje is al vaak: ik wil veel geld verdienen later. Een volleyballer zal dat nooit denken.”

Jacobs: “Mijn dochter is erin getuimeld omdat mijn vrouw volleybalde. Het intrigeert mij nog altijd hoe zij van nul is begonnen – want met je kinderen volleybal je niet in de tuin zoals je met hen voetbalt – en door hard te werken een hoger niveau heeft bereikt dan veel voetballers. Als voetbaltrainer ben ik jaloers op de discipline van veel volleyballers.

“Wat me ook intrigeert, is de time-out. Dan zie je hoe die spelers allemaal naar hun trainer luisteren. In het voetbal is dat ondenkbaar. Volgens mij omdat het algemeen opvoedkundig aspect in onze voetbalopleiding nihil is.”

door jan hauspie

Het grote verschil met vorig seizoen is dat de solidariteit in dit Anderlecht groter is.Sacha Koulberg

Ik zie collega’s die zich anders voordoen dan ze zijn en zo de weg kwijt-raken. Ariël Jacobs

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content