Geboortes van kinderen met het syndroom van Down stijgt

© Science Photo Library

Dat is het gevolg van de toenemende leeftijd van zwangere vrouwen.

Men zou verwachten dat door de beschikbaarheid van prenatale testen het aantal geboortes van kinderen met het syndroom van Down (de mongooltjes uit de volksmond) zou dalen. Dat is niet het geval.

Gynaecoloog Wilfried Gyselaers van het Ziekenhuis Oost-Limburg in Genk, die doctoreerde met een onderzoek naar prenatale screening voor het syndroom van Down in Vlaanderen, bekeek de recente cijfers, verzameld door het Studiecentrum voor Perinatale Epidemiologie. Hij stelde vast dat het aantal geboortes van kinderen met het syndroom tussen 2005 en 2009 zelfs lichtjes steeg (van 27 in 2005 naar 41 in 2009).

Voor een verklaring grijpt hij naar een andere grafiek, die aantoont dat de verhouding zwangere vrouwen ouder dan 34 in dezelfde periode toenam van 13 tot 14 procent. Tussen 1987 en 2009 nam de leeftijd waarop een vrouw in ons land haar eerste kind kreeg, toe van gemiddeld 25,7 tot 28,2 jaar.

‘We zien hetzelfde in de Verenigde Staten en Groot-Brittannië’, stelt Gyselaers. ‘Prenatale screening resulteert niet in een verdere daling van het aantal geboortes van baby’s met het syndroom van Down. Het lijkt erop dat screening enkel nog een deel van de natuurlijke stijging van het syndroom in de bevolking voorkomt, die een gevolg is van de toenemende leeftijd van zwangere vrouwen.’

Het gebruik van prenatale testen om mongolisme op te sporen, is gemeengoed geworden. Al tijdens de zwangerschap wordt gekeken of een foetus kenmerken van een mongooltje vertoont. Slechts een derde van de gedetecteerde mongooltjes wordt geboren. Twee derde van de mongooltjes wordt geboren bij ouders die een prenatale screening weigerden – een vijfde van de ouderkoppels wil geen screening.

Omdat de tests niet perfect zijn en een risico op een miskraam inhouden, gaan gynaecologen ervan uit dat we nooit naar nul geboren mongooltjes zullen evolueren. ‘Het is al een tijd bekend dat de kans op problemen met de voortplanting toeneemt met de leeftijd van vooral de moeder’, stelt Gyselaers. ‘Toch versterkt de trend richting oudere moeders zich. Indien er geen screening bestond, zou de stijging van het aantal geboortes met het syndroom van Down nog groter zijn.’

Prematuurtjes
Gyselaers wijst nog op een tweede problematiek: die van de premature geboortes. De proportie te vroeg geboren baby’s en baby’s met een te laag geboortegewicht is constant sinds 2000. Het betreft ongeveer 7 procent van onze baby’s. ‘Een groot aantal overlevende prematuurtjes houdt een of meerdere vormen van handicap over aan de te vroege geboorte’, zegt Gyselaers. ‘Cijfers uit 2007 tonen aan dat 58 procent van de kindjes geboren na minder dan 26 weken zwangerschap op driejarige leeftijd matige tot ernstige handicaps heeft. In Vlaanderen is het aantal premature borelingen ongeveer zes keer hoger dan het aantal baby’s met het syndroom van Down. Daarnaast is het allerminst duidelijk wat de maatschappelijke impact zal zijn van de geboorte van premature baby’s als gevolg van nieuwe technieken, zoals foetale chirurgie. Het is hoog tijd om te evalueren of deze technieken het aantal aangeboren handicaps in de populatie niet zullen doen toenemen. Dat debat voeren is mijns inziens van groter maatschappelijk belang dan het debat over abortus.’

Gyselaers ondervond hoe moeilijk het is als ouder geconfronteerd te worden met de vaststelling dat er een probleem is met je kind. Als vader van een zoon met Autisme Spectrum Stoornis en als voogd van een mentaal gehandicapte zus weet hij waarover hij spreekt: ‘Uit de jaarcijfers van Kind & Gezin blijkt dat ongeveer 10 procent van de twaalfjarige kinderen in Vlaanderen met een chronische ziekte kampt, die hun later functioneren als volwassene kan belasten. Dat kan gaan om diabetes, epilepsie, autisme enzovoorts. Mensen zouden correcte informatie moeten krijgen over de beperkingen van de medische zorg. Het is ook niet meer van deze tijd dat ouders maanden of soms zelfs jaren met een probleemkind moeten rondzwerven voor ze belanden op een plaats met de juiste therapie. Het zou nuttig zijn dat ze beroep kunnen doen op mensen die hen wegwijs maken in het kluwen aan sociale kanalen en opvangnetten op nationaal, regionaal en provinciaal niveau.’

Dirk Draulans

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content