Beestenboel: het gaat niet goed met onze nonnetjes in de Noordzee

Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

Door vervuiling, verzuring en opwarming van het water krijgen de mooie schelpjes in de Noordzee het moeilijk.

Het nonnetje prijkt hoog in de ranglijst van meest gevonden schelpen op het Noordzeestrand. Het is een mooi diertje, licht gestreept en overwegend lichtgekleurd: wittig, lichtrozig, lichtpaars, lichtbruin. Maar ze kunnen ook donkerder worden in een wat afwijkende leefomgeving. Kleuren zijn zelden een goede graadmeter voor de determinatie van schelpjes. Structuur en vorm van de schelp zeggen meer. De kans dat een niet-geribbelde kleine schelp op het strand een nonnetje is, is vrij groot.

De twee kleppen van een aangespoeld nonnetje hangen vaak nog aan elkaar, als vleugeltjes zonder een lijfje. Dat zou ook de wat onverwachte naam van de soort verklaren. Doordat levende nonnetjes zo’n krachtige sluitspier hebben, kun je ze moeilijk openen. Sommigen zagen daar een analogie in met devote nonnetjes – de technische details moet u er zelf maar bij denken.

Nonnetjes leven ingegraven in de zeebodem. Als ze veel te eten hebben en dus krachtig zijn, graven ze zich dieper in. Oudere beestjes kruipen ook dieper dan jongere. De diertjes houden contact met het open water door middel van twee buisjes die uit het zand of slib steken. Daarmee zuigen ze voedsel op. Als er weinig voedsel is, gebruiken ze de buisjes om de bodem rond hun verblijfplek af te schuimen.

Doordat nonnetjes zo’n krachtige sluitspier hebben, kun je ze moeilijk openen.

In de lente laten de beestjes voortplantingscellen los in het water. Zaadjes en eitjes moeten elkaar zien te vinden. Uit een geslaagde bevruchting komt een larfje, dat enkele weken vrij rondzwemt. Als het groot genoeg is, ontwikkelt het schelpjes en het begin van een voet, waardoor het zwaarder wordt en naar de zeebodem zakt. Daar brengt het de rest van zijn bestaan door. Een nonnetje kan zeven jaar oud worden, maar de schelpen kunnen miljoenen jaren als fossiel bewaard blijven. Veel schelpen op onze stranden zijn fossiele resten van lang geleden gestorven beestjes.

Nonnetjes zijn gewild voedsel voor vissen en vogels. Platvissen vinden hun buisjes een lekkernij. Zo’n buisje kan weer aangroeien, maar dan moet een nonnetje tijdelijk wat hoger kruipen om zich te kunnen voeden, waardoor het kwetsbaar wordt voor strandlopers en andere vogels.

Het gaat helaas niet goed met onze nonnetjes. De intens bestudeerde populatie van de Nederlandse Waddenzee crashte vanaf 1996. Zowel de overleving van de diertjes als hun voortplanting ging achteruit, terwijl beide voordien minstens twintig jaar min of meer stabiel waren. De schelpjesdichtheid nam in korte tijd af van gemiddeld 70 naar amper 10 per vierkante meter.

Het onderzoek gebeurde in een zone zonder visserij. Bodemvisserij, die elders grote verstoringen van het leefgebied van de nonnetjes veroorzaakt, kan dus niet rechtstreeks verantwoordelijk zijn voor de crash. Nonnetjes houden niet van te hoge watertemperaturen en daarom kijken wetenschappers met argusogen naar de klimaatopwarming, maar de effecten ervan zouden nog niet groot genoeg zijn om de crash te kunnen verklaren.

Mogelijk kreunen nonnetjes onder de gevolgen van een cocktail van problemen. Verzuring van het water, vervuiling met chemische stoffen en infiltratie van microplastics kunnen de druk verhogen. ‘ Trop is te veel’, zuchtte een beruchte Belgische politicus ooit, en hij kon het weten.

Partner Content