Chocolade Jacques beleefde vorig jaar een annus horribilis. Toen het stof weer ging liggen, bleef één sportdirecteur overeind. Een beetje gedeukt, maar ‘met volle goesting’ duikt Walter Planckaert het wielerseizoen 2005 in.

Wat een ploegleider lijden kan. Na een carrière waar menig wielerprof voor zou tekenen – Amstel Gold Race 72, Ronde van Vlaanderen 76, Kuurne-Brussel-Kuurne 73 en 79 -, maakte Walter Planckaert in 1986 zijn debuut als sportdirecteur bij het grote Panasonic, onder de vleugels van Peter Post. Een grote carrière als sportdirecteur leek in de maak, maar in 1995 zat Post zonder sponsor en Planckaert zonder job. Thuis zitten was ook maar niks en dus plantte Planckaert het volgende jaar zijn brede schouders onder het Collstrop-Palmansteam. In vier jaar tijd bouwde hij de bescheiden kermisploeg uit tot een topper in tweede klasse, waarna hij zijn baas Christophe Sercu volgde naar wat toen nog Lotto-Adecco heette. Om er nauwelijks twee jaar later, bij de samensmelting met Domo, met slaande deuren te vertrekken.

Na alweer een jaar in de luwte liet Planckaert zich door zijn goede vriend Noël Demeulenaere overhalen om een en ander in goede banen te leiden bij Chocolade Jacques, waar Jef Braeckevelt en Johan Capiot na twee maanden vechtend over de vloer rolden. Snel moest Planckaert vaststellen dat er geen lievemoederen meer aan te helpen was en hij ging zijn eigen weg. De juiste strategie, zo bleek, want Planckaert overleefde als enige de grove borstel waarmee sponsor Chocolade Jacques eind vorig jaar door de ploeg ging. In het Belgische openingsweekend behaalde de vernieuwde Chocolade-Jacquesploeg al een eerste succesje met een vierde plaats voor Niko Eeckhout in de Omloop Het Volk en een tweede en vierde stek voor respectievelijk Kevin Van Impe en opnieuw Eeckhout in Kuurne-Brussel-Kuurne.

In al die jaren als ploegleider – negentien intussen – heeft Walter Planckaert geen meter meer gefietst. Niet één. Maar als hij verhaalt over het exploot van Nick Nuyens in de jongste editie van de Omloop Het Volk, zit hij zó weer op zijn stalen ros. “Vijftien kilometer voorop rijden in de finale met dertien seconden voor, een hele Davitamonploeg die zich kapot rijdt en dan nog met een halve minuut overschot aankomen… á laHinault of Merckx, hé. Dat is niet moeilijk, dat is gewoon dwangarbeid. ( Kromt de rug.) Dat is boven je toeren draaien, niet meer naar je polsslag kijken, alles uit de kas halen. Je dijen staan op ontploffen, maar je probeert toch een tand bij te steken, bij momenten wordt het zwart voor je ogen, je hart slaat tilt en toch blijf je gaan. Omkijken, ze zien komen en toch verder doen. Die vijftien kilometer van Nuyens, maar jongen, dat heeft precies een halve dag geduurd.”

Hoe groot is het gevoel van triomf bij jou wanneer je met twee afgedankte Lotto-renners zowat de voltallige Davitamonploeg de loef afsteekt ?

Walter Planckaert: “Ik stond wel te glunderen, ja. Als ze bij Davitamon-Lotto nog zulke renners in de solden hebben, mogen ze mij die gerust geven, hoor ( lacht). Eeckhoutje ken ik al heel lang, hij reed ooit nog bij Palmans. Kevin Van Impe ken ik nog van toen ik vroeger les gaf in de wielerschool in Aalst. Ik kon hem toen overhalen om op negentienjarige leeftijd al beroepsrenner te worden. Die jongen heeft hard gewerkt bij Lotto. Als dat niet geapprecieerd wordt en ze krijgen geen verlenging van hun contract, vind ik dat heel spijtig. Ik heb een zwak voor de kleinere renners. Wij zijn van arme mensen afkomstig. Als je jezelf dan vergelijkt met mensen met veel geld, dan voel je je nog zó groot. Zij zijn de baas, zij zwaaien de scepter. Ik kan daar niet tegen.

“Toen Van Impe en Eeckhout vrijkwamen, wist ik al dat ik opnieuw kon samenwerken met Christophe Sercu ( sinds dit jaar manager bij Chocolade Jacques-T-Interim, nvdr), met wie ik zowel bij Lotto als bij Palmans werkte. Ik onderhandelde eerst met een grote, nieuwe ploeg, maar toen ik hoorde dat Sercu naar Jacques kwam, zei ik meteen ‘ja’. Mijn vereiste was wel dat ik Van Impe en Eeckhout mocht meebrengen.”

Waarom wilde je absoluut in zee met de man die jou twee jaar geleden bij Lotto aan de deur zette, ondanks een mondeling akkoord ?

“Ik weet pertinent zeker dat Christophe wilde dat ik bij de ploeg bleef, maar ik had een coalitie tegen van mensen uit de directie van Lotto. Mensen die – hoe zal ik het zeggen – niet altijd honderd procent wisten hoe het wielrennen in elkaar zit. Er kwamen ook veel andere zaken bij kijken : plezierdinkskes alhier en plezierdinkskes aldaar. Als je in een profploeg werkt, moet dat professioneel zijn en hoeven we ons niet bezig te houden met de dingen die er niet bij horen. Ik deed dat ook niet.”

Welke ‘dingen’ bedoel je precies ?

“Ik kan dat moeilijk vertellen, ik wil er thuis ook geen problemen mee krijgen. Maar het stond mij helemaal niet aan. Ik trapte er ook niet in. Anderen wel en daarom moest ik buiten. Toen is er een coalitie tegen mij gesmeed, ook door Criquielion, toen samen met Jef Braeckevelt. Ik had de aanbieding van Christophe om te blijven en heb toen tegen MarcSergeant gezegd : ‘Er worden leugens verspreid, ik wil met Criquielion aan tafel gaan zitten, open kaart spelen’. Kwamen er weer dezelfde argumenten : ik zou dat jaar de tactiek van de Omloop Het Volk bepaald hebben, alhoewel ik in Spanje zat. Het was ook mijn fout dat Verbrugghe geen kampioen van België was, terwijl ik op dat ogenblik in Nederland kampioen werd met Stefan van Dijck. En in de selectie van de Tour was het mijn fout dat Van de Wouwer niet meer was, terwijl ik de Tour helemaal niet deed !”

Waarom wilde Criquielion je per se buitenwerken ? Is er ooit wat gebeurd tussen jullie ?

“Neen, maar ze voelden zich een beetje bedreigd. Vroeger had je een ploeg Walen en een ploeg Vlamingen bij Lotto. Daar heb ik één geheel van gemaakt en die renners kozen allemaal zo’n beetje mijn kant. Ik heb daar veel van afgezien, van die leugens. Christophe stond honderd procent achter mij, maar hij kon geen kant op. Hij was niet bij machte om te zeggen : Planckaert moet blijven. Christophe moest er ook voor zorgen dat hij werk had. Vervolgens zijn er andere redenen naar boven gekomen : Jan De Clerck van Domo zou tegen mij geweest zijn omdat ik goed bevriend ben met meneer Demeulenaere. Het heeft heel diep gezeten, ik was echt van plan om volledig uit de wielersport te stappen. Uiteindelijk ben ik veertien maanden gaan stempelen.”

Om je daarna in de krabbenmand van Chocolade Jacques te storten.

“Ik heb dat alleen gedaan omdat meneer Demeulenaere me dat vroeg. Mijn vrouw wilde het eigenlijk niet. Zij weet hoe diep ik gezeten heb, ze kan ook niet tegen dat onrecht. Ze wilde niet dat ik mijn gezondheid op het spel zette. Ik heb nog nooit iets gemankeerd, maar aan dat geval bij Lotto hield ik een maagzweer over. Dat wilde ik niet meer meemaken en daarom heb ik gezegd : ‘Stress, dat ken ik niet meer, laat de boel maar draaien.’ Ik heb dat van mij afgezet. Ik doe mijn werk met volle goesting, maar ik doe het op mijn manier. Van de rest trek ik mij niets aan. Als ze daar morgen bij Chocolade Jacques of T-Interim niet meer tevreden over zijn, mogen ze mij afdanken. Ik zit daar niks mee in. Neen, echt niet.

“Toen ik vorig jaar bij Chocolade Jacques binnenkwam, was het daar één grote soep met Braeckevelt en Capiot. Na een paar maanden kreeg ik door dat het niet meer op te lossen was en besloot ik om gewoon mijn werk te doen. Ik bekommerde mij om de buitenlanders in de ploeg – daar wou Johan niet mee werken. Met die mannekes hebben we nog heel goed gepresteerd, maar het kon niet anders of de ploeg moest ontploffen : Chocolade Jacques kreeg niets dan negatieve publiciteit.”

Je zei daarstraks dat Braeckevelt destijds een coalitie tegen je aanspande bij Lotto. Hoe verliep de samenwerking met hem bij Chocolade Jacques ?

“Met Jef ging dat redelijk. Tegen Johan Capiot heb ik van in het begin gezegd : ‘Je moet niet bang zijn, ik ben niet uit op je plaats’. Op bepaalde momenten zag ik wel dat hij verkeerd bezig was en gaf ik hem raad. Twee keer kreeg ik als antwoord : ‘Ik ben hier de baas en niemand anders’. Dan houdt het op, natuurlijk. Een voorbeeld : in de Ronde van Italië had ik een vaste verzorger mee, aangeworven door Johan Capiot. Op een bepaald moment zitten er drie, vier renners met diarree. Vervolgens zie je dat de verzorger bidons staat te vullen met een tuinslang die daar in Napels tussen de vuilnis ligt. Dan treed je natuurlijk op en zeg je tegen die verzorger : ‘Dit kan niet.’ Hij sprak me tegen en ik heb hem naar huis gestuurd. Johan maakte daar een enorm probleem van en het is niet meer goed gekomen.”

Wat ook niet meer goed kwam, is de zaak-Bruylandts. Halfweg het seizoen werd jullie kopman betrapt op epo.

“Zoiets is slecht voor de ploeg en slecht voor de renner zelf. Ik denk niet dat er binnen de ploegen nog sprake is van georganiseerde doping, iedereen heeft daar een enorme schrik van. Doping gaat altijd over individuele gevallen. Met Dave schijnt het toch iets anders te liggen, dat hij via via, een beetje verplicht… ( Weifelend.) Allez, niet verplicht, maar het was toch op aanraden van iemand dat hij het moest doen. Natuurlijk is het aan de renner zelf om te zeggen : ik doe het niet. En hij is tegen de lamp gelopen. Het is ook de druppel geweest die de emmer heeft doen overlopen bij Noël Demeulenaere om definitief te kappen met de wielersport. Hij heeft heel slechte ervaringen met Dave.”

Hoe bedoel je ?

“Dave had al een keer problemen gehad, bij TVM ( begin 2000 kreeg Bruylandts een startverbod in de Catalaanse Week na een te hoog hematocrietgehalte en werd hij ontslagen bij Farm Frites, de opvolger van TVM, nvdr). Op vraag van Noël nam ik Dave terug bij Palmans, we gaven hem de kans om opnieuw renner te worden. Dave presteerde ook, want hij is een goeie coureur. Nu lees ik in de krant dat hij nog zijn volledige jaarwedde eist van meneer Demeulenaere – en dat is geen klein bedrag in zijn geval. Blijkbaar komt Bruylandts nu met het argument af dat Demeulenaere hem drie dagen na de positieve dopingtest had moeten ontslaan, terwijl Demeulenaere net gewacht heeft op de tegenexpertise die Dave zelf aanvroeg. Dave was een heel goede kameraad van mij, maar als dát waar is, dan moet hij bij mij niks meer komen vragen. Dan is hij afgeschreven.”

Je zei net dat Bruylandts epo nam op aanraden van iemand anders. Zelf houdt hij vol dat hij op aanraden van Johan Capiot bij een voedingsadviseur ging die hem supplementen gaf en dat de epo daarin zat, buiten zijn medeweten.

“Ik hoor dat ook vertellen, ik noem geen namen. Dave heeft het mij zelf verteld dat het op aanvraag was van iemand anders.”

Tegenover de pers hield hij anders wel vol dat hij onschuldig was.

“Tja, onschuldig. Als je tegen 190 per uur geflitst wordt op de autostrade en ze tonen je een foto van je nummerplaat en je gezicht, dan kan je dat nog moeilijk afstrijden. Dat is mijn visie.”

Heb jij Bruylandts dan niet meteen aangeraden om open kaart te spelen ?

“Hij heeft me ooit gezegd : ik moest dat doen van iemand. Toen was hij al voor de commissie verschenen. Ik vroeg hem waarom hij daar dan niet vertelde hoe het in elkaar zat. Dat had hij gedaan, zei hij, maar er is niks mee gebeurd. Dat begrijp ik ook niet.”

Dus Bruylandts gaf op de hoorzitting toe dat hij epo nam ?

“Volgens wat hij mij vertelde, heeft hij de namen bekendgemaakt van wie hij het moest doen en van wie hij het gekregen heeft. Ze hebben er niks mee gedaan, wat ik ook raar vind. Anderzijds zijn zulke zaken makkelijk te verkrijgen in het buitenland. Dan is het natuurlijk niet moeilijk om het op een ander te steken als er geen bewijzen zijn. Als je je gat verbrandt, moet je op de blaren zitten.”

Eind vorig jaar liep ook je neef Jo Planckaert een zware schorsing op, in de zaak rond veearts Landuyt.

“Het is niet omdat het de zoon van mijn broer betreft, dat ik er mijn gedacht niet over heb. Museeuw, Peers en Jo zaten allemaal in grote ploegen, met eigen dokters, eigen verzorgers. Als je dan nog moet telefoneren met veehouders, dan ben je verkeerd bezig. Een veearts is voor de koeien en de paarden. Wat ik wél niet kan goedkeuren, is dat zij zwaar geschorst worden op basis van geruchten, want die zijn niet altijd waar. Ik vind het verkeerd dat zij zwaarder gestraft worden dan een ander. Maar ze willen een voorbeeld stellen, dat foefelen – want dat is het, hé : foefelen – niet meer getolereerd wordt.”

Heb je met Jo gepraat over die schorsing ?

“Jo kent mijn visie : ik heb er niets op tegen dat ze bij een dokter gaan om hun motor goed af te stellen, zodat ze goed presteren. Maar veeartsen… Jo weet ook dat ik dat niet goedkeur. Daarom durft hij er met mij ook niet te veel over spreken. Hij zegt ook : ‘Ze hebben bij mij thuis niks gevonden, ze hebben in mijn urine niks gevonden.’ Dat is waar, maar hij is fout geweest.”

Terug naar het heden : het nieuwe Chocolade Jacques-T-Interim is een jongerenploeg. Hoe begeleid jij neoprofs ?

“Je moet zo’n neoprof leren dat het er bij de grote jongens een stuk harder aan toegaat en hem erop wijzen dat hij niet teleurgesteld hoeft te zijn als hij op vijftig kilometer van de aankomst naar huis wordt gereden. Maar je moet ze wel laten werken, want in het wiel van een ander word je niet sterker. Als ploegleider moet je vooral in de gaten houden hoé ze werken. Je hebt er die wel rijden, maar aan zeventig procent. Die overige dertig procent dient dan om hun eigen plaatsje te verzekeren. Daar ontplof ik dus van, hé. Godverdoeme, dat verdraag ik niet. Dat ze als laatste man de sprint aantrekken en nog elfde of twaalfde staan in de uitslag. Dan weet je genoeg, want een renner die alles geeft om de sprint aan te trekken, rijdt geen prijs meer. Ik heb het vroeger genoeg gedaan voor mijn broer Eddy en voor Vanderaerden. Ik heb sprinten aangetrokken dat ik op 150 meter van de meet niet meer kón : die benen konden genen toer meer bijgeven. Dát is jezelf honderd procent geven.”

Je bent een strenge ploegleider, Walter.

“Er moet discipline zijn, maar ik probeer het een beetje op een plezante manier te doen. Ik ben geen tiran. Met het ouder worden ben ik een beetje veranderd, ik kan het allemaal meer relativeren. Bij Panasonic woar ik gene gemakkelijken. Twee keer iets zeggen, dat wilde ik niet en dat wisten ze. Renners hadden vroeger schrik van mij. Wie niet deed wat ik zei, kon zijn valies pakken, al hadden ze nog zo’n grote naam. Ik weet nog dat we met Panasonic een rittenkoers reden in Spanje en twee renners mee hadden in de goede ontsnapping. Het was kantje boord of ze het zouden halen. We beschikten toen nog niet over oortjes, dus ik ga met mijn wagen even in het peloton kijken. Zie ik daar John Talen, een groot talent destijds, in voorlaatste positie zitten, op ’t gemakske. Ik zeg : ‘John, als we voorop blijven, winnen we de koers. Zou je niet een beetje gaan afstoppen ?’ Geen antwoord. Even later rij ik er weer naartoe. Ik kom links van hem, hij steekt zijn linkervinger in zijn oor, zo van : ik luister toch niet. ’s Avonds deed ik alsof er niets gebeurd was, maar intussen liet ik wel zijn fiets op de camion laden. ‘ s Morgens aan tafel vroeg ik hem : ‘Hoe ga je naar huis ?’ ‘Hoezo ?’ vraagt hij. Ik pakte zijn vliegticket en scheurde het doormidden : ‘Jij start vandaag niet meer. Zorg maar dat je thuiskomt.’ In zulke dingen ben ik keihard. En ik zou dat nog durven, hoor.”

Destijds bij Palmans zei je : ‘We raken elk jaar renners kwijt die we opgeleid hebben. Ik kan het niet meer opbrengen om ieder seizoen opnieuw te beginnen.’ Ligt bij Chocolade Jacques niet hetzelfde scenario in het verschiet, waarbij de Pro-Tourploegen op het einde van het jaar al je talenten komen wegplukken ?

“Het steekt, dat moet ik toegeven. Bij Vlaanderen-T-Interim waren ze tevreden wanneer een jongere goed presteerde en vervolgens kon doorstromen naar een grotere ploeg. Zelf zit ik anders in elkaar. Ik hou die goeie jonge renner liever nog twee jaar bij mij, zodat ik aan een sterke ploeg kan bouwen die prestaties neerzet. We moeten de sponsors overtuigen om iets meer te investeren.”

Droom je stiekem van een Pro- Tourploeg ?

“Je spreekt dan meteen over budgetten tussen driehonderd en vijfhonderd miljoen oude Belgische frank, dat wordt erg moeilijk. Maar je kan ook een continentale professionele ploeg opbouwen die zeer veel publiciteit haalt. De Pro-Tour is een etiket dat je erop kleeft, maar we rijden nog altijd allemaal samen dezelfde koersen, net als vorig jaar. Wij werken een degelijk programma af met de Ronde van Vlaanderen, Luik-Bastenaken-Luik en waarschijnlijk ook de Gold Race. Er is een kloof met de Pro-Tourploegen, maar ze is voorlopig nog niet enorm. Op dit moment ondervinden de Pro-Tourploegen zelfs meer problemen om koersen te rijden dan wij. Het reglement zegt namelijk dat koersen zoals Harelbeke en de Driedaagse van de Panne maar vijftig procent Pro-Tourploegen mogen toelaten. Terwijl die ploegen daar allemaal willen starten omwille van de publiciteit en de voorbereiding op de klassiekers. Ondertussen krijgen wij van overal aanvragen : willen jullie alstublieft komen ? De vraag is natuurlijk of dat zal blijven duren. Misschien veranderen ze binnen een paar jaar het reglement zodat er zeventig procent Pro-Tourploegen mag starten.”

Zowel jij als Christophe Sercu komen van een grote profploeg. Hoe ervaar je de stap terug ?

“De werkwijze is dezelfde, maar natuurlijk zet je een stap terug. Als je daar pijn van voelt in je hart, als je constant denkt : ik zit hier met een klein ploegske, een grote ploeg had toch meer uitstraling, dan moet je er helemaal uitstappen. Ik verdien nu ook veel minder, maar ik ben 57 jaar, als ik het nu nog voor het geld moet doen, dan is dat triestig. Ik heb een keuze gemaakt, ik zet me er volledig achter. Ik zal ervoor zorgen dat ze van ons ploegske nog spreken.”

door Loes Geuens

‘Dave Bruylandts heeft me gezegd : ik moest dat doen van iemand.’

‘Bij Lotto kwamen er veel andere zaken bij kijken : plezierdinkskes alhier en plezierdinkskes aldaar.’

‘Als ze niet tevreden zijn over mijn werkwijze, mogen ze me afdanken.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content