‘Het doel van het leven,’ oordeelt Alexandros Kaklamanos, ‘is toch niet de stress, dacht ik ?’ Dus geniet hij ook bij AA Gent. Monoloog van een zondagskind.
Alexandros Kaklamanos : “Succes bij vrouwen is, denk ik, eigen aan veel voetballers. Maar mijn vrouw is zo belangrijk voor mij, dat ik dat allemaal van op afstand bekijk. Het liefst ben ik thuis met haar. Zij is de enige die heel dicht bij mij staat in België. In het begin dat ik hier voetbalde, was het moeilijk voor onze relatie, omdat we toen nog niet getrouwd waren. Ik zat hier helemaal alleen. Toen ze na een jaar overkwam, dacht ik dat het heel zwaar zou zijn voor haar. Maar ze wist al van bij het begin wat voor job ik had en wat de gevolgen daarvan konden zijn, dus ik heb haar eigenlijk nooit horen klagen. Integendeel. Zíj is degene die mij vertrouwen geeft als ik het moeilijk heb.
“Maar als ze iets ziet op tv, als iemand in een talkshow vertelt over zijn leven, kan ze zomaar beginnen te wenen. Meestal moet ik dan lachen ( lachje). Mijn vrouw is heel emotioneel. Ik ben wat dat betreft helemaal anders. Dat zorgt wel voor een zeker evenwicht in onze relatie. Eén keer, kan ik me herinneren, heb ik spontaan gehuild : toen ik bij Olympiakos inviel en twee minuten in de blessuretijd een belangrijk doelpunt maakte door de bal door de benen van de keeper te koppen. Bijna bleef hij steken in de modder, maar hij ging er via zijn been net in. Toen kon ik mijn tranen echt niet meer bedwingen, omdat ik ineens voelde dat ik heel veel mensen gelukkig had gemaakt.
“Doelpunten zijn als kinderen : als jij ze gemaakt hebt, vind je ze allemaal even mooi. En kinderen zijn, denk ik, het belangrijkste in het leven. Weten dat er als je thuiskomt een kind op je wacht om mee te spelen, is toch het mooiste wat er is ? Daarom denken wij er ook steeds meer aan, aan kinderen.
“Mijn vrouw en ik doen heel veel samen, maar soms denk ik wel eens : wat als zij er niet meer is ? Ze is eigenlijk altijd in mijn gedachten. Als ik gescoord heb, is zij het eerste wat door mijn geest schiet, samen met de andere mensen die dicht bij mij staan. En aan mijn land, dan ben ik fier. Raar, maar aan mezelf denk ik meestal maar in de laatste plaats. Dat laat ik, hoop ik, ook zien in de wedstrijden. Als een ander in mijn plaats scoort, heb ik daar geen moeite mee. Daarom ook dat ik tegen Brugge in extremis nog de bal naar Anic passte, hoewel ik helemaal alleen voor de doelman stond.
“Voetbal is niet anders dan het leven, dus wie in het een egoïstisch is, is dat ook in het ander. Daarom hou ik, als ik met een probleem zit, dat liever voor mijzelf. Dat is beter. Misschien zeg ik het wel aan mijn vrouw ( lachje). Zij zegt wel eens dat ik opener moet zijn, maar wat ik vooral niet wil, is andere mensen met een slecht gevoel opzadelen of zagen.”
“Ik weet wel dat mijn ontspannen instelling het voor een trainer soms gemakkelijk maakt om mij naast de ploeg te zetten of om mij te bekritiseren. Ik vind dat je in die situaties dan maar slim moet zijn. Als je je mond opendoet, kan het er alleen maar slechter op worden, want je creëert er meestal een heleboel problemen bij. Zelfs al vind je dat de coach geen gelijk heeft, je zwijgt. Toen ik jong was, heb ik daar wel eens fouten tegen gemaakt en geruzied. Maar een mens leert van zijn fouten. Want wat is het nut van nerveus worden ? Zo kijk ik naar het leven, dus jaag ik me niet snel op. Als je stress hebt, is het als een virus : je plant het op iedereen over. Daar komt dan alleen maar ruzie van. Want wat is het doel van het leven ? Toch niet de stress, dacht ik ( lacht). Daarom is geld ook niet alles.
“In tegenstelling tot wat sommigen blijkbaar denken over die naaktfoto’s die jullie vorig seizoen publiceerden, en die ik ondertussen overal zie staan – wat ik trouwens wel een beetje te veel van het goede vind – heb ik daar geen geld voor gekregen. Er zijn dus al mensen geweest die zeiden dat ik daar ondertussen wel al goed aan verdiend zal hebben. Maar als ik antwoord dat ik er niks aan overhoud, kijken ze alsof ik gek ben.
“Maar, you know, het gaat in het leven niet om geld, het gaat om de liefde voor iets. Stel dat een Ferrari 5 miljoen frank kost en al wat je hebt, is 6 miljoen, dan koop je die toch ? Zelfs al had je maar 5 miljoen en heb je de dag nadien daardoor geen frank meer. Dat is mijn filosofie. Want daar gaat het om in het leven : gek zijn van iets en daarvan genieten. En ik ben gek op auto’s, Ferrari’s vooral. Maar ik heb het nog niet zo ver geschopt dat ik er een kan hebben. Iedereen koestert wel zo’n droom, denk ik. Nu rij ik in een Corvette en dat is ook niet mis. Qua prestaties misschien wel beter. Ik hou van dat sportieve en de snelheid. Denk nu niet dat ik altijd snel rij. Alleen als de autosnelweg leeg is, duw ik graag eens wat door.”
“Door op mijn twintigste thuis te vertrekken om elders te gaan voetballen, heb ik op emotioneel vlak veel verloren. En waarschijnlijk hebben ook zij door mijn vertrek iets verloren. Ik bedoel : je moet het huwelijk van je broer of zus missen, je ziet hun kinderen waarvan ik peter ben niet opgroeien. Dat soort dingen. Vooral op de eilanden, waar je geen grote steden hebt, zijn families heel close. Mijn moeder was dan ook heel emotioneel toen ik vertrok, maar nu begrijpt ze waarom naar Olympiakos ging en daarna naar België.
“Want op een bepaald moment veranderden de dingen ineens in Griekenland en moest ik in kleinere ploegen gaan voetballen. Daarom moest ik daar weg. Ik ben gelukkig dat het tot nu toe goed gaat met mijn carrière. Na drie jaar in België ben ik aan het leven hier gewoon geraakt. Voetbal is mijn job, dus ik moet de regels en gewoonten van hier volgen, ook al zijn die anders dan in Griekenland of andere landen. Zo moeilijk was dat niet, want ik ben nogal rustig van aard. In tegenstelling tot wat je zou denken, heb je, vind ik, in Griekenland meer last van stress. Hier is alles beter georganiseerd en dat maakt het makkelijker. Je krijgt de kans om er iets goed van te maken in België. Maar de laatste jaren is Griekenland bij de Europese Unie, dus het verbetert er wel op.
“Alleen zitten, zoals overal, ook ginder in voetbalploegen niet altijd de juiste mensen in de entourage. Er zit nu zelfs een voorzitter in de gevangenis. Maar hij zal er wel sneller uit komen dan voorzien, want die mannen vinden toch altijd een achterpoortje. Helaas zijn het niet altijd mensen die beseffen waar het in voetbal om gaat. Voetbal is niet alleen geld verdienen; voetbal is ook tien, twintig procent van dat geld teruggeven. Doe je dat niet, dan verlies je uiteindelijk alles. Overal komen die praktijken wel eens voor, maar in Griekenland wordt dat achteraf blijkbaar makkelijker op straat gegooid.
“Op dit moment is Griekenland alleen goed voor vakantie, niet voor voetbal. Het is beter dat ik, zelfs voor minder geld, in België blijf. Als ik nu naar Griekenland terug zou keren, ik zou misschien het dubbele van hier kunnen verdienen omdat ik in het buitenland heb gevoetbald. Maar ik blijf liever nog wat. Er is niemand die mij hier op de vingers kijkt en zegt hoe ik moet leven. Want daar heb ik een hekel aan : dat mensen mij pushen of als iemand voortdurend over je schouder meekijkt en je bekritiseert.
“Maar áls ik nu zou terugkeren naar een Griekse club, ik zou makkelijker in beeld komen voor de nationale ploeg. Hoe ik er nu voor sta, weet ik niet. Vorig jaar belden ze mij om te zeggen dat ze mij zouden oproepen, maar dat gebeurde niet. Ook nu begon ik goed aan het seizoen, maar ik begrijp niet altijd wat er in Griekenland gebeurt. Onlangs bijvoorbeeld riep de bondscoach zes spelers op van Panathinaikos. Maar Panathinaikos spéélt niet goed : één overwinning in vier wedstrijden. Anderen, die in vorm zitten, selecteert hij niet. Elke keer roept hij dezelfde namen op : dat is het probleem. Normaal zouden er elke keer vijf of zes andere bij moeten zijn, vind ik.
“Ook Grieken die in Frankrijk of Nederland voetballen, selecteert hij niet. Ze komen eenvoudigweg niet kijken. Spelers die in Engeland, Italië of Spanje zitten, ja, die wel natuurlijk. Zelfs de nationale ploeg is vaak een zaak van managers, vermoed ik. De ene kent de andere en dus moet een bepaalde speler gekozen worden. Dat ze mij niet goed vinden en dat ik het niet verdien, tot daar, maar als ze niet eens komen kijken, maakt mij dat kwaad. Vorig seizoen scoorde ik zeventien keer en Gent eindigde als vierde, dus ze zouden eens komen kijken, maar ik wacht nog altijd.”
“Ik blijf doorzetten op het veld, want van mijzelf roepen hoe goed ik ben, daar hou ik niet van. Als mensen opscheppen over zichzelf, moet je oppassen. Net zoals ik ook niet hou van mensen die anderen kleineren. We zijn toch allemáál mensen ? Onlangs kwam men mij tijdens een bezoek aan een nieuwe supportersclub van AA Gent zeggen dat iemand een handtekening wou van mij, maar bang was om het te komen vragen. Daar sta ik dan van te kijken. Ze denken al gauw dat je god bent omdat je af en toe eens op tv komt, terwijl ik me absoluut niet meer voel dan een ander.
“Die nederigheid heb ik van thuis meegekregen. En misschien ook wel een beetje omdat ik niet van het Griekse vasteland, maar van een eiland, Rhodos, kom. We woonden op een goeie 500 kilometer van Athene en we praten daar ook een beetje anders dan de Grieken op het vasteland, een beetje zangerig. Daar wordt door anderen wel eens mee gelachen, maar wat mij desondanks zo charmeert aan Rhodos, is dat het volk daar heel vriendelijk is. Er is bijvoorbeeld nog nooit iemand vermoord.
“Mijn broer en ik, wij zijn daar samen beginnen te voetballen in dezelfde ploeg. Zonder hem was ik wellicht geen voetballer geworden. Eerst wou hij mij nooit meenemen naar de training, omdat ik jonger was. Maar toen ik na een paar maanden mee mocht, was ik er meteen gek van. Nu blijft hij heel belangrijk voor mij, want hij is de enige in de familie die, zoals men dat noemt, de taal van het voetbal spreekt. Hij is degene die mij samen met mijn vrouw vertrouwen geeft. Eerlijk gezegd : hij geloofde niet dat ik ook in het buitenland zou slagen. Maar nu lezen zelfs mijn zusters, die voetbal niet interesseerde, over mij en over voetbal. Ze werken in het toerisme en in hun bureau hangt een grote foto van mij. Als de toeristen dan horen dat ze mij kennen, willen ze hen allemaal op de foto. Er zijn er al veel geweest die mij na de wedstrijd van die foto’s komen brengen. Leuk, want ik heb al veel Belgen naar ginder op vakantie gestuurd ( lacht).
“Telkens ik zelf naar ginder terugga, bezoek ik een paar kloosters. Het gaat er niet om dat je vaak naar de kerk gaat en voor van alles bidt. Waar het om gaat is : wat geloof je in je binnenste ? Voor elke wedstrijd bid ik thuis om sterkte voor een orthodox icoon dat ik uit Griekenland meebracht. Het gaat er niet om hulp of doelpunten af te smeken, maar om gezond te blijven. Want gezondheid is veel waard, weet ik sinds wat mijn vader overkwam.
“Toen ik pas in België was, beleefde ik een moeilijke periode omdat hij ernstig ziek werd. Ik had nooit gedacht dat mijn vader ooit ziek zou kunnen worden. Hij was altijd een en al energie geweest. Een sterke kerel. Na zijn twee operaties ging hij ineens heel traag, deed hij alles heel bedachtzaam. Twee, drie jaar te leven nog, zeiden de dokters. Maar op moeilijke momenten als dit blijkt dat ik een sterk karakter heb, want ik raak niet snel in paniek. Ik hoorde mijn broer en twee zussen aan de telefoon huilen, maar ik zei : je moet het probleem in de ogen durven kijken en doen wat je kan. Maar mijn vader leeft ondertussen nog altijd. Gelukkig maken dokters soms een inschattingsfout, you know ( lacht).”
door Raoul De Groote
‘Door op mijn twintigste thuis te vertrekken, heb ik op emotioneel vlak veel verloren.’
‘Mijn vrouw is altijd in mijn gedachten. Als ik gescoord heb, is zij het eerste wat door mijn geest schiet.’