Walter Pauli
‘De laatste politieke leider van dit land moet Jean-Luc Dehaene zijn geweest’
In zijn nieuwe boek Leiderschap blikt de bijna 100-jarige Henry Kissinger terug op de belangrijkste politieke leiders die hij heeft gekend. Drie van hen zijn Europeanen: de Duitser Konrad Adenauer, de Fransman Charles de Gaulle en de Britse Margaret Thatcher. Verder is er één Afrikaan (de Egyptenaar Anwar Sadat), één Aziaat (Harry Lee Kuan Yew uit Singapore) en één Amerikaan, Richard Nixon. Wie goed leest waarom de intelligente Kissinger een van de meest verachte presidenten uit de Amerikaanse geschiedenis rangschikt tussen ‘de allergrootsten’ van de naoorlogse geschiedenis, begrijpt zijn keuze. Kissinger looft Nixon om zijn visionaire buitenlandse beleid: hij zocht in volle Koude Oorlog toenadering tot Moskou en Peking en sloot een vredesakkoord met Noord-Vietnam. De architect van dat beleid was Nixons minister van Buitenlandse Zaken, Henry Kissinger dus. Die plaatst op die manier zichzelf op het niveau van De Gaulle en co. Het is een essentieel kenmerk van grote leiders dat Kissinger vergat te vermelden: ijdelheid. Een leider zonder geldingsdrang, geloof het maar niet.
De laatste politieke leider van dit land moet Jean-Luc Dehaene zijn geweest.
Maar verder is Kissinger scherpzinnig, ook in de passages waarin je het niet met hem eens hoeft te zijn. Hij legt uit dat er een verschil is tussen leiders en bestuurders: leiders hebben een project en gaan ervoor. Ze nemen risico’s en trotseren de tegenstand, want het hogere doel telt. Bestuurders letten tijdelijk op de zaken. Doen ze dat netjes en goed, dan verdienen ze respect en waardering, maar daarom nog geen bewondering.
In België was Elio Di Rupo (PS) zo’n bestuurder, en mogelijk ook Sophie Wilmès (MR). De laatste echte politieke leider van dit land moet tussen 1992 en 1999 premier Jean-Luc Dehaene (CD&V) geweest zijn. Meteen na zijn aantreden zorgde hij voor een zeer belangrijke staatshervorming – geen Vlaams Parlement zonder Dehaene, bijvoorbeeld – en daarna was hij de architect van een soberheidsbeleid dat hij zes jaar volhield. Maar hij loodste België wel in de eurozone – stel u maar eens voor dat de Nationale Bank nog altijd de Belgische frank moest stutten: we zouden Bulgarije aan de Noordzee zijn. Pikant detail: acht jaar lang steunden de socialisten (PS incluis) Dehaene, en met overtuiging. Louis Tobback liet tijdens een partijcongres zijn SP’ers (nu Vooruiters) zelfs applaudisseren voor Dehaene, dus voor een CVP-premier, een unicum in de Belgische politieke geschiedenis. Zeker, ook Dehaene had af te rekenen met oppositie – zij het dat oppositieleider Guy Verhofstadt na één zittingsperiode voor een paar jaar naar Toscane verdween.
Dat is nog een kenmerk van echte leiders waar Kissinger helaas aan voorbijgaat: ze zijn niet alleen van hun eigen partij de politieke vedette. Ze worden erkend als de leider van het hele land, en gedragen zich ernaar. Veel politici zijn verslaafd aan applaus, en dat halen ze nergens gemakkelijker dan bij de eigen fans. Vandaag gebeurt het elke dag op sociale media: ‘toppolitici’ die berichtjes verspreiden die alleen geschreven zijn om te hengelen naar likes van wie toch al van hen houdt. Dat is ook waarom er een kanttekening mag worden geplaatst bij het leiderschap van Margaret Thatcher. Nooit was Engeland zo diep verdeeld als tijdens haar twaalf jaar lange regeerperiode, van 1979 tot 1990. Haar hogere politieke doel was de duurzame vernietiging van de grootste oppositiepartij (Labour) en van de vakbonden. Dat is haar gelukt, want Labour werd New Labour en dat was eerder een liberale en zelfs affairistische club dan een sociaaldemocratische partij. Tot vandaag zoekt de linkse oppositie naar haar identiteit. Onder meer daarom is heel het Verenigd Koninkrijk de weg kwijt.
Het mag ook in eigen land een waarschuwing zijn voor de gloednieuwe generatie jonge partijvoorzitters en ministers. IJdelheid is één zaak, narcisme nog iets anders. Wie regeringsdeelname en parlementaire aanwezigheid vooral ziet als een instrument om de eigen partij op te pimpen met het oog op de verkiezingen, omdat veel stemmen noodzakelijk zijn om opnieuw in de regering te raken, doet niet alleen de politiek eeuwig rondjes draaien, maar ook de hele samenleving. De Wetstraat wordt almaar vaker beschreven in kermisjargon: politiek als een schietkraam, een roetsjbaan, een spiegelpaleis, een zelfbedieningsfrituur. De laatste maanden was politiek leiderschap alvast schaarser dan een betaalbare woning.