Wat we kunnen leren van de link tussen IS-kinderen en de jongste Vlaamse oostfronters

Jonge oostfronters. Ze waren allemaal flink geïndoctrineerd. © belga
Walter Pauli

Hoe gevaarlijk is de terugkeer van geradicaliseerde kinderen of kinderen van geradicaliseerde ouders? Een vergelijking tussen de IS-kinderen en het Vlaamse Jeugdbataljon kan ons dichter bij het antwoord brengen.

Vorige week vrijdag werden vijf kinderen (drie ervan zijn ouder dan tien) en één meisje van achttien overgevlogen uit het vluchtelingenkamp in Al-Hol in Syrië. De operatie verdeelt zowel de Wetstraat als de publieke opinie. Uitgerekend in Vlaams-nationalistische middens werd de voorbije dagen op sociale media driftig gediscussieerd over de vraag of een vergelijking mogelijk is tussen IS-strijders en oostfronters uit de Tweede Wereldoorlog.

Bring the boys and girls back home‘, schrijft N-VA-medewerker Michael Lescroart op Facebook. Lescroart vindt dat kinderen recht hebben op clementie en opvang: ‘Vlaams-nationalisten hebben decennia geijverd voor amnestie voor oostfronters. Vaak terecht. Het ging om misleide kinderen. Dan moet mededogen voor echte kinderen ook kunnen.’

De Vlaamse kindsoldaten uit WO II hebben nadien geen bijzonder gevaar meer betekend voor de Vlaamse samenleving.

Anderen zijn kritischer. Een zekere Alain Habils uit Halle antwoordt: ‘Als je met kinderen echt kinderen bedoelt, dan is dat oké. 18-jarige gebrainwashte potentiële terroristen, daarentegen, dat is eerder een no-go. Als je ziet wat een westerse banlieue met jongeren al kan doen, wil ik niet weten wat een extremistisch oorlogsmilieu ermee heeft aangevangen.’

Er is anders een zinvolle vergelijking te maken tussen de jongste Vlaamse oostfronters en de IS-kinderen. Het gaat niet om 18-plussers: die dienden tijdens de Tweede Wereldoorlog bij reguliere SS-eenheden. Dat ook Vlamingen zich daarin schuldig maakten aan wreedheden, moord- en lynchpartijen en terreur tegen de burgerbevolking, beschreef historicus Frank Seberechts onlangs nog in Drang naar het Oosten. Daarnaast namen nog honderden minderjarige Vlaamse jongens destijds zélf de wapens op. Een uitgebreide maar soms verwarde kroniek werd al in 1984 opgenomen in Vlaanderen in uniform, het encyclopedische overzichtswerk van de geüniformeerde Vlaams-nationalistische collaboratie. De auteur, Bert Geunes, was als SS-Untersturmführer (tweede luitenant) een rechtstreekse betrokkene. Een gebalde, correcte versie van historicus Pieter Jan Verstraete verscheen in 2015 onder de titel Jugendbataillon Langemarck. Godendeemstering aan de Oder, april 1945.

Kinderjuf

Om aan de repressie te ontsnappen, waren veel collaborateurs na de bevrijding van België in september 1944 naar Duitsland gevlucht met vrouw en kinderen. Onder hen waren honderden tieners. De meesten waren als lid van de Hitlerjugend of een soortgelijke jeugdbeweging flink geïndoctrineerd in het gedachtegoed van de Nieuwe Orde. Tot die ‘geradicaliseerde scholieren’ richtte de Vlaamsche Landsleiding, de zelfverklaarde Vlaamse regering in ballingschap, in januari 1945 een belangrijke boodschap: ‘Aan alle Vlaamse jongens van de jaargangen 1927 en 1928, die idealisme en moed bezitten om in dezen tijd van hoogen nood hun man te staan, wordt gelegenheid gegeven, als schildknapen van den Führer, mee te helpen om de vrijheid en het bestaan van hun volk en het Rijk te helpen verzekeren.’

Er werd enthousiast gereageerd. Pieter Jan Verstraete noteert: ‘De meeste vrijwilligers waren zestien à zeventien jaar jong – sommigen hadden hun identiteitsbewijs vervalst omdat ze nog maar vijftien lentes telden.’ Elders heeft hij het ook over jongens van ‘veertien’. Een van hun officieren, Bob Dosfel, werd door andere SS’ers ‘kinderjuf’ genoemd. Ongeacht hun leeftijd ‘wilden ze er evenwel bij zijn’, ze ‘geloofden nog vast in de uiteindelijke eindoverwinning’. Het radicalisme van die jonge adolescenten heeft opvallende parallellen met het enthousiasme van een aantal piepjonge jihadi’s vandaag: ook zij kregen hun ideeën van thuis mee, waardoor ze zeer ontvankelijk werden voor de oproep van ronselaars.

Jonge jihadi's. Ook zij kregen hun ideeën van thuis mee.
Jonge jihadi’s. Ook zij kregen hun ideeën van thuis mee.© Belga Image

Ze werden gegroepeerd in een apart bataljon, doorgaans Jugendbataillon Langemarck/Flandern genoemd. Het was behelpen, maar dat kon de pret niet drukken. Net zoals de Al-Belgiki’s aanvankelijk genoten van de love bombing die ze vanuit de IS ondervonden, voelden de jonge Vlamingen zich snel thuis in wat ze als een warm nest ervoeren. Verstraete: ‘De geleverde uniformen waren doorgaans te groot. Het was een allegaartje van zwarte SS-uniformen van voor de oorlog, bruine hemden van de SA, blauwe petten van de Luftwaffe.’ Duitse vrouwen hadden medelijden met de Vlaamse jongens en gingen aan het werk met schaar en draad: ‘Harmonicabroeken en te lange mouwen, waardoor er geen handen meer zichtbaar waren, werden deskundig weggewerkt.’

Er werden wel meer speciale maatregelen getroffen: ‘Aangezien ze nog te jong waren om te roken en te drinken, werden hun alcohol en hun sigaretten bij de boeren ingeruild voor aardappelen, groenten en vlees. Zo slaagde de kok er min of meer in hun wolvenhonger te stillen.’

Op Goede Vrijdag, 30 maart 1945, werd het bataljon per trein naar het Oderfront gestuurd in oostelijk Duitsland. De avond voordien was een ‘afscheids- en dankfeest’ gehouden, schrijft Geunes, met ‘korte sketchen en kluchten’, waarbij ook Vlaamse ouders, broers en zussen afscheid kwamen nemen van de piepjonge frontvrijwilligers. ‘Hier en daar werd er een traan weggepinkt’, en niet zonder reden. Op 16 april 1945 begon het Rode Leger zijn slotoffensief naar Berlijn. Ook bij het Jeugdbataljon vielen gewonden en doden. Toch noteert SS-officier Oswald van Ooteghem: ‘Onderweg sloffen verslagen Duitse eenheden ons tegemoet. De jongens van het Vlaamse Jeugdbataljon marcheren hen vrolijk zingend voorbij. De tegenstelling kon niet groter zijn.’

Het Jeugdbataljon moest nabij het dorpje Potzlow een brug over de rivier de Ucker bewaken. Op de ochtend van 27 april vond de gevreesde ‘godendeemstering’ plaats. Russen bestookten de Vlaamse jongens in hun primitieve schutterskuilen met granaten. Het gevecht draaide uit op een bloedbad. Vlaamse kindsoldaten sneuvelden, verdronken, verdwenen. Geunes: ‘Met een mateloze hartpijn zag ik de compagnie ten onder gaan.’

Zelfs de radicaalsten onder de oostfronters zijn tijdens de Koude Oorlog geen aanslagen gaan plegen.

Amper drie dagen later, op 30 april, pleegde Hitler zelfmoord. Op 1 mei bereikte dat bericht het Jeugdbataljon, dat prompt werd ontbonden – onder protest. Geunes: ‘Deze jongens hadden nooit iets anders gehoord dan offerbereidheid, kameraadschap, eerlijkheid, dapperheid en rechtschapenheid. Dat zou nu allemaal verkeerd geweest zijn?’ De Führer geloofde niet meer in zijn zaak, zij nog wel.

‘Ons troetelkind’

Sommige jonge Vlamingen kleedden zich op aanraden van hun officieren opnieuw in korte broek en probeerden hun ouders in Duitsland te bereiken of bouwden in dat land zelf een nieuw leven op. Anderen gaven zich vrijwillig over aan de Amerikanen of Engelsen, of vielen in handen van de Russen. Zij die naar België terugkeerden, werden door jeugdrechters vaak naar opvoedingsinstellingen gezonden. Verder waren er de doden, de vermisten, de zwaargewonden en de krijgsgevangenen.

Pieter Jan Verstraete: ‘Een voorzichtige schatting brengt ons al gauw op een verliescijfer van 100 à 130 man, of zeker een vijfde van het totale aantal effectieven van 550 man.’ Op het kerkhof van Potzlow is er een massagraf van zeventien jonge Vlamingen.

Veel spijt was er achteraf anders niet. Geunes schreef nog in 1984: ‘Zolang er nog één Vlaamse oostfronter leeft, zal hij met tedere ontroering en bloedend hart terugdenken aan wat eens ons aller troetelkind was, ons Jeugdbataljon.’

Voor zover bekend, hebben die Vlaamse kindsoldaten nadien geen bijzonder gevaar meer betekend voor de Vlaamse samenleving of de Belgische staat. En dat ondanks hun oorlogservaringen, ondanks hun familiale milieu ook, dat hen vaak tot dat engagement had aangespoord. Zou dat vandaag anders zijn met jihadi’s?

Natuurlijk zijn er naast de parallellen ook verschillen. Zeker, een aantal oostfronters trad na de oorlog toe tot gewelddadige paramilitaire organisaties zoals de Vlaamse Militanten Orde (VMO). Maar zelfs de radicaalsten onder hen zijn tijdens de Koude Oorlog geen aanslagen gaan plegen op vlieghavens, metro’s of concertzalen achter het IJzeren Gordijn.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content