Zeven jaar aan de onderkant van de arbeidsmarkt: ‘Pleiten voor meer flexibiliteit, is pleiten tegen de mens’

© ID Photo Agency
Jan Lippens
Jan Lippens Freelancejournalist

Socioloog Herman Loos werkte zeven jaar aan de onderkant van de arbeidsmarkt en schreef er een schrijnend, soms cynisch boek over. ‘De wegwerpmensen zijn politiek niet interessant.’

Herman Loos (37) gaf les aan de universiteit van Leuven toen hij in 2011 besloot om uit de ratrace te stappen en met zijn vrouw naar Zuid-Frankrijk te verkassen, op zoek naar een rustiger, beter leven. Maar ook daar moest er brood op de plank en dat was de start van een bijwijlen hallucinante zoektocht naar werk. Zo belandde hij tussen de ‘werkende armen’ op de bodem van de arbeidsmarkt. Loos werkte als podiumbouwer, elektricien, wijnranksnoeier, eendenpluimer, plamuurder, rekkenvuller, dozenplooier, rammaseur van kippen en telefonist in een callcenter. Hij werd deel van het leger wanhopigen die worden uitgebuit in onderbetaalde, geestdodende en vaak letterlijk vieze baantjes. En die moeten leven met dagcontracten, permanente onzekerheid en immense prestatiedruk.

Onze economieën hebben een permanent reservoir van werklozen nodig om hen te kunnen uitbuiten op momenten dat de productie dat nodig heeft.

Na zeven jaar keerde hij naar België terug en schreef over zijn ervaringen het boek Menselijke grondstof – Over leven op de bodem van de Europese arbeidsmarkt. Het biedt een pijnlijke analyse van een ontsporend economisch systeem.

Loos: ‘De middenklasse met een reguliere baan heeft makkelijk praten dat een deel van de werkende bevolking nu eenmaal klotejobs moet doen om de economie draaiende te houden. De boodschap van mijn boek is dat we collectief veel ernstiger moeten nadenken over de ellende die we mensen aandoen met die zogenaamde flexibele, tijdelijke baantjes voor nauwelijks het minimumloon. We offeren mensen gewoon op aan dat systeem.’

Reactie van VDAB-topman Fons Leroy

‘Met klotejobs hou je onze welvaart niet in stand’, zegt de topman van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling.

‘Werk is zowat het belangrijkste integratiemiddel in de samenleving’, zegt Fons Leroy, topman van de VDAB. ‘Ik ben ook voorzitter van het Europees netwerk van bemiddelingsdiensten en de strategie op Europees niveau is net dat we pleiten voor duurzame banen en duurzame activering. Onze economie wordt gekenmerkt door een zogenaamde voca-omgeving: volatiel, onzeker, complex en ambigu. Die kenmerken dringen ook door op de arbeidsmarkt. Net daarom moeten en willen we mensen beter opleiden. Niet om ze snel een tijdelijk baantje te geven, maar om ze te helpen de stap naar een duurzame baan te zetten. We investeren ook in de nieuwe vaardigheden die een werknemer in de 21e eeuw nodig heeft. We geloven dus heel sterk in het levenslang leren, ook al zijn we daar in België nog niet zo goed in.’

De ‘klotejobs’ waar Loos over schrijft, bestaan toch?

Fons Leroy: We zitten vandaag met krapte op de arbeidsmarkt. Mensen in kleine of tijdelijke jobs aan de slag houden, is economisch onzinnig en zou zelfs slecht beleid zijn, want je laat talent onbenut. De feiten en cijfers in België tonen een heel ander beeld. België heeft nog altijd een dominant model van voltijdse arbeid met contracten van onbepaalde duur. De loon- en arbeidsvoorwaarden worden in het sociaal overleg beklonken, ook voor tijdelijke of uitzendarbeid. En de instroom van goedkope arbeid uit bijvoorbeeld Oost-Europa wordt stilaan aan banden gelegd door het nieuwe sociaal beleid dat EU-commissaris Marianne Thyssen ontwikkelt. Wie hier komt werken, zal dat onder de wettelijke voorwaarden doen die hier gelden – en ons wettelijk kader is zelfs vrij rigide. Onze welvaart en ons welzijn in stand houden en laten groeien, doe je niet met zogenaamde klotejobs.

De sector van de dienstencheques wordt hier vaak als precaire arbeid gezien. Wel, dat is niet zo. Praat eens met die mensen. Ze doen hun werk doorgaans heel graag, omdat het dicht bij huis is en flexibel valt aan te passen aan hun privéleven. Het systeem is ook sociaal goed omkaderd. Dat zijn dus allesbehalve klotejobs.

Ik beweer niet dat er geen uitbuiting in precaire jobs bestaat, maar dat is niet het dominante beeld van onze arbeidsmarkt. We hebben trouwens de politieke en syndicale hefbomen om dat soort praktijken te bestrijden. Ik ben het dus helemaal niet eens met de stelling dat flexibiliteit neerkomt op uitbuiting. Ik vind dat zelfs een fatalistische visie.

Herman Loos

1981: geboren in Neerpelt

2004: master in sociologie aan de KU Leuven

2005-2011: onderwijsassistent KU Leuven, politieke en sociale wetenschappen

2011: verhuizing naar Zuid-Frankrijk, regio Tardes

2012-2013: schrijft columns en opiniestukken voor website Apache

Eind 2017: terugkeer naar België. Leraar secundair onderwijs – 2018: publicatie Menselijke grondstof

U hebt het zeven jaar volgehouden. Terug in België hadden u en uw vrouw meteen weer een reguliere baan. Waarom wilde u die zelfkwelling zo lang ondergaan?

Herman Loos: We zijn nogal onthecht en niet zo materialistisch. Ik heb lang gedacht dat ik op een dag ook in Frankrijk wel een goede baan zou vinden, met wat werkzekerheid en een redelijk loon. Dat was een vergissing. Maar ik heb mezelf nooit als slachtoffer gezien. Ik vond het als socioloog interessant om die wereld te leren kennen waar ik als academicus alleen over gelezen en gestudeerd had. Wel, de realiteit is heel anders.

Wat is die realiteit?

Loos: Waarom is het voor een Hongaarse landarbeider voordeliger om drie jaar slecht betaalde baantjes te doen in Zuid-Frankrijk of in België, weg van zijn familie? Waarom is het voor een Franse wijnboer voordeliger om een Portugees of Roemeen in dienst te nemen om zijn wijnranken te snoeien dan een Fransman? Omdat die bereid zijn om voor de helft van het minimumloon, zonder vast contract, nog flexibeler en nog langer en harder te werken. Daar wordt enorm van geprofiteerd in de vele sectoren waarin ik heb gewerkt.

In het bedrijf waar ik de hele dag dozen plooide, werkte tachtig procent van de werknemers zich kapot met een tijdelijk contract van zes maanden. Daarna werden ze zes maanden werkloos, anders moest de werkgever ze in vaste dienst nemen volgens de Franse wet. Ze leefden dan zes maanden van een uitkering, tot de baas hen terughaalde met een nieuw tijdelijk contract. Veel alternatieven hebben ze niet, in een streek met weinig werk. Dát is de flexibele arbeidsmarkt en dat zie je in zowat de hele EU.

Een professor als Ive Marx die pleit voor lagere minimumlonen om mensen te activeren, weet toch even goed als ik dat je zo net mensen met van die tijdelijke, flexibele jobs nog meer de ellende induwt.

U noemt dat in uw boek de werklozenindustrie.

Loos: Ja, onze Europese economieën hebben een permanent reservoir van werklozen nodig om hen te kunnen uitbuiten op momenten dat de productie dat nodig heeft. De werktitel van mijn boek was: ‘Er zijn wanhopigen genoeg’. Dat vat het ook samen. Je vindt altijd wel sukkelaars die het voor nog minder geld en tegen slechtere arbeidsvoorwaarden willen doen. U hebt toch ook onlangs kunnen lezen over Bulgaarse vrouwen die voor een hongerloon in de zorgsector in België werken? Waarom doen ze dat? Omdat het in Bulgarije nog erger is.

Dat circuit draait ook op onderaannemers. Kijk naar fastfoodketens of vakantieparken die hun schoonmaakwerk via onderaannemers uitbesteden aan spotgoedkope buitenlandse arbeiders met wie een lokale werknemer nooit kan concurreren. En de grote bedrijven wassen de handen in onschuld, want het is die onderaannemer die mensen dwingt om in een halfuur een vakantiehuisje of wegrestaurant schoon te maken.

Wie pleit voor meer flexibiliteit, schrijft u, pleit tegen de mens. U noemt het zelfs een misdaad tegen de menselijkheid.

Loos: Dat is wat provocerend bedoeld, maar flexibiliteit komt vaak gewoon neer op uitbuiting. Niet voor de professor die ’s avonds of in het weekend doorwerkt, wel voor wie zonder diploma of degelijke opleiding aan de slag moet. Ik ken een arbeider die al vier jaar met dagcontracten én op afroeping voor een groot Belgisch afvalbedrijf werkt. Op vrijdag weet hij niet of hij maandag werk heeft. Zo bouw je toch geen toekomst op? In dat Franse bedrijf waar ik dozen plooide, waren mensen soms al twintig jaar op die manier aan de slag.

Als we dan toch een flexibele arbeidsmarkt met dat soort jobs nodig hebben, kunnen we dan niet minstens een leefbaar inkomen en degelijke contracten garanderen? Het probleem is dat al die EU-landen andere systemen en minimumlonen hebben en dat botst uiteraard met het vrij verkeer van personen. Wie al zwakker in de samenleving staat, is daar het slachtoffer van.

Wat was het ergste baantje?

Zeven jaar aan de onderkant van de arbeidsmarkt: 'Pleiten voor meer flexibiliteit, is pleiten tegen de mens'
© Epo

Loos: Mentaal was dat zeker het werk in een callcenter. Je moet constant liegen tegen mensen, ze volgens een vastgelegd script producten proberen aan te smeren, ook als ze bellen met klachten. Alles strikt getimed op de seconde. Je hebt geen greintje autonomie, je wordt constant in de gaten gehouden en gecheckt en als je de opgelegde doelstellingen niet haalt, moet je op het matje. Fysiek was het werk in de kippenkwekerij het zwaarst. Je moest in heel korte tijd een complete kippenkwekerij leeghalen, zes kippen tegelijk pakken en in kisten stoppen voor transport naar de slachterij.

Opvallend veel van uw flexibele jobs waren in de vleesindustrie. Daar zag u veel dierenleed.

Loos: Je bent dierenbeul voor je het beseft. Ik had die job in de kippenkwekerij hard nodig, want onze spaarcenten waren bijna op. Die cheque aan het einde van een dag kippen pakken, was wat telde. Erst kommt das Fressen, und dann kommt die Moral: ook dat heb ik aan den lijve ondervonden.

De misère van die werkende armen blijft onzichtbaar voor de politiek, suggereert u, maar ook voor wetenschappers en media.

Loos: Dat is mijn punt, ja. Die groep is een minderheid van 7 of 8 procent van de werkende bevolking, maar de meesten van die mensen zijn verbaal niet sterk genoeg om een boek of opiniestuk te schrijven. Ze zijn onvoldoende geschoold en kunnen vaak hun eigen situatie niet inschatten.

In het boek geef ik de discussies tussen arbeiders in die dozenfabriek weer. Toen de baas een machine uittestte die dozen plooide, dachten ze dat ze daar niet bang voor hoefden te zijn, omdat ze zelf sneller een doos konden plooien dan die machine. Dat zo’n machine dat misschien wel ononderbroken dag en nacht kon doen, kwam niet bij hen op. Daar schuilt ook de tragiek in: ze hebben niet door hoe makkelijk vervangbaar ze zijn – door een machine of door nóg goedkopere arbeiders uit weer een ander land. Uit die groep zelf zal het verzet dus niet snel komen. Wie vertegenwoordigt hen? Politiek zijn ze niet interessant. In die zin noem ik hen ook wegwerpmensen.

U gelooft ook niet in dat soort banen als opstap naar een betere job?

Loos: Voor een kleine minderheid misschien wel, maar niet voor de grote meerderheid. Er zijn nu eenmaal mensen die voor weinig meer dan dat soort jobs geschikt zijn. Die blijven vastzitten in dat flexibele circuit van tijdelijke baantjes, ook al werken ze keihard. Ik heb me ontzettend boos gemaakt toen ik las dat mensen met een leefloon verplicht gemeenschapsdienst zouden moeten doen. Geef die mensen dan gewoon een betaalde baan! Ofwel heb je recht op een leefbare uitkering, ofwel verdien je een leefbaar inkomen als je werkt.

U noemt het activeringsbeleid een leugen.

Loos: De arbeidsbemiddeling en de bedrijven die dat in onderaanneming voor de overheid doen, zijn vooral bezig met hun cijfers en statistieken. Als ze maar kunnen bewijzen dat ze zoveel procent geactiveerd hebben of een opleiding hebben gegeven. Hoe of waarvoor doet er weinig toe. Zo werd ik, met mijn cv, naar een opleiding gestuurd om met een tractor te leren rijden, omdat er toen plots wat vacatures waren. Tegen dat je die opleiding hebt gevolgd, zijn die baantjes al lang weg. Wat is daarvan de zin? Ik kreeg het jobvoorstel om te surveilleren in een kleuterschool, enzovoort. Het maakt allemaal geen ruk uit, want je bent voor de statistieken toch maar mooi geactiveerd voor een opleiding of job die totaal niet bij je capaciteiten past.

In Frankrijk vragen werkgevers voor zowat elk baantje dat je een of andere opleiding hebt gevolgd, want de overheid betaalt de eerste maanden het loon als je zo’n geactiveerde een tijdelijke baan geeft. Er bestaat een opleiding van één dag om met een industriële schoonmaakmachine te leren werken. Geen enkel schoonmaakbedrijf zal je nog in dienst nemen als je die opleiding niet hebt gevolgd, want dan lopen ze die loonsubsidie mis. Terwijl je in het bedrijf zelf ook maar één dag nodig hebt om met hun machine te leren werken. In die zin maken ook die overheidsdiensten en onderaannemers deel uit van de werklozenindustrie. En het activeringsbeleid in België is perfect vergelijkbaar.

Reactie van VDAB-topman Fons Leroy

‘Met klotejobs hou je onze welvaart niet in stand’, zegt de topman van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling.

‘Werk is zowat het belangrijkste integratiemiddel in de samenleving’, zegt Fons Leroy, topman van de VDAB. ‘Ik ben ook voorzitter van het Europees netwerk van bemiddelingsdiensten en de strategie op Europees niveau is net dat we pleiten voor duurzame banen en duurzame activering. Onze economie wordt gekenmerkt door een zogenaamde voca-omgeving: volatiel, onzeker, complex en ambigu. Die kenmerken dringen ook door op de arbeidsmarkt. Net daarom moeten en willen we mensen beter opleiden. Niet om ze snel een tijdelijk baantje te geven, maar om ze te helpen de stap naar een duurzame baan te zetten. We investeren ook in de nieuwe vaardigheden die een werknemer in de 21e eeuw nodig heeft. We geloven dus heel sterk in het levenslang leren, ook al zijn we daar in België nog niet zo goed in.’

De ‘klotejobs’ waar Loos over schrijft, bestaan toch?

Fons Leroy: We zitten vandaag met krapte op de arbeidsmarkt. Mensen in kleine of tijdelijke jobs aan de slag houden, is economisch onzinnig en zou zelfs slecht beleid zijn, want je laat talent onbenut. De feiten en cijfers in België tonen een heel ander beeld. België heeft nog altijd een dominant model van voltijdse arbeid met contracten van onbepaalde duur. De loon- en arbeidsvoorwaarden worden in het sociaal overleg beklonken, ook voor tijdelijke of uitzendarbeid. En de instroom van goedkope arbeid uit bijvoorbeeld Oost-Europa wordt stilaan aan banden gelegd door het nieuwe sociaal beleid dat EU-commissaris Marianne Thyssen ontwikkelt. Wie hier komt werken, zal dat onder de wettelijke voorwaarden doen die hier gelden – en ons wettelijk kader is zelfs vrij rigide. Onze welvaart en ons welzijn in stand houden en laten groeien, doe je niet met zogenaamde klotejobs.

De sector van de dienstencheques wordt hier vaak als precaire arbeid gezien. Wel, dat is niet zo. Praat eens met die mensen. Ze doen hun werk doorgaans heel graag, omdat het dicht bij huis is en flexibel valt aan te passen aan hun privéleven. Het systeem is ook sociaal goed omkaderd. Dat zijn dus allesbehalve klotejobs.

Ik beweer niet dat er geen uitbuiting in precaire jobs bestaat, maar dat is niet het dominante beeld van onze arbeidsmarkt. We hebben trouwens de politieke en syndicale hefbomen om dat soort praktijken te bestrijden. Ik ben het dus helemaal niet eens met de stelling dat flexibiliteit neerkomt op uitbuiting. Ik vind dat zelfs een fatalistische visie.

Herman Loos

1981: geboren in Neerpelt

2004: master in sociologie aan de KU Leuven

2005-2011: onderwijsassistent KU Leuven, politieke en sociale wetenschappen

2011: verhuizing naar Zuid-Frankrijk, regio Tardes

2012-2013: schrijft columns en opiniestukken voor website Apache

Eind 2017: terugkeer naar België. Leraar secundair onderwijs – 2018: publicatie Menselijke grondstof

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content