Als kinderen van gender veranderen: ‘Bijna een vijfde van trans kinderen stapt af van nieuwe gender’

gender
© Getty Images

Een langetermijnstudie werpt een genuanceerd licht op de stabiliteit van genderidentiteit bij jongeren — en op de vragen die daarbij rijzen.

Toen Kristina Olson, professor psychologie in Princeton, begin jaren 2010 besloot om kinderen te bestuderen die van gender waren veranderd, waren die nog met weinig. Het ging, voor alle duidelijkheid, om kinderen die ‘sociaal’ in transitie gingen. Dat betekent: een nieuw gender aannemen zonder medische ingrepen. Een nieuwe opvatting won toen terrein: dat trans kinderen weten wie ze zijn, en er dus geen reden was om hun transitie uit te stellen. Ouders die dat idee genegen waren, lieten hun kind alvast sociaal in transitie gaan — in sommige gevallen op driejarige leeftijd.

Om de effecten daarvan te onderzoeken, zochten Olson en haar medewerkers honderden van deze kinderen, met de bedoeling hen en hun gezin jarenlang te volgen. Ze stelden ook twee controlegroepen samen: een groep broers en zussen van trans kinderen, en een groep niet-verwante kinderen.

Het project kreeg de naam TransYouth Project, en het is de tot nu toe grootste longitudinale studie in zijn genre. In 2018 kreeg Olson een MacArthur Genius Grant voor haar werk. Maar nu nieuwe resultaten van de studie bekend zijn, komt de complexiteit van het onderzoek in volle scherpte naar voren — en interpreteren experts dezelfde statistieken op verschillende manieren.

Veranderen van gedachten

De resultaten werden in juli gepubliceerd in het tijdschrift Monographs of the Society for Research in Child Development. Ze leren dat 82 procent van de kinderen die jong (gemiddeld op 6,5 jaar) in transitie gingen, zeven jaar later nog altijd hun nieuwe genderidentiteit hebben. De overige 18 procent heeft zich inmiddels minstens één keer opnieuw met het geboortegeslacht geïdentificeerd of, vaker nog, noemt zich nu genderdivers of non-binair.

Bijna een vijfde is dus afgestapt van de nieuwe genderidentiteit: dat zou pleitbezorgers van onomkeerbare medische ingrepen aan het denken moeten zetten. Ook een eerdere bevinding van professor Olson komt in een ander daglicht te staan. In 2022 was slechts 7 procent van de kinderen opnieuw gewisseld van genderidentiteit. De twee cijfers samen suggereren dat met de tijd de kans stijgt dat deze kinderen van gedachte veranderen. Bij de jongste survey waren ze vijftien jaar — dat is nog een eind te gaan naar de volwassenheid.

‘Hoe langer de observatieperiode duurt, des te groter wordt de instabiliteit’, vindt professor Stephen Levine van de Case Western Reserve University, die gespecialiseerd is in genderdysforie. De psychologe Laura Edwards-Leeper stelt het nog scherper: als het verwerpen van de nieuwe genderidentiteit vaker voorkomt naarmate kinderen ouder worden, is ‘dat een goed argument om toch maar voorzichtig te zijn met sociale transities op jonge leeftijd’.

Invloed van buitenaf

De recentste resultaten raken ook een ander gevoelig punt aan: externe beïnvloeding. Professor Olson en haar mede-auteurs verwijzen naar de ‘gangbare gedachte in de literatuur dat ouders bijdragen aan de gendernonconformiteit van hun kinderen’. Zij zijn daar sceptisch over, omdat de meeste broers en zussen van trans kinderen ‘cisgender’ zijn. ‘Als ouders gendernonconformiteit zouden aanmoedigen, zouden we een hoger percentage transgenderidentiteit onder broers en zussen moeten vaststellen.’

82 procent van de kinderen die in transitie gingen toen ze gemiddeld 6,5 jaar waren, hebben zeven jaar later nog altijd hun nieuwe genderidentiteit.

Maar Zhenya Abbruzzese (Society for Evidence-Based Gender Medicine) bekijkt de gegevens anders. Ze wijst erop dat ‘maar liefst 23 procent van de zussen [van trans kinderen] zich als transgender identificeert’. Dat is een veel hoger percentage dan de jongens (9 procent) en meisjes (10 procent) in de controlegroep van niet-verwante kinderen, en dan de broers van trans kinderen (9 procent).

Dit alles valt bovendien in een periode waarin het aantal jongeren dat zich transgender noemt sterk toeneemt. Het gaat daarbij in meerderheid om jongeren — volgens studies 60 procent of meer — die als vrouw ter wereld zijn gekomen.

Al deze cijfers liggen trouwens aanzienlijk hoger dan de schattingen over het percentage trans mensen onder de bevolking. Die schommelen over een langere periode, volgens de Amerikaanse Centers for Disease Control and Prevention, rond de 1 procent.

Grijze zone

Het is intussen duidelijk dat jongeren de term ‘gender’ anders begrijpen dan hun ouders. Maar we bevinden ons nog in een grijze zone. Het is nog niet uitgeklaard of gender nu een diepe identiteit weerspiegelt, of eerder een gevoel is dat zich pas later consolideert in een seksuele oriëntatie en genderidentiteit. Naarmate er meer bewijzen komen voor het ene of het andere, kan de kijk op een vroege gendertransitie vastere vorm krijgen. Professor Olson wenste niet op de zaak in te gaan.

© The Economist

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Expertise