Wordt ons geheugen slechter? ‘Smartphones verslechteren de prestaties van ons werkgeheugen’

© Roularta Media Group / Illustratie gemaakt door AI/Midjourney
Elisa Hulstaert
Elisa Hulstaert Redacteur

Terwijl we steeds meer kennis opslaan in apps, op het internet en in grote taalmodellen, lijkt ons vermogen om dingen te onthouden af te nemen. ‘Kennis die niet strikt noodzakelijk is voor ons dagelijkse functioneren, wordt vandaag sneller overboord gegooid.’

Hoeveel telefoonnummers kent u nog uit het hoofd? Zijn dat er minder dan vroeger? En hoeveel telefoonnummers denkt u dat jongeren vandaag nog kennen?

Ik behoor tot de generatie die de komst van de smartphone bewust heeft meegemaakt. Ik was zeventien toen ik mijn eerste exemplaar aanschafte. Tot dan belde ik mijn vrienden via de vaste lijn. Ik kende hun telefoonnummers vanbuiten en tikte ze blindelings in.

Mijn eerste smartphone kocht ik stiekem, omdat mijn ouders zich veel vragen stelden bij zo’n toestel. Waarom zou iemand van zeventien constant bereikbaar moeten zijn? Maar ook: wat zou zoiets doen met mijn brein? Het waren vragen die ik als puber beantwoordde met een dramatische oogrol en waarvan ik nu besef dat ze niet onbelangrijk zijn.

Intussen ken ik geen enkel telefoonnummer meer uit het hoofd, behalve dat van mezelf. En het beperkt zich niet tot telefoonnummers: ook steeds meer data blijken met de jaren vervaagd in mijn geheugen. Als mijn telefoon me niet aan verjaardagen herinnert, gaan die dagen geruisloos voorbij. En als afspraken niet in mijn virtuele agenda belanden, is de kans groot dat ik mensen onbedoeld laat zitten. Hoe meer technologie ik gebruik, hoe slechter mijn geheugen lijkt te worden.

‘Niets wijst erop dat ons geheugen vandaag slechter werkt dan twintig, vijftig of honderd jaar geleden.’

Dat nieuwe technologie ons geheugen zou aantasten, is een vrees die minstens zo oud is als onze jaartelling. Zo noteerde Plato ergens tussen 370 en 360 voor Christus in zijn dialoog, de Phaedrus, dat de uitvinding van het schrift zou leiden tot een aantasting van het geheugen: ‘Want [ze] zal in de ziel van hen die haar leren, vergetelheid doen ontstaan, doordat ze zullen verwaarlozen hun geheugen te oefenen.’ Dat we vandaag nog weten wat Plato daarover dacht, komt – o ironie – doordat de filosoof toch de moeite nam om zijn gedachten neer te pennen.

Digital offloading

‘Niets wijst erop dat ons geheugen vandaag slechter werkt dan twintig, vijftig of honderd jaar geleden’, zegt Sebastiaan Engelborghs, gewoon hoogleraar en diensthoofd neurologie aan VUB en UZ Brussel, wanneer we hem vragen of ons vermoeden klopt. De weinige studies die de evolutie van de werking van ons geheugen nagaan, rapporteren geen verandering. We hebben het, voor alle duidelijkheid, over het geheugen van gezonde mensen.

Ook Chris Bird, hoogleraar cognitieve neurowetenschappen aan de University of Sussex, acht het ‘uiterst onwaarschijnlijk’ dat het biologische mechanisme van het geheugen veranderd zou zijn. ‘Fundamentele veranderingen in onze fysiologie vinden plaats over evolutionaire tijdschalen – miljoenen jaren dus. Maar de manier waarop we ons geheugen gebruiken, verandert wel naarmate ons leven verandert.’

De angst van Plato blijkt dus niet volledig ongegrond. ‘Het onthouden van specifieke zaken – data, routes, gebeurtenissen, enzovoort – kost veel energie’, zegt Bird. ‘Wat we niet móéten onthouden, bijvoorbeeld omdat we het ergens buiten onszelf hebben opgeslagen, onthouden we dus meestal niet goed.’

‘Hoe makkelijker iets valt op te zoeken, hoe sneller we geneigd zijn het te vergeten.’

‘Hoe makkelijker iets valt op te zoeken, hoe sneller we geneigd zijn het te vergeten’, zegt professor Oliver Hardt. Aan de McGill-universiteit in Montréal onderzoekt hij de neurobiologie van geheugen en vergeten. ‘Als we technologie gebruiken als extern geheugen, wordt feitelijke kennis moeilijker opgeslagen in ons brein.’

Dat uitbesteden van ons geheugen aan technologie heet ‘digital offloading’. ‘Wanneer we beseffen dat we een bepaald stukje informatie niet hoeven te onthouden, zullen we dat “actief” vergeten’, legt Bird uit. ‘Met andere woorden: als we ons ervan bewust zijn dat iets irrelevant is en het als zodanig labelen, vergeten we het sneller. Het uitbesteden van informatie aan digitale hulpmiddelen kan dus efficiënt zijn omdat het ons in staat stelt bepaalde dingen te vergeten, zodat we ons beter kunnen concentreren op andere zaken.’

Dat gaat behoorlijk ver. Zo blijken we zaken die we fotograferen of screenshotten minder goed te onthouden. Dat zou niet het geval zijn omdat we dan minder ‘in het moment’ zijn en onze aandacht verdeeld is. ‘Ons brein “weet” dat de info ergens staat opgeslagen, en redeneert dat we die info niet meer nodig hebben’, verklaart Hardt. Onderzoekers ontdekten dat het maken van een screenshot zelfs slechter is voor de herinnering dan het maken van een foto, omdat die eerste handeling een stuk eenvoudiger is.

Mentale ruimte

Dat betekent volgens experts niet dat ons geheugen slechter wordt. ‘Digital offloading vermindert onze capaciteit om dingen te onthouden niet’, benadrukt Hardt. ‘Maar omdat ons geheugen zich aanpast aan onze hoogtechnologische omgeving, wordt kennis die niet strikt noodzakelijk is voor ons dagelijkse functioneren sneller overboord gegooid.’

‘Zo creëert ons brein mentale ruimte voor andere dingen’, vult Bird aan. ‘En dat is nodig, want ons leven wordt steeds complexer. Vroeger kochten we onze treintickets bijvoorbeeld gewoon aan het loket van het station. Vandaag moeten we – althans in het Verenigd Koninkrijk – weten op welke website de beste prijs staat, of we willen reizen tijdens de piek- of daluren, hoe we kunnen inloggen en betalen via een app. Dat vraagt nieuwe kennis en vaardigheden die vroeger niet nodig waren.’

Ons geheugen werkt dus niet slechter dan vroeger, maar anders. ‘In plaats van alle concrete kennis in ons geheugen op te slaan en te verwerken, onthouden we nu ook waar we informatie kunnen vinden’, besluit Engelborghs.

Smartphones

En als het geheugen van gezonde mensen toch eens hapert, is dat vaak te wijten aan eerder onschuldige oorzaken. ‘Multitasking heeft een negatief effect op onze aandacht, en die aandacht is essentieel voor het geheugen’, zegt Engelborghs. ‘Ook vermoeidheid, stress en burn-out – niet zelden veroorzaakt door de eindeloze informatiestroom die ons ook via onze smartphone dagelijks bereikt – kunnen de werking van ons geheugen aantasten.’

‘De mens is een prooidier. We zijn alert voor mogelijke dreigingen en reageren razendsnel op signalen. Smartphones spelen daar genadeloos op in.’

‘Smartphones verslechteren de prestaties van ons werkgeheugen’, bevestigt Hardt. Dat werkgeheugen is een cognitieve functie die ons in staat stelt om informatie tijdelijk te bewaren in het kortetermijngeheugen, ze te manipuleren en te integreren tijdens het uitvoeren van taken. Concreet kunnen we dankzij het werkgeheugen instructies onthouden, verhaallijnen volgen, ons blijven concentreren, rekensommen maken, begrijpend lezen en ons gedrag sturen.

‘De vele notificaties die onze smartphone uitzendt, kapen onze aandacht’, zegt Hardt. ‘Dat is diep biologisch verankerd. De mens is van oorsprong een prooidier dat zich in het midden van de voedselketen bevond: we zijn alert voor mogelijke dreigingen en reageren daarom razendsnel op signalen. Smartphones spelen daar genadeloos op in en dat vormt een reëel probleem voor ons geheugen.’

Welk effect hebben die voortdurende prikkels op lange termijn? ‘Wat gebeurt er bij overmatig schermgebruik in de vroege kinderjaren, wanneer het brein zich nog ontwikkelt?’ vraagt Hardt zich af. Voorlopig blijft het koffiedik kijken.

Engelborghs nuanceert: ‘Bij volwassenen is de invloed van de continue stroom van prikkels en informatie op op de aandacht en het werkgeheugen tijdelijk en omkeerbaar. Zodra het brein ontprikkelt, herstelt de werking zich weer. Maar of die informatiestroom het zich ontwikkelende brein van kinderen beïnvloedt, en op welke manier, weten we niet.’

© Roularta Media Group / Illustratie gemaakt door AI/Midjourney

Mattheus-effect

Op het eerste gezicht lijkt er dus geen reden tot ongerustheid. Maar daar is Hardt het niet mee eens. ‘Aangezien vrijwel iedereen een smartphone op zak heeft met toegang tot zowat alle kennis die ooit is opgeslagen, moeten we nog maar weinig echt onthouden. En daar betalen we een prijs voor.’

Hoe minder we weten, hoe langer we erover doen om problemen op te lossen, aldus Hardt. ‘Ervaren artsen stellen sneller een juiste diagnose dan beginnende artsen, simpelweg omdat ze meer kennis hebben om nieuwe informatie mee te interpreteren.’ Belangrijke kennis volledig aan machines overlaten is volgens hem dan ook riskant. ‘Je kunt zeggen dat je altijd Google bij de hand hebt, maar om correcte conclusies te trekken, heb je basiskennis nodig.’

Dat geldt nog meer voor AI-chatbots zoals ChatGPT. ‘Ze klinken overtuigend, maar geven geregeld onjuiste informatie. Je moet al een expert in je vakgebied zijn om hun antwoorden te kunnen beoordelen’, waarschuwt Hardt.

Dat we via technologie toegang hebben tot vrijwel alle kennis, is niet zaligmakend. Zo waarschuwt de Amerikaanse professor Eric Donald Hirsch Jr. in zijn artikel ‘You Can Always Look It Up’ … or Can You? voor een nieuw mattheuseffect – waarbij rijken steeds rijker worden, en armen steeds armer. Wie weinig weet, weet niet wat hij niet weet en zoekt dus ook niets op.

Toch blijft de vraag: als technologie op een bepaald moment dingen beter en sneller kan dan de mens, waarom zouden we ze dan niet gebruiken? ‘Omdat we dan riskeren een arm leven te leiden’, zegt Hardt. ‘Een leven waarin we voor alles hulp nodig hebben.’

Tim Surma, onderwijswetenschapper en directeur van het Expertisecentrum Onderwijs en Leren aan Thomas More, vult aan: ‘Als mensen elkaar alleen nog met behulp van machines begrijpen, verliezen we iets fundamenteels. Gemeenschappelijke kennis is de lijm van een samenleving — zeker van een democratie.’

Wie weinig weet, weet niet wat hij niet weet en zoekt dus ook niets op.

Hardt, die geboren is in het Duitsland van de jaren zeventig, erkent wat Surma zegt. Als kind werd hij op school voortdurend herinnerd aan de Tweede Wereldoorlog. ‘Elk schooljaar passeerden Hitler en de nazi’s de revue, waardoor die geschiedenis in mijn geheugen gegrift staat. Ik weet welke factoren tot die oorlog geleid hebben en wat de gevolgen waren. Dankzij die kennis hoor ik in de toespraken van huidige prominente politici echo’s van Goebbels en Mussolini. Dat kan ik alleen omdat ik kennis heb van het verleden. Het geheugen is essentieel – niet op individueel, maar ook op maatschappelijk niveau. Ons verleden vergeten, kan dus gevaarlijk zijn.’

Woordenschattoets

Basiskennis is dus belangrijk en wordt volgens Surma het best op school aangeleerd. En hoewel er geen toetsen bestaan die parate kennis van leerlingen systematisch meten, zien we wel dat kinderen in Vlaanderen en daarbuiten slechter scoren op begrijpend lezen of probleemoplossend denken – vaardigheden die volgens Surma sterk samenhangen met kennis in het geheugen.

‘Lezen is een verborgen woordenschattoets’, legt hij uit. ‘Neem de krantenkop: Kiev onderhandelt met Washington. Zonder voorkennis lijkt het alsof twee steden met elkaar praten. Pas wie weet dat het over de regeringen van respectievelijk Oekraïne en de Verenigde Staten gaat, begrijpt de boodschap. Communicatie veronderstelt een gedeelde voorkennis. Als die verdwijnt, praten we naast elkaar.’

Precies daarom groeit internationaal de roep om kennisrijk onderwijs. ‘Lang werd de nadruk gelegd op het aanleren van vaardigheden, die uiteraard belangrijk zijn’, zegt Surma. ‘Maar je kunt ze niet aanleren in een vacuüm. Kritisch denken veronderstelt dat er iets is om over na te denken. Kennis vormt de brandstof voor het leren van vaardigheden.’

Toch is er reden tot optimisme. ‘Jongeren zijn vandaag nog steeds tot grote dingen in staat’, zegt Hardt. ‘Ze zijn niet dom geworden door smartphones. Kijk naar hun inzet tegen klimaatverandering: dat bewijst dat kritisch denken springlevend is.’

Ook in de wetenschap is er geen bewijs voor een collectieve cognitieve neergang. ‘Ons brein is extreem plastisch’, benadrukt Hardt. ‘Het past zich voortdurend aan. Zodra de omstandigheden veranderen, verandert ook het brein.’ ‘De hersenen blijven ons krachtigste overlevingsinstrument’, besluit Bird.

Partner Expertise