Op 15 juni 2003 stapte Herman Van Holsbeeck Anderlecht binnen als manager. Tien jaar later blikt hij terug en kijkt hij vooruit naar wat komen gaat.

Op een foto in S/VM van 25 juni 2003 schudden Michel Verschueren en Herman Van Holsbeeck elkaar breed lachend de hand bij de eerste werkdag van de nieuwe manager van Anderlecht. ‘Nieuw is dat soort foto’s niet’, luidt het commentaar: anderhalf jaar eerder poseerde Verschueren ook al eens amicaal met Alain Courtois en nog een paar jaar daarvoor met Paul Courant. ‘Ook de keurige Van Holsbeeck zal snel genoeg ervaren dat je binnen dit Brussels voetbalbolwerk vooral goed moet kunnen zwemmen om niet te verdrinken.’

Eén week na Van Holsbeeck ging bij toenmalig landskampioen Club Brugge Marc Degryse aan de slag als sportleider. Lang hield hij het er niet vol. Van Holsbeeck daarentegen zit tien jaar later steviger in het zadel dan ooit. Toen hij aan de slag ging, was Anderlecht vier keer kampioen geworden in tien jaar en hanteerde het een budget van 22 miljoen euro. Tien jaar later is dat budget met bijna de helft gestegen, naar 35 miljoen, en vierde Anderlecht zijn zesde titel met Van Holsbeeck.

Wat gaat er door u heen als u de foto’s van toen terugziet?

Herman Van Holsbeeck: “Dat mijn leven serieus veranderd is. Bij Lierse en RWDM kon ik mijn privéleven goed afschermen van het voetbal. Toen ik mijn contract tekende bij meester Danny Spreutels waarschuwde de voorzitter: ‘Ça va changer ta vie.’ Anderlecht is Lierse én Molenbeek maal tien. De dag waarop ik hier binnenstapte, stonden de camera’s klaar en wou Luk Alloo me iets laten doen om het verschil tussen mij en Michel Verschueren te tonen. Ik wist meteen: al wat je hier doet, wordt uitvergroot, je krijgt niet meer de kans om een fout te maken zonder dat heel België weet wat er gebeurt.

“Ik heb zes maanden low profile goed rondgekeken, omdat ik wist dat ik vanaf 1 januari 2004 de volledige verantwoordelijkheid zou dragen.”

Herinnert u zich nog wanneer Anderlecht u vroeg?

“Net na Alain Courtois deed Philippe Collin me een voorstel. Ik vond de jobomschrijving én de afbakening met de taken van Michel Verschueren toen niet duidelijk genoeg en besliste het niet te doen. Zes maanden later kwam Anderlecht terug, met een beter voorstel: zes maanden observeren en dan echt beginnen. Toenmalig Liersevoorzitter Gaston Vets zei me dat ik dat moest doen, dat ik geen derde keer die kans zou krijgen. Toen heb ik bedacht dat ik heel mijn leven spijt zou hebben als ik het niet zou doen, Brusselaar zijnde.”

Nooit gedacht aan wat uw twee voorgangers was overkomen?

“Toen mijn vader hoorde dat ik getekend had op Anderlecht, snapte hij dat niet. ‘Weet ge waar ge aan begint, Verschueren opvolgen die daar 35 jaar is?’ Ik heb gezegd: ‘Pa, ik ga dat doen.’ Ik wist: zodra er iets misloopt, gaat men naar Verschueren stappen. Het enige wat ik kon doen, was zo veel mogelijk winnen. Toen we al in mijn eerste jaar kampioen werden, zei men nog: ‘Dat is maar vijftig procent de verdienste van Van Holsbeeck.’ Intussen zijn we zes keer kampioen geworden.

“Als het moet, ben ik een straatvechter. Ik probeer met iedereen door dezelfde deur te kunnen, maar als ik mij in iets vastbijt, ga ik ervoor. In dit soort functies moet je je eerst bewijzen. Vanaf dag één voelde ik de steun van de familie Vanden Stock. Je bent maar zo sterk of zo zwak als degene die boven jou staat je toelaat te zijn.

“Algauw kreeg ik een dossier dat mijn carrière kon breken of maken. Met Aruna Dindane waren duidelijke afspraken gemaakt over bedragen en datums van een mogelijk vertrek. Het Engelse bod dat Dindane kreeg, was te laag en te laat, niet wat afgesproken was, maar Dindane zei: ‘Als ik niet weg mag, stap ik op.’ Die zaterdag belt Hugo Broos me om te zeggen: ‘We hebben een probleem.’ Na de match vraagt de pers me: hoe ga je dat oplossen? Ik heb toen gezegd: ‘Hij komt terug.’ Dat was blufpoker. Ik heb toen het vliegtuig genomen naar Ivoorkust, heb een vriend ingeschakeld die daar zaken deed: Serge Trimpont. Serge heeft me geholpen om dat dossier op te lossen. In het voetbal heb je mensen nodig die respect hebben voor jou en die bereid zijn om je te helpen als je in een moeilijke positie zit. Als je met iedereen overhoop ligt, is dat moeilijker. Dat was een kantelmoment. Toen ik terugkwam, had ik intern al een pak meer krediet.”

Pitbull

Waar bent u de voorbije tien jaar het meest trots op geweest?

“Dat ik de manier van werken drastisch veranderd heb. Vóór mij dacht de buitenwereld dat Anderlecht maar één man was: Michel Verschueren. Ik begreep snel dat het voetbal zo evolueerde dat je op alle diensten specialisten moest hebben. Het eerste wat Anderlecht nodig had, was een persverantwoordelijke. Ik holde constant achter de feiten aan. Ofwel ben je met je job bezig, ofwel met de media. Mister Michel was op het eind van zijn carrière misschien meer met de media bezig dan met andere dingen. Ik probeerde op alle posities jongeren kansen te geven om samen met mij door te groeien.”

U hebt nog een jaar met Constant Vanden Stock gewerkt. Wat hebt u van hem geleerd?

“Hij deed van die uitspraken waarvan ik dacht: die moet ik onthouden. Bijvoorbeeld: ‘Ga nooit naar een verkiezing wanneer je vooraf niet zeker bent dat je verkozen zult worden.’ Toen ik twee of drie keer mijn tanden toonde op vergaderingen heeft hij me eens apart genomen: ‘Menneke, ik peins dat ge ne goeie zijt, maar ge maakt met iedereen ruzie, het wordt tijd dat ge iemand naast u zet die een pitbull is, die blaft in uw plaats.’

“In mijn functie kun je een tijd low profile blijven, maar daarna moet je je tanden tonen. Wil je iets veranderen binnen een instituut dat al dertig jaar succes heeft, dan kom je met mensen in conflict. Toen heb ik René Trullemans als assistent gehaald. Zo kon ik meer afstand houden en maakte ik minder ruzie. Maar het belangrijkste is dat je van bovenaf gesteund wordt. Af en toe riep Roger Vanden Stock me en waarschuwde me waarvoor ik moest opletten. Ofwel houd je daar rekening mee, ofwel gooi je je eigen ruiten in.”

Is het gemakkelijk om uw eigen ego opzij te zetten?

“Het was de enige weg. Als je jong bent, is alles wit of zwart. De voorzitter heeft me geleerd dat veel dingen grijs zijn, en dat je ze soms grijs moet laten. Tevoren was het bij mij wit of zwart. Nu weet ik wanneer ik in de schaduw moet blijven en wanneer niet. Constant heeft me ook geleerd: ‘Blijf wie ge zijt, probeer geen typetje te spelen.’ Het leverde zes titels op, drie tweede plaatsen en één derde. Vooral die derde plaats heb ik onthouden. Want dan word je uitgefloten als manager in een grote club.”

Was die derde plaats uw moeilijkste moment in de voorbije tien jaar?

“Ja. Langs de ene kant heb je Mbark Boussoufa,die nog één jaar contract heeft en van wie je weet dat hij dat niet zal verlengen, en langs de andere kant de Russen die 8 miljoen netto willen dokken. Dan weet je: als ik die nu niet verkoop, krijg ik na het seizoen nog maximaal 3 miljoen. Dus nemen we die 8 miljoen, omdat we die nodig hadden. Na die competitie waren we eerste, maar na de play-offs eindigen we als derde en staat het kot op zijn kop.”

Was de zaak-Boussoufa te vergelijken met de zaak-Dindane?

“Ja. De zaak-Dindane heeft me geleerd dat je met spelers een carrièreplanning moet afspreken. Dindane heeft dat jaar bijna niets meer gedaan en een jaar later hebben we hem verkocht voor de helft van de prijs. Met Dieumerci Mbokani en Cheikhou Kouyaté hebben we afspraken gemaakt over een transfer. Je moet geen ruzie maken, want daar blijft altijd iets van hangen.

“De laatste jaren doet Club Brugge de meeste inspanningen. Mij motiveert dat enorm. Dan denk ik: we zullen nog weleens zien wie de sterkste is. Mijn vrouw zegt altijd: ‘In crisismomenten ben jij op je best.’ In plaats van tien op twaalf pakten we vijf op achttien en voelden we dat iedereen hoopte: als kleinduimpje nu toch maar eens de reus zou kloppen.”

Verstandige coach

Hebt u in die tien jaar eigenlijk rustige momenten beleefd op Anderlecht?

“De eerste vijf maanden van het afgelopen seizoen, toen het op wieltjes liep.”

Met het beste voetbal van de laatste tien jaar?

“De eerste vijf maanden was dat toch het voetbal waarop de traditie van Anderlecht is gebouwd.”

U dweepte met John van den Brom.

“Hij heeft als trainer iets wat hem een carrière gaat bezorgen in landen die beter zijn dan België.”

Leg dat eens uit.

John van den Brom is iemand die met vijf op achttien toch die negatieve spiraal omkeert en kampioen wordt. Vandaag is het in een topclub belangrijk dat je trainer een goeie people manager is, dat de spelers voor hun coach respect hebben en door het vuur gaan. Het was de eerste keer dat hij werkte met mannen als Mbokani, MilanJovanovic of Lucas Biglia. Altijd tegen die mannen zeggen waar het op staat en toch bekomen dat ze twee dagen later voor hun coach trainen alsof hun leven ervan afhangt: wie dat kan, heeft iets speciaals.”

Is dat zijn verdienste geweest of de uwe?

“Spelers hebben zeer vlug door of een coach de steun heeft van het bestuur. Sinds ik hier ben, is dat altijd het geval geweest. Als er iets is, zoals onlangs met de scheidsrechter, wordt er tegen de coach wel iets gezegd. Een verstandige coach houdt daar rekening mee. Voor een koppige coach die toch op die lijn doorgaat, kan dat het begin van het einde zijn. Maar wij laten altijd een trainer zijn ding doen. Op een bepaald moment had Hugo Broos een probleem met Walter Baseggio,die volgens hem niet samen kon spelen met Pär Zetterberg.Ik heb toen gezegd: ‘Hugo, maak het niet erger dan het is, stel die alle twee op.’ Als je dan een trainer hebt die zegt: ‘Ik doe dat niet’, dan respecteren we dat, maar dan weet die ook dat hij moet maken dat hij altijd wint.

“Uiteindelijk is voetbal niet zo moeilijk. Maak het dan ook niet te moeilijk. Je hebt hier een paar mensen die van voetbal iets kennen. Dan trekken we samen een lijn, en dan mogen ze schrijven of roepen wat ze willen. Als het crisis is, lees ik niets.”

Dat zal wel.

“Mijn vader heeft me ooit na een paar nederlagen gebeld: ‘Ik heb hier vandaag Het Laatste Nieuws: lees dat niet.’ Ik heb dat toen toch gelezen. Twee, drie dagen lang voelde ik me de grootste nul. Daarna heb ik besloten: als het brandt, trek ik mijn lijn. Die ga ik volgen, de deur gaat dicht en iedereen mag schrijven of schreeuwen wat hij wil. Maar ik weet dan ook: ik moet kampioen worden, anders krijg ik alles over me heen. The winner takes it all.

“Waarom zijn we vorig jaar kampioen geworden? Omdat in de staf rond Van den Brom een wil was om dit nog om te buigen. Dat is niet altijd zo. Vorig jaar ben ik voor het eerst in mijn carrière tien keer mee op afzondering geweest. Na één wedstrijd, 1-1 tegen Kortrijk, wist ik als manager al wat me na het seizoen te doen stond, kampioen of geen kampioen. We hebben toen de omkadering en de technische staf grondig herzien. Dat we afgelopen seizoen een staf hadden die helemaal achter de trainer stond, maakte op het einde het verschil.”

Intern begeleiden

Welke lijn houdt u als manager aan ten opzichte van trainers? Het afgelopen jaar ontstond de perceptie dat Anderlecht op aangeven van Van den Brom vooral spelers haalde uit Nederland. Volgt u de trainer in zijn sportieve keuzes of is dat meestal omgekeerd?

“Zoals ik me hier als manager heb moeten bewijzen, moet ook een trainer zich bewijzen door de juiste keuzes te maken. Vorig jaar zochten wij een linksbenige verdediger. Van den Brom suggereerde Bram Nuytinck,die in onze scoutingrapporten niet unaniem hoog scoorde. Vandaag noem ik Nuytinck een absolute meerwaarde, en denk ik dat we onze coach moeten volgen. Van den Brom wil ook niet tot elke prijs zijn gelijk halen. Hij durft ook toe te geven dat hij ontgoocheld was in wat Demy de Zeeuw de eerste maanden bracht. Ik heb trainers meegemaakt die, als je suggereerde dat een bepaalde speler weleens een kans mocht krijgen, ervoor zorgden dat die nooit een kans kreeg.”

Wat doet u dan?

“Dat pak je mee in je beoordeling van die trainer.”

Als Biglia na zijn migraine weer in de armen gesloten wordt door de trainer, laat u begaan?

“Biglia was spelbepalend voor de kern van het afgelopen seizoen. Wat doe je dan: in je eigen vlees snijden en hem zes weken of zes maanden aan de kant schuiven? De manier waarop wij Biglia en Mbokani intern begeleiden, is onze zaak. Jullie mogen schrijven wat jullie willen, dat wij veel te braaf zijn, dat hij een fikse boete moet krijgen. Het enige wat telt, is dat we op het eind van het seizoen ons doel halen.”

U hebt uw kapitaal willen redden.

“Natuurlijk. Anders doen we aan kapitaalsvernietiging. Als ik op zo’n moment mijn emotie laat spreken, zit ik niet op mijn plaats. Ik kan heel goed mijn emoties onder controle houden.”

Naar buiten toe haalt zijn ego het op zo’n moment wel van het uwe.

“Denken jullie nu echt dat we Biglia intern niet gezegd hebben waar het op staat? Heb je achteraf zijn makelaar nog horen klagen of protesteren? Je moet weten of je in een sterke of een zwakke positie zit. In het geval van Biglia stonden we sterk: hij had nog twee en een half jaar contract. Blijft hij in Argentinië, zijn wij sportief de klos voor dat seizoen, maar wie is dan het grootste slachtoffer? Hij toch. Aruna betaalde met wat hij bij ons verdiende dertig man in zijn entourage. Ook Biglia onderhoudt veel mensen in zijn omgeving. Als hij zijn contract verbreekt, stopt ook de betaling.”

U had het daarnet over het binnenhalen van specialisten. Maar een technisch directeur is hier nooit gekomen. Dat bent u zelf.

“Bij AC Milan beslist Braida samen met Galliani. Hoe meer mensen je in je sportieve structuur zet, hoe ingewikkelder het wordt. Ik moet als general manager de trainer uit de wind zetten en zien dat de technisch directeur van de jeugd, Jean Kindermans, op dezelfde lijn zit als de hoofdtrainer. Dat is hier momenteel het geval.

“Het is niet de general manager die tien keer naar Argentinië moet gaan. In twee jaar zijn we wel twintig keer daar geweest. Van de vijf die we toen gehaald hebben, is er één niet geslaagd: Leiva,die al in het begin een twijfelgeval was. Nu doe ik dat minder omdat ik mensen heb die ik honderd procent vertrouw, vijf, zes mensen die constant het vliegtuig nemen.”

Moet u soms in uw functie geen dingen doen of met mensen handelen waarbij u uw ethische principes opzij moet zetten?

“Als je vandaag als club nog geld wilt verdienen, kan dat alleen in Engeland of Oost-Europa. Ik kan alleen maar zeggen dat die mensen van Terek Grozny tegenover ons in alle opzichten correct zijn geweest. Terwijl je met Santander vijf jaar moest vechten om je beloofde centen te krijgen.”

U hebt altijd gezegd dat u geen geld pakt op transfers. Komt u nooit in de verleiding om met bepaalde makelaars in zee te gaan?

“Wanneer bepaalde makelaars u vasthebben, wordt het moeilijk om een speler te weigeren die ze u aanbieden. Ik beslis nog altijd of iemand komt, ik kan tegen iedereen zeggen: sorry, maar dit doe ik niet. We hebben geen huismakelaars, wel managers van wie ik weet dat ze in bepaalde landen niet langs de nummer vier moeten passeren maar meteen bij de verantwoordelijke aankloppen. Het belangrijkste voor een manager zijn zijn contacten. Als je probeert met iedereen correct te zijn, kun je al eens iemand bellen als je een probleem hebt, en zal die iets voor je doen. Als je met iedereen ruzie maakt… Roger Van den Stock zegt me altijd: ‘Il faut vivre et laisser vivre.’ Natuurlijk moet je, als iemand voor jou ergens een kraan opendraait, hem daar ook voor betalen. Anders draait hij de volgende keer de kraan voor iemand anders open.”

Defour

Doet u deze job nog tien jaar?

“Ik ben nu 58, ik heb altijd gezegd dat ik dit maximaal tot mijn 60e doe. De voorzitter gaat dit ook geen tien jaar meer doen.”

Bent u zeker dat u uw moment om te gaan zelf zult kunnen kiezen?

“Ja. Als jonge manager vraag je je af: vlieg ik niet buiten als ik dit of dat doe? Als oudere manager ben je meer onafhankelijk. De baas in deze club is mijnheer Vanden Stock.”

Meer dan Philippe Collin?

Absoluut. Met Roger Vanden Stock klikte het vanaf dag één. Als je door 15.000 mensen uitgejouwd wordt en je komt in je bureau en kunt niets meer zeggen, zo wit als een lijk, helemaal kapot, en die voorzitter komt binnen en zegt: ‘Zolang ik voorzitter ben, mag heel België u uitspuwen. Ik ben tevreden over u en wil dat ge blijft.’ Dan ga je naar huis met een goed gevoel.

“Ik heb ooit Marc Degryse op een crisismoment weten vertrekken bij Club. Als je dan niemand hebt die zegt: ‘Neen, we gaan samen door’, ben je dood. Ik heb de afgelopen tien jaar twee, drie van zulke kantelmomenten meegemaakt. Telkens heeft mijnheer Vanden Stock me daardoor gehaald. Je bent maar zo sterk of zo zwak als de man die boven je staat wil dat je bent. Daarom zeg ik: mijnheer Vanden Stock zal beslissen wanneer het hier stopt voor mij. Of dat binnen twee of vier jaar is, bepaalt hij. Ik moet hem eeuwig dankbaar zijn. Ik heb hier kansen gekregen die anderen niet gekregen hebben.”

Verbindt u uw lot aan dat van Roger Vanden Stock?

“Ja. Ik wil niet belanden in een situatie waarin men in een wijde boog om mij heen loopt. Als je talent hebt, moet je de kansen geven aan jonge mensen om door te groeien. Maar ik doe mijn job nog altijd heel graag. Ik heb van mijn hobby mijn beroep kunnen maken. Vroeger zat ik in het stadion onder de tribune, ik zag niets. Nu zie ik elke dag wat hier rondloopt. Wij hebben zo veel talent, maar vroeger deden we daar veel te weinig mee. Volgend jaar gaan we verrassen met nog een aantal jonge spelers. Er komen nog Praetsen Bruno‘saan.”

Terwijl u in uw eerste jaar Maarten Martens gewoon liet vertrekken.

“En Dries Mertens! Nu wordt er overlegd welke groeimarges bepaalde spelers nog hebben, wie we moeten uitlenen om ze sterker te laten terugkeren. Volgend jaar zal Van den Brom pas zijn echte grote kwaliteit kunnen tonen. Waar hij was, heeft hij met veel jonge spelers fantastische resultaten gehaald.”

Kan dat ook bij Anderlecht, dat prijzen moet pakken?

“Dat kan ook hier. Vroeger hebben we Steven Defour gemist omdat wij het busje niet wilden betalen om hem te halen en terug te brengen. Vandaag investeren wij in jonge talenten. We weten: als we hun omgeving geen sportief en financieel project voorleggen, zijn ze weg. De enige manier om in de toekomst ons niveau te houden is deze aanpak. Alleen moeten jongeren, wanneer ze in de kern komen, beter begeleid worden in wat ik hun ‘postformatie’ noem. Als ze niet opgesteld worden, is gewoon meetrainen met de A-kern niet genoeg om zich verder te ontwikkelen.”

Wat wilt u nog bereiken?

“Van de zes keer dat we Champions League speelden, waren er vier campagnes waarin ik al na vijf minuten op mijn horloge keek om af te tellen: zo groot was het niveauverschil. Alleen toen we in de reeks met Lille OSC, AEK Athene en AC Milan speelden én afgelopen jaar, hadden we een kans om ons te plaatsen als nummer twee of drie. Dat zou ik graag nog eens bereiken, de tweede ronde van de Champions League. Ajax heeft dat ook eens gekund, een paar jaar geleden. Tegen de sjeiks kunnen we niet meer op, maar met ons voetbal in Europa weer respect verdienen: dat kan.”

DOOR GEERT FOUTRÉ EN PIERRE DANVOYE

“Vroeger hebben we Defour gemist omdat wij het busje niet wilden betalen om hem te halen.”

“Mijn vrouw zegt: op crisismomenten ben jij op je best.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content