Tot de raadselachtige impulsen van het huidige Amerikaanse politieke klimaat behoort het feit dat een Franse religieus filosoof er tot boegbeeld is uitgeroepen.
René Girard (1923–2015), die sinds de naoorlogse periode doceerde aan Amerikaanse universiteiten, begon zijn loopbaan als literatuurwetenschapper. Vanaf zijn studie La violence et le sacré (1972), in het Nederlands verschenen als God en geweld. Over de oorsprong van mens en cultuur (1994), legde hij zich evenwel toe op de analyse van religieuze verhalen.
In de oorsprongsmythen van natuurvolkeren ontdekte Girard twee steeds terugkerende elementen, die hij identificeerde als grondwetten van sociaal gedrag en zelfs als voorwaarden voor het ontstaan van cultuur.
Eén: geweld in archaïsche gemeenschappen ontstaat telkens doordat mensen objecten begeren die al in het bezit zijn van anderen. En twee: conflicten van allen tegen allen eindigen telkens doordat de collectieve agressie zich plotseling op één buitenstaander richt. De rituele moord op die zondebok herstelt de vrede binnen de gemeenschap.
Die twee uitgangspunten – de theorie van de mimetische (nabootsende) begeerte en de zondeboktheorie – verfijnde en verbreedde Girard in zijn latere boeken.
De Amerikaanse vicepresident JD Vance leerde via techondernemer Peter Thiel het werk van René Girard kennen.
Normaal gesproken circuleert het werk van een denker als Girard enkel in academische kringen en vaktijdschriften. Het wordt besproken aan universiteiten, andere cultuurtheoretici bouwen erop voort of bekritiseren het. De laatste jaren echter is het oeuvre van deze Stanford-professor – zijn close reading van mythen, antieke filosofen en de Bijbel – op onverwachte wijze in het centrum van de Amerikaanse politiek terechtgekomen.
Die onverwachte ontwikkeling is te danken aan twee protagonisten van de antidemocratische ommezwaai in de VS. De eerste is Peter Thiel, medeoprichter van PayPal en eerste investeerder in Facebook, die al vóór de presidentsverkiezingen van 2016 gul Donald Trump steunde. Thiel noemt zich sinds zijn studie filosofie in Stanford een leerling van René Girard en beschouwt de mimetische theorie als leidraad voor zijn ondernemerschap. De tweede is vicepresident JD Vance, die zich in 2020 tot het katholicisme bekeerde en die stap in zijn essay How I Joined the Resistance verklaarde met verwijzingen naar Girards denken, dat hij via Thiel leerde kennen.
Regering-Trump lijkt katholiek bastion: ‘Het katholicisme van JD Vance en Marco Rubio is diep reactionair’
Tegen de stroom in
Maar hoe is uitgerekend Girards religieuze antropologie — die eindigt met de christelijke evangeliën — uitgegroeid tot inspiratiebron van nieuw rechts in Amerika? Wat halen Thiel, Vance en hun schare commentatoren en podcasters uit zijn hypothesen?
Een eerste verklaring voor de merkwaardige alliantie tussen hooggeleerde theorie en rauwe trumpiaanse politiek is de radicale consequentie waarmee Girard zijn mimetische theorie tot een tijdloze natuurwet van het menselijk samenleven maakt. Zijn boeken bevatten geregeld passages waarin hij zijn inzichten als universele sociale wetten presenteert. In Des choses cachées depuis la fondation du monde (1978), in het Nederlands vertaald als Wat vanaf het begin der tijden verborgen was… (1990), stelt hij dat mimetisch geweld het ‘hart’ vormt van religieuze systemen. En hij voegt eraan toe: ‘Ik geloof dat deze benadering in staat is om alle relevante raadsels een voor een op te lossen.’
Girards intellectuele zelfverzekerdheid — het idee dat hij de sleutel tot alle cultuurontwikkeling heeft gevonden — valt in Silicon Valley in vruchtbare bodem. Het is geen toeval dat uitgerekend een spilfiguur achter de technologische en economische omwentelingen die sinds het einde van de twintigste eeuw een nieuw mensbeeld hebben voortgebracht — met nieuwe media, verlangens en verdienmodellen — zichzelf plaatst in de traditie van een universele wereldverklaarder. Peter Thiels stichting Imitatio financierde in 2024 de documentaire Things Hidden, een haast verheerlijkend portret van Girard, met etherische muziek en loftuitingen van bewonderaars. Thiel zelf verklaart in de film plechtig dat Girard ‘de sleutel tot Gods scheppingsplan’ zou hebben gevonden.
Wie echter concrete inhoudelijke links zoekt tussen Girards theorie en Thiels bedrijfsfilosofie, komt bedrogen uit. In het interview Peter Thiel on René Girard (2009, YouTube), koppelt hij zijn afkeer van concurrentie aan Girards ideeën. ‘De mimetische theorie herinnert me eraan om conflicten in bedrijven te vermijden,’ zegt hij. ‘Ze ontstaan immers telkens doordat mensen hetzelfde willen: dezelfde positie, dezelfde promotie. Mijn taak als ceo is om die conflicten te voorkomen.’
Thiels commentaar houdt een groteske banalisering in: religieus-filosofische analyses gereduceerd tot managementwijsheden.
Een lezing van enkele pagina’s Girard maakt duidelijk dat Thiels commentaar een groteske banalisering inhoudt: religieus-filosofische analyses gereduceerd tot managementwijsheden. Het geeft ook aan dat de hernieuwde populariteit van Girard niets te maken heeft met de wetenschappelijke inhoud van zijn werk. Voor een grootindustrieel en politiek raadgever als Thiel moet de aantrekkingskracht van zijn denken elders liggen. In hetzelfde interview zegt Thiel dat hij zich, net als Girard destijds in Stanford, graag ziet als een contrarian: iemand die tegen de stroom in denkt.
Tirannieke modes
Girard portretteerde zichzelf, zeker na zijn bekering tot het katholicisme, als een eenzame strijder tegen de heersende intellectuele mode. Opmerkelijk is dat hij in 1966 nog de conferentie The Languages of Criticism and the Sciences of Man in Baltimore organiseerde, die de hoofdfiguren van het structuralisme en het nieuwe poststructuralisme voor het eerst gezamenlijk naar de Verenigde Staten bracht. Roland Barthes en de jonge Jacques Derrida hielden op de inmiddels historische conferentie niet alleen lezingen, maar werden nadien door Johns Hopkins respectievelijk aangesteld als gast- en assistent-professor. Maar juist in die jaren wendde Girard zich van die stromingen af.
In zijn latere werken hekelt hij dan ook herhaaldelijk de ‘French Theory’, die hij mee introduceerde. ‘Het hedendaagse denken’, schrijft hij in Des choses cachées depuis la fondation du monde, ‘is verblind door zichzelf, het bedwelmt zich met verbale acrobatiek, en de werkelijk interessante vragen worden niet gesteld.’ In zijn bundel La voix méconnue du réel (De miskende stem van het werkelijke, 2002) noemt hij zijn essays ‘hopeloze gevechten tegen de tirannieke modes van de jongste tijd.’ Hij is ‘trots’ dat ‘er in deze teksten geen spoor te vinden is van de spectaculaire modes van het laatste fin de siècle, geen enkele reflectie van om het even welke variant van de French Theory, die op het moment dat deze essays ontstonden haar dansje opvoerde aan de Amerikaanse universiteiten.’
‘Het hedendaagse denken is verblind door zichzelf, het bedwelmt zich met verbale acrobatiek, en de werkelijk interessante vragen worden niet gesteld.’
In plaats van de door hem verworpen kronkels van de deconstructie stelt Girard de grote universele categorieën centraal: de mens, de waarheid, de zin — concepten waarvan de historische en epistemologische fundamenten door denkers als Michel Foucault, Derrida en Barthes onophoudelijk werden ontleed en geproblematiseerd. Girard daarentegen benadrukt dat de benadering van zulke begrippen intuïtief verloopt, als een natuurlijke beweging van het denken. ‘Alles wat we hier zeggen,’ schrijft hij na zijn uitleg van de principes van mimetische rivaliteit, ‘is zeer simpel, zeer banaal, weinig geschikt om de aandacht van onze tijdgenoten te trekken. Eenvoud en helderheid zijn niet in de mode.’
Herhaaldelijk gebruikt hij daarbij een uitdrukking die die natuurlijke beweging zou moeten belichamen: ‘De stellingen die ik hier verdedig, zijn gebaseerd op het gezond verstand’, lezen we bijvoorbeeld in het hoofdstuk over de zondebok in het boek Je vois Satan tomber comme l’éclair (Ik zie Satan vallen als een bliksem). Dat gezond verstand, aldus Girard, ‘biedt meer echte inzichten dan alle door etnologen, sociologen en psychologen ontwikkelde concepten tezamen.’
Precies in deze houding — deze strijd van het ware en absolute tegen de lang dominante relativisten en ondergravers van de filosofie — herkennen Thiel, Vance en de antidemocratische rechterzijde zichzelf. Met Girard als inspiratiebron hebben zij de voorbije jaren in het politieke en culturele domein de strijd herhaald die de religieuze filosoof aan de Californische elite-universiteit — omringd door vertegenwoordigers van gender- en postkoloniale studies — had gevoerd.
In 2002 schreef Girard over de French Theory: ‘Al deze theorieën waren bedrieglijke destructies van de werkelijkheid.’ Thiel neemt dat gevoel over in zijn kruistocht tegen de instellingen van de Amerikaanse democratie, die volgens hem rot en wereldvreemd zijn geworden.
Wie Girards kernbegrippen — mimetische begeerte, zondebokmechanisme — naast de technologieën van Silicon Valley legt, merkt vooral de fricties. Girard stelde dat mimetische begeerte dé oorzaak is van menselijk conflict. Zijn voorbeeld: kinderen die pas een speeltje willen zodra een ander het gebruikt.
Maar de technologie die het door René Girard beschreven mechanisme van mimetische rivaliteit als geen ander heeft versterkt, kreeg al in een vroeg stadium de steun van Peter Thiel. In de zomer van 2004 investeerde hij als eerste externe geldschieter 500.000 dollar in Facebook, dat toen nog een besloten netwerk was voor Harvard-studenten. Leden konden er een profiel aanmaken en contact leggen met medestudenten.
Twintig jaar later zijn zowel Facebook als zijn digitale nakomelingen, samen met steeds geavanceerdere toestellen, uitgegroeid tot krachtige motoren van de mimetische begeerte. De dagelijkse verzorging van het eigen online spiegelbeeld — via selfies, story’s en statusupdates — heeft gezorgd voor een ongeziene intensivering van sociale competitie. Wie vandaag hunkert naar aandacht en bevestiging, beschikt over middelen die de buttons en prikbordbriefjes van vroeger doen lijken op folklore uit de middeleeuwen.
‘Een opkomend politicus beroept zich op een mentor die indirect ook verantwoordelijk is voor de sociale dynamieken die hij bekritiseert.’
Nieuwe Testament
Voor Girard vertegenwoordigt die digitale cultuur een existentiële uitdaging. De sociale effecten ervan zijn volgens hem ingrijpender dan eender welke historische ontwikkeling, omdat ze een oeroud mechanisme — het imiteren van andermans verlangens — via onze smartphones tot de sturende kracht van vrijwel elke gedachte maken.
JD Vance erkent dat in de tekst over zijn bekering expliciet. Wat hem raakte, schrijft hij, was Girards inzicht dat in het Nieuwe Testament voor het eerst de onschuld van het geofferde slachtoffer (Jezus) werd erkend. ‘In het moeras van de sociale media’, zo stelt hij, ‘hebben we voortdurend zondebokken geïdentificeerd en digitaal aangevallen. We voerden oorlog via het toetsenbord, waren blind voor onze eigen tekortkomingen. We vochten om jobs die we eigenlijk niet wilden. En ikzelf had de taal van de deugd verloren.’
Niets aan JD Vance is toeval: ‘Hij is gevaarlijker dan Trump’
De tegenstrijdigheden van Girards politieke toe-eigening worden hier zichtbaar. Een opkomend politicus beroept zich op een mentor die indirect ook verantwoordelijk is voor de sociale dynamieken die hij bekritiseert. In recente artikelen en podcasts zijn tal van pogingen gedaan om Thiels en Vances gebruik van Girard systematisch te reconstrueren. Maar een inhoudelijke relatie ontbreekt — het blijft bij affectieve identificatie. Uiteindelijk herhalen Thiel en Vance Girards centrale idee: hun mimetische begeerte om vernieuwers te zijn in een wankelende wereld.
Met dank aan het fortuin van Peter Thiel en JD Vance: katholieke gebedsapp ‘Hallow’ verovert Amerika