Wilfried Peeters, de man die in de volgwagen van Quick-Step aan de touwtjes trekt, maakt zich op voor D-day. ‘Voor Boonen is het beter om met twee kopmannen aan te treden.’

P loegleider zijn, dat is voorafduizend plannen en scenario’s uitdenken, om deze na 150 kilometer wedstrijd uit je raampje te kieperen omdat de wind verkeerd draait of je kopman valt. Beslissingen worden in een fractie van een seconde genomen, vaak zuiver op koersinstinct. Sinds hij twintig jaar geleden voor het eerst zijn plaats vond in het profpeloton, droomt, leeft en ademt Wilfried Peeters (41) koers. In 2002 stapte hij rechtstreeks van de fiets de volgwagen in, om daar zijn troepen aan te sporen alsof hij nooit wat anders gedaan had. “Ik ben minder nerveus in de volgwagen dan voor de tv. In de auto voel ik het beter aan, kan ik het beter sturen. Je hebt de zaken in de hand, al doe je vijf dingen tegelijk : de koers volgen op het tv-scherm, je renners in het oog houden, je rondeboek raadplegen, luisteren naar de koersradio en met je renners praten. Te midden van dat alles krijg je ook nog vijftien telefoons van André Méganck ( van de Sporza-liveverslaggeving, nvdr). ( lacht) Dan durf ik wel eens uit mijn krammen schieten, maar die mensen doen ook maar hun werk, natuurlijk.”

Aanstaande zondag zal de Fitte ook weer lichtjes nerveus zijn als hij Tom Boonen naar een tweede of Paolo Bettini naar een eerste overwinning in Vlaanderens mooiste probeert te leiden. Want de Ronde van Vlaanderen, dat blijft een speciale koers.

Wilfried Peeters : “Het grote verschil tussen de Ronde van Vlaanderen en een andere wedstrijd is dat je in de Ronde een scheve situatie nog kan rechtzetten. Wie op een bepaald punt niet mee is, kan er op een van de volgende bergjes altijd nog naartoe springen. Je mag zéker nooit panikeren. Ik heb situaties meegemaakt waarin Johan Museeuw viel en minuten achter lag, maar in de Paddestraat van de ene renner naar de volgende reed en uiteindelijk toch nog won. Als je op de Kwaremont lek rijdt, neem je een ander wiel en kan je na de Patersberg nog terugkomen bij de eersten. Als er in Milaan-Sanremo op de Capo Berta iets met je kopman gebeurt, is dat een ramp. Dan rijdt er meteen honderd man van je weg.”

Hoeveel scenario’s neem je vooraf door met je renners ?

“Eigenlijk is Milaan-Sanremo de enige wedstrijd die je vooraf op papier kan zetten. Bij uitvallen onderweg mag er niemand van Rabobank, Milram of Crédit Agricole mee zijn. Gebeurt dat wel, dan moet je meteen reageren en het gat dichtrijden. Die ploegen hebben hetzelfde doel als wij : een massasprint. Je wil dus dat zij bondgenoten worden in de wedstrijd, en dat kan alleen als ze niemand vooruit hebben. In de afgelopen Milaan-Sanremo was afgesproken dat Bettini één keer zou proberen, aan de voet van de Poggio. Was boven alles bij elkaar, dan zouden we honderd procent de kaart Boonen trekken. Doordat Pozzato mee was in de ontsnapping, konden we het werk echter overlaten aan de andere sprintersploegen, waardoor de trein van Milram ontregeld raakte. In de eindfase zat Tom wel even in een moeilijke situatie : hij moest in een fractie van een seconde beslissen of hij begon te sprinten of niet. Zijn vrees was : ‘Als ik op 250 meter van de meet aanga, dan kan het zijn dat ik Pozzato pak, maar dat ik geklopt word door Petacchi.’ Door die kleine aarzeling van Tom en het feit dat Milram niemand meer had, omdat Zabel te vroeg op kop gekomen was, is de sprint heel laat op gang getrokken. En won Pozzato.”

Maar zoiets kan dus niet in de Ronde van Vlaanderen ?

“In de Ronde kan je niet zeggen : ‘We vallen op die of die helling aan. ‘ Je moet je constant aanpassen aan het verloop van de wedstrijd. Het is ook geen ramp als er drie, vier mannen van een concurrerende ploeg wegrijden, want je kan op de hellingen nog heel veel rechtzetten. De plaats waar je aanvalt, hangt ook sterk af van het koersverloop. Staat er veel wind ? Is er een groep weggereden ? Als ze voor de Kwaremont al eens goed op kant gereden zijn, dan geef je je ploeg de opdracht om daar á bloc te gaan en alles overhoop te gooien. Maar als de koers voor de Kwaremont niet hard gemaakt is, heeft dat weinig zin, want dan offer jij renners op terwijl het gros van het peloton toch nog kan terugkomen. Ik corrigeer het best in een wedstrijd.”

Quick-Step rijdt de Ronde met Boonen, Bettini, Nuyens en Pozzato. Dat zijn in principe vier kopmannen.

“( snel) Vier mannen die kunnen profiteren van de situatie. Dat is onze sterkte : een goede tweede lijn met renners die het ook kunnen afmaken.”

Geeft dat dan geen problemen in de koers ? Wil iemand als Nuyens of Pozzato zich dan niet sparen ?

“Pozzato heeft zich in Milaan-Sanremo toch ook niet gespaard. Nick, die Milaan-Sanremo puur in dienst reed om sterker te worden voor de Vlaamse klassiekers, had op de Capo Berta al een selectie doorgevoerd. Pozzato wou hetzelfde doen op de Cipressa en ging daarbij zo hevig tekeer dat Tom hem moest temperen.”

Boonen en Bettini worden in de Ronde van Vlaanderen dus de absolute kopmannen ?

“Ik denk dat het best is dat we met twee kopmannen werken. Je kan de wereldkampioen en de olympische kampioen niet vooraf in dienst zetten, zoiets moet je afhankelijk van de wedstrijdsituatie bepalen. Vorig jaar was alles voor Boonen, maar ik denk dat het voor hem makkelijker is met een wisselkopman. Anders raak je sneller geïsoleerd. Tom wordt nu honderd procent geviseerd, ze gaan met vijftig man rond hem hangen. De andere ploegen rijden niet om te winnen, maar om Boonen te doen verliezen. De sterkte van ons team is dat we als ploeg willen winnen. Liefst natuurlijk Boonen, maar als het niet kan, moet je iemand anders hebben.”

Stel : Bettini demarreert op Tenbosse, Van Petegem springt mee en Boonen moet het gat laten vallen. Zit hij dan in de tang ?

“Dan moet je in de situatie van de wedstrijd bekijken of Bettini Van Petegem kan kloppen. Als Bettini denkt dat het niet kan, laten we hem niet meewerken. Vervolgens wordt Van Petegem nerveus en kan Boonen terugkomen. Dat zijn situaties die je individueel in de wedstrijd moet bekijken. Ik zit met veel dingen in mijn hoofd, maar ik wil niet te veel prijsgeven van onze plannen.”

Wat maakt Quick-Step op dit ogenblik zoveel sterker dan andere ploegen ?

“Voor de eendagskoersen beschikken we over twaalf, dertien renners voor acht plaatsen. Dat betekent dat we meteen iemand anders hebben als er iets gebeurt, en dat we regelmatig kunnen wisselen, waardoor we met een frissere ploeg aan de start komen. Daarbij komt dat de jongens boven zichzelf uitstijgen door de prestaties van Boonen en Bettini. Als de kopman afmaakt, zoals Boonen in Parijs-Nice of Bettini in Tirreno, dan willen de jongens allemaal heel hard. Dat hoor je de dag nadien meteen aan de telefoon : wie er niet bij is in een bepaalde koers, is al meteen nerveus voor de volgende.”

In hoeverre stuur jij Tom Boonen ?

“Vorig jaar zat er tijdens Parijs-Roubaix een cameraploeg in mijn auto en toen ze de beelden van mijn instructies – in het plat Mols – tegen de beelden van Tom monteerden, was dat perfect. Op Carrefour de l’Arbre zag ik dat Backstedt kapot zat. ‘Laatste man gaan hangen, kies het wiel van Flecha. Rapper ! Rapper ! Erover, erover ! Backstedt lost ! Nog eens doortrekken ! Hij hangt op honderd meter !’ Op die gemonteerde beelden was Tom precies een poppetje, hij volgde mijn instructies perfect. Natuurlijk moet je er ook altijd rekening mee houden dat het beeld dat je als ploegleider in de wagen ziet, twee seconden later is.”

Babbel jij constant tegen je renners ?

“Je moet nuttige informatie geven, ik hield vroeger ook niet van iemand die zaagde in mijn oor. Ik heb de indruk dat Tom apprecieert wat ik zeg, hoewel hij de koers zelf heel goed aanvoelt en ook zijn eigen beslissingen neemt. Die demarrage op de Bosberg vorig jaar in de Ronde van Vlaanderen, daar zat ik voor niks tussen. Hij speelde echt alles of niks en dan vloek je wel eens in de volgwagen : ‘Shit, wat doet die nu ?’ Je moet echter vertrouwen hebben in de kopman : híj rijdt daar vooraan, híj voelt de concurrentie. Weet je dat Tom pas vorige week de beelden van de Ronde opnieuw bekeken heeft ? Vond hij zelf toch ook wel spannend. Ik heb hem gezegd : ‘Kan je je voorstellen wat wij op dat moment meemaken in de volgwagen ?'”

Moet je hem vaak intomen ?

“Neen, hij koerst niet overenthousiast. Als ploegleider heb je eigenlijk geen werk met hem. Stel je vooral niet voor dat wij uren en uren met hem babbelen over de koers en zijn programma. Je legt hem gewoon een aantal zaken voor : ‘Tom, dit en dat zijn we van plan, die en die wedstrijden.’ Tom geeft dan meteen aan wat hij goed vindt en wat niet. Hij draait nooit rond de pot. Hij weet perfect wat hij wil. Toch luistert hij heel goed naar bepaalde mensen. Dat is plezant : als je er iets tegen zegt, voel je dat hij het opneemt.”

Hij lijkt ook over een soort magische gave te beschikken om een ploeg achter zich te scharen. Hoe doet hij dat ?

“Hij komt altijd voor zijn mannen op en daar is hij heel eerlijk in. Kevin Hulsmans is zijn beste vriend, maar als Wilfried Cretskens in Milaan-Sanremo de voorkeur krijgt op Kevin, dan maakt Tom daar geen problemen van. Hij zal ook nooit kwaad spreken over iemand. Iedereen gaat door een vuur voor hem. Ze hebben geweldig veel respect voor Tom. Binnen de ploeg toch.”

En buiten de ploeg ?

“Ja, daar zien ze hem liever niet komen natuurlijk, want hij is een concurrent.”

Ergert jou dat, dat ze op zijn wiel rijden ?

“Dat is normaal, hé. Stel je eens in hun plaats.”

In Parijs-Nice hebben jullie op een bepaald moment wel de achtervolging stilgelegd omdat niemand wilde helpen.

“Eerst en vooral : we hadden al twee ritten gewonnen, ons doel was bereikt. Toen dat groepje wegreed, vroeg Tom meteen : ‘Moeten we wel rijden ?’ Ik vond dat we het goede voorbeeld moesten geven, dus zei ik : ‘Ik zet er ééntje op kop, komt er zo dadelijk niemand helpen, dan stoppen we.’ Ik ben rond geweest bij de andere ploegleiders, niemand wilde komen helpen, dus heb ik de zaak stilgelegd. De voorsprong werd 20 minuten, en daarna 25… Voor mij hoeft het niet, hé. Laat de mannen die nog niet gewonnen hebben maar nerveus worden.”

Durf je zoiets ook in de Ronde van Vlaanderen ?

“Waarom niet ? Pas op, ik ben geen ezel, ik hang niet zomaar de klootzak uit. Vorig jaar hebben we in de Tour ook met Davitamon-Lotto samengewerkt omdat we dezelfde belangen hadden. Maar als het er echt op aankomt, durf ik alles riskeren. Natuurlijk moet je wel een goede reden hebben waarom je dat doet. Je moet aanvoelen wanneer je blufpoker kan spelen. Ik denk dat de concurrentie ook wel graag wil winnen.”

Ze zullen het bij Davitamon-Lotto graag horen.

LOES GEUENS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content