‘Zoveel fenomenale rijkdom in de handen van enkelen is onwezenlijk en zelfs beangstigend’

Een dakloze in Wall Street, New York.
Vrije Tribune
Vrije Tribune Hier geven we een forum aan organisaties, columnisten en gastbloggers

In zijn nieuwe boek De ongelijkheidsmachine een Verborgen Europese Geschiedenis doorploegt oud-journalist Paul Goossens meer dan duizend jaar ongelijkheidsregimes, dat Europese machthebbers op eigen bodem installeerden en in haar meest extreme vorm exporteerden. Een voorpublicatie.  

Bij elk gesprek over ongelijkheid vallen na enkele minuten de namen van Elon Musk, Jeff Bezos en Bill Gates. Daar is een reden voor. Op hun bankrekening staan zoveel nullen dat zelfs een geschoolde wiskundige naar adem hapt en zich afvraagt of deze mensen wel nog tot de wereld behoren. In het universum van multimiljardairs gelden andere criteria. In een recente jaarlijkse update over wereldwijde ongelijkheid vlooide Oxfam uit dat de 10 rijkste miljardairs in minder dan 2 jaar hun reeds fenomenale bankrekening meer dan verdubbeld hadden. In maart 2020 waren ze ‘slechts’ 700 miljard dollar waard, eind 2021 was dat 1.500 miljard. Het extraatje van 119 procent is des te merkwaardiger, omdat de hele planeet toen onder covid-19 kreunde.

Terwijl miljoenen hun baan en hun spaargeld verloren, de economie een flinke krimp kreeg en de overheden zich diep in de schulden staken om het schip drijvende te houden, genoten de ultrarijken van een bonanza zonder voorgaande. Negen Amerikaanse heren en de Fransman Bernard Arnault zijn samen 1.500 miljard dollar waard, het is zowel surrealistisch als stuitend. Niemand kan er zich veel bij voorstellen, maar iedereen is het erover eens dat 1.500 miljard waanzinnig veel geld is. Je kunt er meer dan 11.000 fonkelnieuwe gevechtsvliegtuigen mee kopen of 2,6 miljoen Ferrari’s tegen 500.000 euro per stuk. Je kunt er ook 6,6 miljoen sociale woningen mee bouwen. Mochten de 10 farao’s een staat zijn, ze zouden met hun 1.500 miljard dollar op de bbp-ranking op de elfde plaats komen.  Net na Canada, voor Zuid-Korea, Rusland, Australië, Spanje en ook voor België, dat met zijn 515 miljard in 2020 goed was voor een eervolle 26ste plaats.

Terwijl 3,1 miljard mensen aan de onderkant niet eens 80 dollar bezitten, zit de top van de piramide op een portefeuille van gemiddeld 150 miljard dollar.

Paul Goossens

De Ongelijkheidsmachine – een verborgen Europese Geschiedenis

Zoveel fenomenale rijkdom in de handen van enkelen, het is onwezenlijk en zelfs beangstigend. Nauwelijks gehinderd door enige democratische controle kunnen ze hun gigantische geldsommen naar believen uitgeven. De een koopt er enkele voetbalclubs mee, de ander een stel raketten om even in de ruimte te toeren, een derde schaft zich een leger lobbyisten aan om de volksvertegenwoordiging in te peperen dat winsten van vandaag de jobs van morgen zijn. Echt geruststellend is het niet, want in de wereld van de miljardairs is alles te koop, ook parlementsleden en misschien zelfs een democratie. Dat hier een groot politiek conflict in de maak is, geen zinnig mens die daaraan twijfelt. Al even verontrustend is dat de exorbitante rijkdom van de club van 10 wereldwijd sociale springstof oplevert. Dat de 10 samen 6,5 keer zoveel bezitten als de armste 40 procent van de planeet, is het fatsoen ver voorbij.

Terwijl 3,1 miljard mensen aan de onderkant niet eens 80 dollar bezitten, zit de top van de piramide op een portefeuille van gemiddeld 150 miljard dollar. Om een paar dollar meer te verdienen trokken duizenden Aziaten en Afrikanen de voorbije jaren naar Qatar om er in erbarmelijke omstandigheden voetbalstadions te bouwen. Elementaire mensenrechten, zoals lidmaatschap van een vakbond, werden hen ontzegd. Ondertussen werden de ultrarijke 10 slapend rijker. Tussen maart 2020 en eind 2021, zo becijferde Oxfam, dikte hun bankrekening aan met 1,3 miljard dollar per dag. Dat is 15.000 dollar per seconde.

Een machine die de samenleving omwoelt

Hoe buitenissig ook, dit is niet meer dan het imposante topje van de ijsberg. In maart 2021 waren er volgens Forbes geen 10, maar 2755 dollarmiljardairs. Het waren er 660 meer dan een jaar eerder. ‘Du jamais vu’, aldus het Amerikaanse zakenblad dat al 35 jaar de lijst van de superrijken opmaakt. ‘In dit uitzonderlijke pandemiejaar’, aldus de redactie, ‘kwam er elke 26 uur een nieuwe miljardair bij.’ In 2021 waren ze samen 13.766 miljard dollar waard, anderhalve keer zoveel als wat de arme helft van de wereld bezit.

Hoe belangrijk en noodzakelijk het ook is om die piramide in kaart te brengen, het volstaat niet. Ongelijkheid slaat op veel meer dan een waanzinnige bankrekening, het is een machine die haar territorium voortdurend uitbreidt en de hele samenleving omwoelt. Vooral de pijlers van de verzorgingsstaat – onderwijs, gezondheidszorg en sociale bescherming – moeten het ontgelden. Als de sociale mobiliteit in de VS de laatste decennia een spectaculaire terugval kende, was de elitaire ontsporing in het onderwijs daar een belangrijke oorzaak van. Aan de topuniversiteiten zijn de kinderen van de happy few oververtegenwoordigd. Niet omdat ze slimmer zijn, wel omdat hun ouders voor hen beter kleuter-, lager en middelbaar onderwijs konden kopen.

Met baanbrekend onderzoek toonde de econoom Janet Currie van Princeton University al in 1999 aan dat veel kinderen in de Verenigde Staten op hun eerste schooldag al tegen een onoverkomelijke achterstand aankeken. Niet iedereen kan immers 10.000 dollar neerleggen om zijn kind naar de betere kleuterschool te sturen. Niet zo heel lang geleden was er een consensus dat onderwijs kinderen, ongeacht hun afkomst, gelijke kansen moet bezorgen. In de VS bestaat die consensus niet langer. In plaats van de kloof tussen arm en rijk te dichten, graaft het onderwijs die verder uit en consolideert het de positie van de nieuwe geldaristocratie.

Dezelfde perverse mechaniek ontwrichtte de Amerikaanse gezondheidszorg. Ze is extreem duur en presteert beduidend slechter dan in Duitsland, Japan en België, waar de burger gemiddeld half zoveel voor de zorg betaalt. Voor de topinkomens en de hogere middenklasse maakt het allemaal niet veel uit. Omdat ze over de middelen beschikken, kunnen ze zich een vijfsterrengeneeskunde veroorloven. Dit in tegenstelling tot de niet-verzekerden die bij een beetje ernstige fysieke tegenslag in een draaikolk van onbetaalbare facturen, deurwaarders en faillissementen terechtkomen.

In 2007 waren ze met 45 miljoen en een van hen was Rick, een beminnelijke vijftiger, die bij een ongeval met een zaagmachine de bovenste kootjes van twee vingers verloor. In Sicko, de ophefmakende documentaire uit 2007 van Michael Moore, deed hij zijn verhaal. ‘Het ziekenhuis kon de twee vingers opnieuw aannaaien, althans als er betaald werd. 12.000 dollar voor de ringvinger en 60.000 dollar voor de middenvinger.’ Omdat hij onvoldoende bij kas was, moest Rick kiezen. ‘Als onverbeterlijke romanticus’, aldus Moore, ‘ging hij voor de ringvinger.’

Met de Affordable Care Act probeerde president Barack Obama een correctie aan te brengen, maar dat werd harken en zijn opvolger Donald Trump spande zich vervolgens in om het hele systeem weer te ontmantelen. Het lukte hem ten dele, want het verplichte verzekeringssysteem ging op de schop. In Deaths of Despair oordelen de gezondheidseconomen Anne Case en Angus Deaton vernietigend over het Amerikaans gezondheidssysteem. ‘De medische industrie’, schrijven ze, ‘slaagt er niet zo goed in om de gezondheid te verbeteren, daarentegen excelleert ze in hoe ze de eigen rijkdom op hoog niveau weet te tillen.’

Zo werd de Amerikaanse zorg een gigantische herverdelingsmachine. Niet van rijk naar arm, wel van arm naar rijk. We merken dezelfde logica en dynamiek als in het onderwijs. De olievlek van de commercialisering breidde er voortdurend uit, zelfs het banaalste pilletje werd met een forse winstmarge gefactureerd. Ziekenhuizen werden tot bedrijven gerecycleerd en moesten plooien voor een management dat vooral oog had voor rendement en cashflow.

In het onderwijs begonnen de privéscholen dan weer aan een indrukwekkende opmars. Van 341.000 leerlingen in 1965 naar 1,4 miljoen in 2020. Voor minder dan 45.000 dollar per jaar kom je er niet in, maar je koopt wel iets met dat geld. Leraars bijvoorbeeld. Terwijl de public schools gemiddeld 1 leraar voor 16 scholieren kunnen betalen, hebben de privéscholen er dubbel zoveel: 1 leraar voor 7 scholieren. Bovendien worden ze een stuk beter betaald. Zo worden onderwijs en zorg in groeiende mate koopwaar en wordt hun statuut als onvervangbaar publiek goed systematisch uitgehold.

Voor de extreem welgestelden doet het er allemaal niet meer toe. ‘De rijken’, aldus Joseph Stiglitz in The Great Divide, ‘hebben de overheid niet meer nodig voor onderwijs, medische zorg of een plekje groen. Ze hebben het geld om het allemaal zelf te kopen.’ Voor de meerderheid van de bevolking zijn de gevolgen van vermarkting van onderwijs en zorg in de VS niet zelden dramatisch. Ze lopen meer gezondheidsrisico’s en hebben, tenzij ze zich diep in de schulden steken, minder of nauwelijks toegang tot de betere geneeskunde. Al even problematisch is een onderwijssysteem dat de welgestelden systematisch privilegieert en de minder gegoeden met hoge financiële drempels de facto uitsluit. Dat kweekt frustratie en terechte woede.

Voor de happy few en hun telgen geldt het tegendeel. De nieuwe ordening die ze zelf aanstuurden, consolideert hun positie. Vermits velen uit de lagere-inkomensgroepen er niet in slagen om over de hoge geldmuren van de topuniversiteiten te  klimmen, hebben ze geen bevoorrechte toegang tot de best betaalde banen en de invloedrijkste jobs. Het volstaat niet om de dominante positie van de plutocratie definitief te consolideren, maar het helpt wel.

Er is alvast uitzicht op een volgende generatie die de unfinished business kan afhandelen. Het helpt ook dat het grote geld de deuren van de politiek opent en dat universiteiten er veel aan gelegen is om sponsorgeld van de rijke alumni binnen te halen. Het kan een omstreden stelling als ‘ongelijkheid is goed voor de economische groei’ academische ruggensteun verlenen, wat dan weer nuttig is om media en volksvertegenwoordiging tegen al te doortastende fiscale ingrepen te mobiliseren.

De Ongelijkheidsmachine – Een verborgen Europese Geschiedenis, Uitgeverij EPO, 584 pagina’s, 34,90 euro

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content