Hoe een Franse antiterrorismemaatregel tot een rattenplaag leidde (en meer onbedoelde gevolgen)

Kort na de aanslagen van 11 september 2001 in de Verenigde Staten nam de Franse overheid verscheidene maatregelen om de kans op een terreuraanslag in Frankrijk zoveel mogelijk te beperken. Een van die maatregelen is het vervangen van dichte vuilnisbakken door open exemplaren met doorzichtige vuilniszakken. © iStock

In het deze week verschenen boek ‘Dat was niet de bedoeling’ verdiept journalist Maarten Reijnders zich in onbedoelde gevolgen. Waarom heeft beleid soms precies het tegenovergestelde effect van wat de bedenkers ervan beogen? En hoe kan het dat sommige maatregelen gevolgen hebben die niemand had voorzien? Knack biedt u een passage aan.

Elke dag overlijden er wereldwijd vijftienduizend kinderen die jonger zijn dan vijf jaar. Dat klinkt vreselijk – en dat is het ook – maar toch is het goed nieuws. In 2000 overleden er namelijk bijna twee keer zoveel kinderen: 27.000 per dag.

Het is mede aan de sterk afgenomen kindersterfte te danken dat de wereldwijde levensverwachting al decennialang jaar na jaar stijgt. Werd de gemiddelde wereldburger begin jaren zeventig nog 60 jaar oud, vandaag de dag is de gemiddelde wereldwijde levensverwachting 72 jaar.

Het laatste jaar waarin de gemiddelde wereldwijde levensverwachting afnam, was in 1960, schrijft de in 2017 overleden Zweedse arts en statistiekenfreak Hans Rosling in zijn postuum verschenen boek Factfulness (2018).

De afname van de gemiddelde levensverwachting in 1960 is het gevolg van de Grote Sprong Voorwaarts in de Volksrepubliek China. De communistische partijleider Mao Zedong wil China omvormen van een agrarische samenleving tot een socialistische wereldmacht en kondigt daarom in 1958 een hele trits maatregelen af.

De Grote Mussencampagne is vermoedelijk het meest bizarre onderdeel van Mao’s plannen. Hij roept de Chinese bevolking op om alle mussen uit te moorden, omdat deze ‘kapitalistische dieren’ zaden eten en daarmee een bedreiging vormen voor de landbouw.

In het hele land gaan Chinezen massaal op pad om mussen te doden of net zo lang op ze te jagen tot de vogels van vermoeidheid uit de lucht vallen. De Chinese mussenpopulatie wordt bijna compleet uitgeroeid.

Tot een betere oogst leidt de campagne niet. Behalve zaden blijken de mussen namelijk ook insecten te eten. Omdat de mussen zijn verdwenen, hebben de sprinkhanen nu vrij spel. De gevolgen zijn desastreus. Door sprinkhanenplagen – en door de collectivisatie van de landbouw, eveneens onderdeel van de Grote Sprong Voorwaarts – mislukken de oogsten in het hele land. Tientallen miljoenen Chinezen komen om van de honger.

Volgens een in oktober 2018 verschenen studie van het Wereldnatuurfonds is tussen 1970 en 2014 60 procent van de gewervelde dieren verdwenen. Daar blijft het vermoedelijk niet bij.

Enorme asteroïde

Ook zonder Grote Mussencampagnes pakt de aanwezigheid van mensen doorgaans niet al te gunstig uit voor andere diersoorten. Natuurlijk, ook voordat wij op aarde verschenen, stierven er al regelmatig dieren plantsoorten uit (ik kijk naar jou, Tyrannosaurus Rex!), maar volgens schattingen van wetenschappers ligt die afname van soorten dankzij de mens inmiddels zeker een factor honderd tot duizend hoger dan ‘van nature’ het geval zou zijn.

In haar boek The sixth extinction (2014) betoogt de Amerikaanse journalist Elizabeth Kolbert dat de aanwezigheid van de mens net zo’n grote impact heeft als de inslag van de enorme asteroïde die zo’n 66 miljoen jaar geleden de dinosauriërs de das omdeed.

Volgens een in oktober 2018 verschenen studie van het Wereldnatuurfonds is tussen 1970 en 2014 60 procent van de gewervelde dieren verdwenen. Daar blijft het vermoedelijk niet bij. Zo wordt volgens een onderzoek uit april 2018 van BirdLife International een op de acht vogelsoorten met uitsterven bedreigd. De intensieve landbouw, jacht, boskap en klimaatverandering zijn de grote boosdoeners.

Insecten, een belangrijke voedingsbron voor vogels, hebben het eveneens moeilijk. In mei 2018 concludeert Natuurmonumenten dat het aantal insecten in Nederlandse natuurgebieden in twintig jaar tijd is gehalveerd. Ook hier krijgt de intensieve landbouw de schuld.

Hondenpoep

Er worden allerlei maatregelen genomen die op het eerste gezicht niets of slechts zijdelings met de dierenwereld te maken hebben maar die er toch voor zorgen dat diersoorten wegkwijnen. Neem de in veel gemeenten geldende verplichting voor hondeneigenaren om de uitwerpselen van hun huisdier op te ruimen. Die regel zorgt ervoor dat kinderen tijdens het buitenspelen niet meer in de hondenpoep trappen.

De maatregel heeft er echter ook toe bijgedragen dat het aantal mussen de afgelopen kwarteeuw is gehalveerd, stellen Kees Heij en Jacques Vos die een boek hebben geschreven over de huismus. Het is lastiger geworden voor de mus om een maaltje bij elkaar te scharrelen. Daar zijn verschillende redenen voor, maar een ervan is dat er minder hondendrollen op straat liggen die voorheen voor variatie in hun dieet zorgden.

Een andere diersoort die in het gedrang komt door een ontoereikend dieet is de bij. Net als vlinders en kevers hebben bijen te lijden onder de monocultuur van de moderne landbouw. Die zorgt er weliswaar voor dat de opbrengst maximaal is, maar verandert de landbouwgrond tegelijkertijd in het bijenequivalent van een woestijn: er groeien geen wilde bloemen meer waarmee zij zich kunnen voeden.

Het gebruik van bestrijdingsmiddelen pakt ook negatief uit voor bijen en andere insecten die zorgen voor de bestuiving van planten. In sommige gebieden in het zuidwesten van China zijn er inmiddels zo weinig bijen over dat boeren met appel- of perenboomgaarden, zelf met kwasten in de weer moeten om de bloesem te bevruchten. De oplossing ligt voor de hand: het gebruik van bestrijdingsmiddelen terugdringen en stukken land vrijhouden waar honderd bloemen kunnen bloeien.

Herintroductie van de wolf

Het is niet alleen maar kommer en kwel. Menselijk ingrijpen kan ook positieve gevolgen voor de biodiversiteit hebben. Zo zorgt de herintroductie van de wolf in 1995 in het Amerikaanse natuurgebied Yellowstone Park voor een fascinerend sneeuwbaleffect.

Voor de elanden in Yellowstone Park pakt de terugkeer van de wolf, die zeventig jaar afwezig was geweest in het gebied, nadelig uit. De eland, die jarenlang ongestoord in het natuurgebied heeft kunnen grazen en zich daarom ongehinderd heeft kunnen voortplanten, krijgt weer een natuurlijke vijand.

De elanden beginnen gedeeltes van het park te mijden waar ze een makkelijke prooi zijn voor de 31 wolven die door de beheerders van het natuurgebied zijn uitgezet. De elandpopulatie in Yellowstone Park daalt in twintig jaar van 18.000 naar 4.500 – al verschillen biologen van mening over de vraag hoe groot de rol van de wolf daarin precies is geweest. Andere factoren die vermoedelijk een rol spelen bij de afname van het aantal elanden zijn: de droogte, de toename van het aantal beren en de jacht op elanden door mensen. Het afgenomen aantal elanden is hoe dan ook gunstig voor de begroeiing in de valleien waar de grazers niet meer durven te komen om de boel kaal te vreten.

Planten en bomen, zoals espen en wilgen, krijgen weer kans om te groeien. De nieuwe begroeiing maakt de valleien veel aantrekkelijker voor allerhande diersoorten, zoals vogels en beren die letterlijk en figuurlijk de vruchten kunnen plukken van de nieuwe flora.

Omdat de wolven ook coyotes vermoorden, verschijnen er weer meer konijnen en muizen die op hun beurt weer roofvogels, wezels en vossen aantrekken. Bevers, die dankzij de nieuwe bomen weer dammen kunnen aanleggen in de rivieren in het gebied, zorgen ervoor dat andere soorten, zoals otters, eenden en bepaalde vissoorten, een grotere kans hebben om te overleven.

Ongediertebestrijding

De afname van het aantal elanden en de toename van andere diersoorten in Yellowstone Park is min of meer gepland: de beheerders van het natuurgebied hoopten dat het uitzetten van wolven zou leiden tot een nieuw ecologisch evenwicht, en zien hun gelijk na twintig jaar bevestigd.

Elders floreren diersoorten juist zonder dat er sprake is van beleid dat daarop is gericht. Een aardig voorbeeld is de privatisering van de Engelse waterbedrijven in de jaren tachtig. De verwachting van de conservatieve regering onder leiding van Margaret Thatcher is dat de verkoop van de nutsbedrijven zal leiden tot lagere prijzen en een betere dienstverlening. In de praktijk valt dat behoorlijk tegen. Zoals wel vaker bij een geprivatiseerd monopolie zorgen de directieleden vooral goed voor zichzelf. Hun salarissen stijgen fors. De klanten van de waterbedrijven zien hun rekeningen ondertussen flink oplopen. De service wordt er ook al niet beter op.

Maar dat zijn niet de enige onbedoelde gevolgen van de privatisering. Om kosten te besparen, besluiten de waterbedrijven onder meer om te snijden in het werknemersbestand. Er wordt bezuinigd op het onderhoud van de waterleidingen en riolen en op de ongediertebestrijding. Met die maatregelen is in ieder geval een diersoort erg blij: op verschillende plaatsen neemt het aantal ratten flink toe.

De nieuwe vuilnisbakken maken het veel makkelijker voor ratten om de vuilniszakken open te trekken en zich tegoed te doen aan weggegooid eten.

Nieuwe vuilnisbakken

Aan de andere kant van het Kanaal, in Frankrijk, luidt het dagblad Le Parisien in 2018 eveneens de noodklok over de groeiende rattenpopulatie in de Franse hoofdstad. Volgens een door de krant opgevoerde specialist in ongediertebestrijding is de toename onder meer het gevolg van klimaatverandering, waardoor de winters minder streng zijn, én van het Franse antiterreurbeleid.

Kort na de aanslagen van 11 september 2001 in de Verenigde Staten nam de Franse overheid verscheidene maatregelen om de kans op een terreuraanslag in Frankrijk zoveel mogelijk te beperken. Een van die maatregelen is het vervangen van dichte vuilnisbakken door open exemplaren met doorzichtige vuilniszakken. Zo kan de politie in één oogopslag zien of een terrorist geen explosief in de vuilnisbak heeft verstopt.

De nieuwe vuilnisbakken maken het echter ook veel makkelijker voor ratten om de vuilniszakken open te trekken en zich tegoed te doen aan weggegooid eten.

Voor het Parijse gemeentebestuur is de rattenoverlast reden om toch maar weer gesloten afvalcontainers in te voeren. De knaagdieren kunnen immers ziekten verspreiden die schadelijk zijn voor mensen, zoals de ziekte van Weil, rattenbeetkoorts en ziekte als gevolg van het hantavirus.

Het beruchtst zijn ratten vanwege de verspreiding van de pest – al is de kans daarop in Parijs vermoedelijk nihil. De ziekte komt vandaag de dag alleen nog regelmatig voor in landen als de Democratische Republiek Congo, Madagaskar en Peru.

Tussen 2010 en 2015 overlijden er 584 mensen aan de pest, zo blijkt uit cijfers van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). Dat aantal is vanzelfsprekend veel te hoog voor een ziekte die eenvoudig met antibiotica kan worden bestreden, maar het is gelukkig nog maar een fractie van de schade die de pest in vroeger tijden aanrichtte.

Geloofscrisis

Halverwege de veertiende eeuw overlijden tientallen miljoenen mensen aan de ‘zwarte dood’. De ziekte is het gevolg van Yersinia pestis, een bacterie die vaak meelift op rattenvlooien maar ook wordt gevonden bij menselijke parasieten zoals vlooien en luizen. In Europa houdt de ziekte enorm huis. In Genua, een van de eerste Europese plaatsen waar de ziekte in 1347 opduikt, sterft binnen een paar maanden 60 procent van de bevolking als gevolg van de builenpest.

De rest van Europa brengt het er niet veel beter van af. In Engeland roeit de ziekte volgens sommige bronnen de helft van de bevolking uit, terwijl wat meer voorzichtige historici het houden op 20 procent. Volgens schattingen overlijdt zeker een derde van de totale Europese bevolking tussen 1347 en 1351 als gevolg van de pest. Het duurt maar liefst twee eeuwen voordat de wereldbevolking weer op het niveau van voor de zwarte dood is.

De ziekte brengt grote sociale veranderingen teweeg. Het idee dat God de mensheid in de steek heeft gelaten, zorgt bij menigeen voor een geloofscrisis. Waarom zou je nog in een God geloven die dit heeft laten gebeuren?

Op een groot aantal plaatsen in Europa breken boerenopstanden uit. Mensen beginnen vraagtekens te zetten bij eeuwenoude dogma’s over de inrichting van de maatschappij. De macht van de autoriteiten is minder vanzelfsprekend: de staat en de kerk zijn er immers niet in geslaagd om de ziekte te voorkomen of in te dammen. Ook de adel ziet zijn macht afbrokkelen en inkomsten teruglopen. De reden: er zijn veel minder boeren over die het land kunnen bewerken.

Hoe een Franse antiterrorismemaatregel tot een rattenplaag leidde (en meer onbedoelde gevolgen)
© Spectrum

Lichaamsluizen

Lange tijd is gedacht dat ratten hoofdverantwoordelijk waren voor de zwarte dood. Zij brachten de ziekte, die al eeuwenlang huishield in delen van Azië, via handelsschepen naar Europa. De eerste slachtoffers waren de bemanningsleden van een schip dat naar Sicilië voer. Vervolgens raakten vele bewoners van de Siciliaanse havenplaats Messina besmet, waarna de ziekte zich uitbreidde naar andere delen van Italië.

Het is echter maar de vraag in hoeverre de ratten verantwoordelijk waren voor de verspreiding van de ziekte vanuit Sicilië. Volgens recent historisch onderzoek van Noorse en Italiaanse wetenschappers verliep de verspreiding in veel plaatsen zo snel dat de ziekte vermoedelijk hoofdzakelijk werd overgebracht via besmette menselijke vlooien en lichaamsluizen.

Als de ziekte via ratten zou zijn overgebracht, zou dat veel trager zijn verlopen dan bij de verspreiding van mens op mens. Bovendien zouden er dan veel meer dode ratten moeten zijn aangetroffen op de plaatsen waar de pest toesloeg, stellen de onderzoekers. Waarschijnlijk gaven de ratten alleen het eerste zetje. Net zoals de natuurbeheerders dat deden die in 1995 een groep wolven uitzetten in Yellowstone Park.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content