Hoe uitzonderlijk is de mens? We vroegen het aan primatologe Christine Webb en AI-wetenschapper Rens Bod: veel redenen om hoog van de toren te blazen heeft die mens niet.
Wat dachten de mensen die vanaf 7300 v. Chr. in de beroemde Argentijnse Cueva de las Manos afdrukken van hun handen aanbrachten op de rotswanden? Wilden ze zich zo onderscheiden van de dieren die ze eveneens afbeeldden? Of was het eerder een uitdrukking van het gevoel deel uit te maken van een groter geheel?
Zodra de mens aan zelfreflectie begon te doen, leek hij zich af te vragen wie hij was. Een vraag die in ons westerse denken mettertijd beantwoord werd door die mens af te zetten tegen de andere soorten. De mens werd dan het enige rationele, zelfbewuste of ethische wezen, dat cultuur kende en in staat was om gereedschap te hanteren. Het waren stuk voor stuk pogingen om het menselijk exceptionalisme te bewijzen en redenen te formuleren waarom die mens zich weinig of niets diende aan te trekken van zijn omgeving. Was hij immers niet superieur?
Alleen is er van dat exceptionalisme vandaag nog maar weinig over. Hoe meer onderzoek er gedaan wordt naar de eigenschappen van andere soorten, hoe duidelijker blijkt dat ook zij hun mannetje kunnen staan. Kraaien buigen ijzerdraadjes tot haakjes om er voedsel mee te bemachtigen. Op het Japanse eiland Koshima leven apen die hun aardappelen wassen en dat elkaar aanleren, wat cultuur is. En van kapucijnaapjes en chimpansees is bekend dat zij voedsel weigeren aan te nemen wanneer een soortgenoot naast hen onrechtvaardig behandeld wordt, of dat zij hun eigen voedsel met de andere aap delen.
‘Dergelijke pogingen om een mens te definiëren door hem af te zetten tegen de rest van de natuur zijn nooit gelukt’, zegt Harvard-primatologe Christine Webb, auteur van De arrogante aap. ‘Ofwel worden de zogezegd exclusieve menselijke eigenschappen gedeeld met andere soorten, ofwel sluiten ze bepaalde mensen uit, zoals gehandicapten of mensen die in coma liggen. Daarom hou ik me ver weg van dergelijke definiëringspogingen.’
Meer zelfs, in haar boek legt ze uit hoe Charles Darwin er al op wees dat de evolutie gradueel verloopt en eigenschappen nooit zomaar uit de lucht komen vallen. De mens is dus een dier onder de dieren en kan maar beter afstappen van zijn exceptionalisme. Nederigheid zou ons beter staan, rekening houdend met de massa-uitsterving en de verstoring van het biologisch evenwicht die we veroorzaken.

© JEROEN OERLEMANS
Rens Bod, hoogleraar Digital Humanities in Amsterdam, gespecialiseerd in computerlinguïstiek en AI, deelt die mening, al komt hij via een heel andere weg tot dat besluit. Waar Webb vanuit ons verre verleden op zoek gaat naar wat ons mens maakt, doet hij dat in Het unieke dier vanuit de toekomst.
Een veelzeggende titel aangezien Bod wel degelijk een eigenschap vindt die de mens uniek maakt, namelijk de mogelijkheid om na te denken over de uitkomst van zijn eigen denken, wat Bod ‘onbegrensde recursie’ noemt: ‘Neem bijvoorbeeld tellen’, legt hij uit. ‘We weten dat sommige dieren tot zes kunnen tellen. Er zijn er zelfs die wellicht tot twintig raken. Mensen kunnen daarentegen leren hoe ze oneindig ver kunnen tellen door dezelfde regels toe te passen op de resultaten die ze eerder hebben behaald. Hetzelfde zie je ook in onze relatie met gereedschap. Er zijn heel wat dieren die gereedschap gebruiken om aan voedsel te komen, maar het gaat altijd maar een stap ver. Een chimpansee gebruikt een stokje om termieten uit een termietenheuvel te peuteren, maar je zult hem nooit een mes zien smeden om er een takje mee te snijden om dat te doen. Gereedschap maken om er vervolgens weer gereedschap mee te maken, maakt ons uniek. Maar geeft dat ons het recht om de natuur te instrumentaliseren? Natuurlijk niet.’
En toch zit die neiging heel diep?
Rens Bod: Vóór Aristoteles waren er heel wat filosofen, zoals de pythagoreeërs, die meenden dat ook niet-menselijke dieren een onsterfelijke ziel hadden. In veel animistische culturen is de hele wereld begeesterd, dus ook planten en bergen. Volgens mij is het allemaal fout gegaan bij Aristoteles en is het westerse denken daarna nooit meer gerecupereerd van hem. Hij stelde een scala naturae op, een hiërarchische classificatie van de wereld waarbij god helemaal aan de top stond met net onder hem de mens en daaronder de dieren, de planten en ten slotte de levenloze materie. Het christendom nam die voorstelling gretig over en gaf daarbij het besturen van gods schepping in handen van de mens. De stap naar het rechtvaardigen van het overheersen, doden en eten van andere dieren is dan natuurlijk klein.
‘Gereedschap maken om er vervolgens weer gereedschap mee te maken, maakt ons uniek. Maar geeft ons dat het recht om de natuur te instrumentaliseren? Natuurlijk niet.’
Christine Webb: Hoe diep het zit merk je ook aan hoeveel moeite we hebben met het ontkennen van het exceptionalisme, en dat anderhalve eeuw na Darwin. Ik vind vooral de dubbele standaarden die we gebruiken om dierlijk gedrag te beschrijven aanstootgevend. Zo hebben onderzoekers het soms moeilijk om het woord verzoening in een dierlijke context te gebruiken. Ze verkiezen het dan om van ‘geweldloze interactie’ te spreken. Sommigen beweren dan weer dat de mens het enige wezen is dat religie kent, maar zelfs dat is niet zeker. Je kunt het niet uitsluiten. Wat ik geleerd heb door met dieren te werken, ook tijdens mijn postdoctorale onderzoek bij Frans de Waal, is dat je hen nooit mag onderschatten.
Bod: Mensapen vertonen gedrag dat vergelijkbaar is met menselijke ceremonies. Bonobo’s voeren rituelen uit rond bomen, en er zijn bonobo-bijeenkomsten beschreven waarbij alle individuen stil werden en lange tijd naar eenzelfde punt in de verte zaten te staren. We weten niet wat het betekent. Ik wil dat geen religie noemen, maar wel een religieus patroon, want dat er analogieën zijn met menselijk religieus gedrag is duidelijk.
Harmonie met de natuur
Misschien gaat het menselijk exceptionalisme wel hand in hand met het atheïsme. Van god verlost, zijn we absoluut heer en meester over de wereld. Wordt het daardoor niet extra moeilijk om onszelf weer als een deel van de natuur te gaan zien?
Bod: Dat god het voorgoed verkorven heeft bij de mens vind ik een boude bewering. Als je West-Europa buiten beschouwing laat, wint religie wereldwijd aan belang. En dat het exceptionalisme een blijvertje zou zijn, lijkt me niet zo zeker. Er zijn grote groepen mensen die in harmonie met de natuur willen leven. Zij hebben nog geen doorslaggevende stem in de samenleving, maar er is duidelijk iets aan het veranderen. Je ziet het ook in een toenemende belangstelling voor het boeddhisme. De vraag is in hoeverre mensen bereid zijn om de consequenties te dragen van een terugkeer naar de natuur, zoals hun auto opgeven of veganistisch worden bijvoorbeeld.
Webb: Ik merk in mijn omgeving ook een sterk verlangen naar een andere omgang met de natuur. Veel wetenschappers met wie ik daarover praat zeggen dat we meer data, innovatie en politieke wil nodig hebben, maar ik geloof daar niet echt in. Volgens mij komt hier spiritualiteit om de hoek kijken. Ik werd een wetenschapper omdat ik betoverd werd door andere dieren. Ik vond in de natuur mysterie en betekenis, zaken die mijn eigen persoontje overstegen. Daarom raakte ik ook gefascineerd door de evolutie, omdat ze me verbond met de kosmos. Vandaar dat ik denk dat de relatie tussen spiritualiteit en een andere kijk aannemen op mens en natuur belangrijker is dan veel mensen denken. Mens zijn, humaan dus, komt van het woord humus, wat aarde betekent. Humaan zijn betekent deel zijn van de aarde. Dat vind ik een mooi idee.
‘Mens zijn, humaan dus, komt van het woord humus, wat aarde betekent. Humaan zijn betekent deel zijn van de aarde. Dat vind ik een mooi idee.’
Bod: We moeten voorbij onze eurocentrische filosofie durven te kijken, naar de Afrikaanse bijvoorbeeld, die weliswaar steeds populairder wordt, maar waarvan we nog maar een fractie kennen. In het Westen zijn we er ons niet van bewust dat er op aarde nog 7000 andere culturen bestaan die heel wat minder destructief te werk gaan en zelfs nooit bestudeerd zijn. Je mag ons stukje van de wereld niet voor de totaliteit nemen. Het Semai-volk dat op Malakka leeft, stelt bijvoorbeeld punan voorop als hoogste zingevingsvorm. Het komt erop neer dat je je eigen verlangens nooit opdringt aan anderen, ook niet aan je kinderen. Het doel is het creëren van een niet-competitieve omgeving, wat de Semai ook in de sport doen. Wanneer zij tennissen willen zij niet winnen, maar de bal zo goed terugspelen dat de speler aan de andere kant van het net die op zijn beurt netjes kan terugslaan.
Webb: In de wetenschap is de eurocentrische kijk net zo groot. We ontdekken de ene na de andere verrassing over waartoe dieren in staat zijn, terwijl de mensen die vroeger in de buurt van die dieren leefden dat gewoon wisten. Jane Goodall was een pionier in mijn onderzoeksveld. Ze ontdekte dat chimpansees in groep jagen en gereedschap gebruiken, maar als je er de etnografische literatuur bijhaalt, merk je dat leden van inheemse Afrikaanse gemeenschappen dat ook wisten en dat ze er zelfs een paar honderd jaar voor Goodalls observaties over vertelden tegen Europese kolonisten.
‘In het Westen zijn we er ons niet van bewust dat er op aarde nog 7000 andere culturen bestaan die heel wat minder destructief te werk gaan.’
Bod: Het is belangrijk dat wetenschappers zulke zaken populariseren en ook tonen hoezeer dieren soms als mensen zijn. Empathie is in deze heel belangrijk. Mooi vind ik bijvoorbeeld het verhaal over het huwelijk dat ezelspinguïns aangaan. Een mannetje biedt een vrouwtje daarbij een steentje aan. Als het vrouwtje dit accepteert, bouwen ze samen een nest en legt zij dat steentje erin. Het lijkt wel alsof ze trouwringen uitwisselen.
Webb: De mentaliteit verandert duidelijk. In de buurt van de campus waar ik werk ligt een parkje waarvan de bomen recent gekapt zijn, waardoor dertig eekhoorns opeens thuisloos blijken. Een student bracht dat onder mijn aandacht, ik gaf er reuring aan en sindsdien is er een hele carrousel beginnen te draaien. Mensen van de universiteit en de overheid zijn wakker geschoten en er wordt sindsdien heel wat energie gestoken in het redden van de eekhoorns. Ik kreeg vanochtend telefoon van drie mensen die de plek willen bezoeken. Ik word daar hoopvol van. Twintig jaar geleden zou wellicht niemand er wakker van hebben gelegen. Ik besef dat dit kleinschalig is, maar het zegt wel iets over ons.
Bod: Weet je wat ik zo mooi vind? Dat we hier met ons drieën perfect aan het illustreren zijn wat de mens uniek maakt, een gesprek als dit dus, waarin we reflecteren over onze voorbije reflecties en tezelfdertijd weten dat dit ons niet superieur maakt.

Maar hoelang zal dat duren, want AI komt eraan. Zullen we onze uniciteit binnenkort niet verliezen?
Bod: De AI waarmee we veelal in contact komen, gebaseerd op Large Language Models (LLM), kent geen recursie. Ruw gezegd voorspelt ze op basis van heel veel data wat een volgende woord in een reeks zal zijn, maar kennis over wat het voorbrengt heeft zo’n model niet. Wanneer een LLM het woord ‘arm’ gebruikt, beseft het niet wat een arm is. Vandaag kunnen die modellen veel mensen overtuigen, maar 25 jaar geleden werden ze niet als AI gezien, daarvoor waren ze veel te oppervlakkig. Om onbegrensd recursief te denken zoals wij dat doen, zouden LLM’s van een lineair proces moeten overstappen op een hiërarchisch. Een LLM raakt in de problemen wanneer we het een zin voeden als ‘De auteur die dat boek schreef dat gisteren werd gepresenteerd in de boekhandel waar we verleden week nog zijn geweest komt morgen op bezoek.’ Mensen begrijpen meteen dat die ‘komt’ bij ‘De auteur’ hoort, een LLM niet.
Bestaan er computermodellen die met recursie werken?
Bod: Ja, maar ze zijn veel te traag. Zodra je recursie inbouwt in een programma, neemt de complexiteit exponentieel toe. Voor een real-timesysteem is dat problematisch. Als gebruiker wil je geen uur wachten op een antwoord. Wij mensen kunnen dit makkelijk aan omdat we 85 miljard neuronen in onze hersenen hebben die elk soms met een paar duizenden andere neuronen connectie maken.
Geen enkele reden om ons zorgen te maken dus?
Bod: Toch wel, omdat we te veel van onze taken doorschuiven naar die LLM’s. Zo vernam ik onlangs dat een aantal van mijn collega’s hun masterstudenten door Chat GPT laten begeleiden. Vrezen dat dergelijke systemen ons naar de kroon zullen steken, is evenwel niet nodig. Zelfs de eenvoudigste kolonie bacteriën is nog steeds complexer dan onze huidige LLM’s. Ze kunnen met elkaar communiceren en elkaar helpen op een manier die AI nog steeds niet kan.
Christine Webb, De arrogante aap, De Bezige Bij, 366 blz., 26,99 euro.
Rens Bod, Het unieke dier, Prometheus, 304 blz., 24,99 euro.
Christine Web
1986: Geboren in Delaware (VS).
Studeert psychologie en promoveert op het proefschrift Moving Past Conflict: How Locomotion Facilitates Reconciliation in Humans and Chimpanzees.
2015 – 2018: Voert postdoconderzoek uit bij Frans de Waal aan Emory University, daarna aan Harvard en is sinds september 2025 assistent aan New York University.
2015 – 2023: Gasthoogleraar aan de universiteit van Utrecht.
De arrogante aap is haar eerste publieksboek
Rens Bod
1965: Geboren in Bergh (Nederland).
Studeerde natuur- en sterrenkunde in Utrecht en Letteren in Rome. Promoveerde in de computerlinguïstiek in Amsterdam.
2005: Wordt hoogleraar AI aan de universiteit van St. Andrews.
2007: Keert terug naar Amsterdam als onderzoeker digitale geesteswetenschappen.
2012: Wordt hoogleraar Digital Humanities aan de Universiteit van Amsterdam.
2021: Bekleedt de internationale Francqui-leerstoel aan de universiteit van Gent.
Eerdere publicaties: De vergeten wetenschappen (2010), Een wereld vol patronen (2019) en Waarom ben ik hier? (2023).