Meer dan twee jaar na de Russische invasie groeit de oorlogsvermoeidheid. Peilingen tonen aan dat een meerderheid van zowel Russen als Oekraïners een wapenstilstand zou aanvaarden, zelfs met verlies van grondgebied. Maar voor Oekraïne liggen er na de oorlog heel wat risico’s op de loer, internationaal maar ook intern. ‘We moeten onze belangen verdedigen, niet als een anti-Ruslandproject, maar als project Oekraïne.’
‘We staan uitzonderlijk dicht bij het einde’, zei Keith Kellogg, Amerika’s speciale gezant voor Oekraïne, tijdens een recente conferentie in Kiev. Terwijl Rusland probeert zijn verovering van de zuidoostelijke Donbas te voltooien, naderen beide landen de limieten van wat militair haalbaar is. De publieke opinie in beide landen toont weinig enthousiasme om door te vechten. In beide kampen zijn de desertiepercentages hoog.
Volgens een peiling van Russian Field zou 58 procent van de Russen een staakt-het-vuren zonder voorwaarden aanvaarden. De Ukraine Rating Group meldt dat een vergelijkbare 59 procent van de Oekraïners zou instemmen met een compromis dat neerkomt op een de facto verlies van grondgebied, als dat een wapenstilstand oplevert. Weinigen geloven dat er een formele vrede komt, velen verwachten eerder een pauze die zes maanden tot zes jaar kan duren.
De interessante vraag wordt dus steeds minder wanneer de gevechten zullen stoppen, en steeds meer wat er daarna gebeurt. De perceptie van succes of falen hangt minder af van territorium, en meer van het vermogen om een nieuwe aanval te voorkomen en van de stabiliteit van de binnenlandse politiek in Oekraïne. ‘Belangrijk is niet alleen waar de staakt-het-vurenlijn ligt, maar wat er achter die lijn gebeurt en wat er in de hoofden van de mensen speelt,’ zegt Valery Zaluzhny, de voormalige opperbevelhebber van de Oekraïense strijdkrachten en nu ambassadeur in Londen.
‘De enige manier waarop Oekraïne kon overleven en bloeien, is door een brug te vormen tussen het Oosten en het Westen.’
Vanaf Poetins eerste inval in Oekraïne in 2014, was zijn doel om te verhinderen dat een verwant Slavisch volk zich bij het Westen aansloot. Voor het Westen was het binnenhalen van Oekraïne een test van zijn eigen superioriteit. Zoals Henry Kissinger, voormalige Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, een week na de annexatie van de Krim schreef: ‘Veel te vaak wordt de Oekraïense kwestie voorgesteld als een krachtmeting: sluit Oekraïne zich aan bij het Oosten of bij het Westen?’ De enige manier waarop Oekraïne kon overleven en bloeien, zo betoogde hij, was door zich bij geen van beide aan te sluiten, maar een brug te vormen tussen de twee. Hij verwees daarbij naar Finland, toen nog een welvarend en neutraal land.
Europa’s oorlog
In februari 2022 blies Poetin die brug op, in de hoop de optie dat Oekraïne ooit uit de Russische invloedssfeer zou stappen, te elimineren. Kissinger heeft zich lang verzet tegen een NAVO-uitnodiging voor Oekraïne, maar in mei 2023 verklaarde hij in The Economist dat het Westen, nadat het het land tot de tanden had bewapend, geen andere keuze meer had dan Oekraïne in de alliantie op te nemen. Volgens hem was het gevaarlijk om Oekraïne, als best bewapende land van Europa, ongebonden en ongeremd te laten.
De oorlog, voorspelde hij, zou eindigen met onvrede aan beide kanten. ‘Dus, voor de veiligheid van Europa, is het beter Oekraïne in de NAVO te hebben, waar het geen nationale beslissingen kan nemen over territoriale aanspraken.’ Hij zag een versterkt, onafhankelijk Oekraïne voor zich, nauw verbonden met Europa.
‘Mensen vinden het nog altijd moeilijk om te begrijpen, maar Trump heeft de VS uit het script geschreven.’
Maar twee jaar later lijkt het vooruitzicht dat Oekraïne stevig verankerd raakt in westerse veiligheids- en economische structuren veel minder zeker. Een NAVO-lidmaatschap is zo goed als uitgesloten. President Donald Trump heeft de verantwoordelijkheid voor Oekraïne doorgeschoven naar Europa. Niall Ferguson, historicus aan de Amerikaanse Hoover Institution, zegt: ‘Mensen vinden het nog altijd moeilijk om te begrijpen, maar Trump heeft de Verenigde Staten uit het script geschreven. Het is Europa’s oorlog.’
En hoewel de Europese economieën tien keer zo groot zijn als die van Rusland, ‘win je geen oorlogen met bbp, maar door dat bbp om te zetten in militair materieel, en we staan nog maar aan het begin van dat proces,’ zegt Radek Sikorski, de Poolse minister van Buitenlandse Zaken.
De kansen dat Oekraïne snel tot de Europese Unie toetreedt, lijken eveneens kleiner, nu politiek en publieke opinie in sleutelstaten verschuiven van enthousiasme naar vermoeidheid. Aan het begin van de oorlog steunde 75 procent van de Polen een NAVO-lidmaatschap voor Oekraïne. Nu is het aandeel voorstanders gedaald tot 34 procent, terwijl 53 procent ertegen is.
‘Nu de allianties verschuiven, mogen we niet iemands grensgebied worden, maar moeten we onze belangen verdedigen.’
Ook in Oekraïne zelf verandert de stemming. Vier jaar oorlog hebben het land meer zelfvertrouwen en identiteit gegeven, wat aanleiding geeft tot de gedachte van Oekraïne als een nieuwe middelgrote macht, westers georiënteerd maar niet-gebonden.
Volgens de Ukraine Rating Group zou een meerderheid van de Oekraïners (52%) liever een gestage financiering en bewapening van hun troepen zien, dan de inzet van buitenlandse soldaten op hun grondgebied (35%). ‘Nu de allianties verschuiven, mogen we niet iemands grensgebied worden, maar moeten we onze belangen verdedigen. Niet als een anti-Ruslandproject, maar als project Oekraïne,’ zegt Joelia Mostovaja, hoofdredacteur van ZN.ua, een online krant.
Nationalisme
Zoals Yaroslav Hrytsak, een historicus uit Lviv, uitlegt, is Oekraïne al lang meer bij toeval een democratie, dan door institutioneel ontwerp. De vrijheden waren niet verankerd in onafhankelijke rechtbanken of in het parlement, maar in het pragmatisme van machtsgroepen, de diversiteit van regio’s, de zwakte van de centrale staat, en misschien bovenal in het vermogen van zijn bevolking om in crisistijden samen te komen. De traditie van de gemilitariseerde democratie heeft Oekraïne tijdens oorlogstijd goed gediend, maar maakt het kwetsbaar in tijden van vrede.
Na de oorlog zouden meningsverschillen over taal en identiteit het nationalisme kunnen aanwakkeren.
Er liggen dus heel wat risico’s op de loer. De meest effectieve eenheden van het land zijn semiautonome legers met eigen financiële, mediatieke en politieke middelen en loyaliteiten. Tijdens de oorlog zijn die gericht op de strijd tegen de externe vijand. Maar zodra de gevechten stoppen, en bij afwezigheid van een goed functionerend politiek proces, zouden ze opnieuw hun eigen belangen kunnen nastreven.
Het gevoel door bondgenoten in de steek gelaten te zijn, voedt nu al de wrevel tegenover het Westen. Meningsverschillen over taal en identiteit zouden het nationalisme kunnen aanwakkeren. Vragen over de oorlogsvoering, corruptie en ongelijkheid zouden tot afrekeningen kunnen leiden. Het zware werk van échte hervorming, zegt Hrytsak, moet nog komen.