Operatie Jedburgh tijdens WO II: ‘Men was op zoek naar herrieschoppers’

Auteur Keggie Carew met haar vader, waarover ze het boek schreef. © Spectrum

Als het geheugen van de vader van Keggie Carew hem in de steek begint te laten, verdiept ze zich in zijn leven. Hij was een anarchist, een dubbelzinnige stotteraar en werd tijdens WO II achter vijandelijke linies gedropt als lid van de geallieerde Operatie Jedburgh. Knack biedt u een passage uit het boek van dochter Keggie Carew aan.

Begin februari 1944 verzamelden driehonderd vrijwilligers, die geen idee hadden waarvoor ze zich precies hadden opgegeven, zich vanuit verschillende centra voor voorbereidende training in ME65, de codenaam voor Milton Hall.

Vijftig Amerikaanse, vijftig Britse, honderd Franse officieren en honderd radiotelegrafisten met de rang van sergeant (veertig Britten, veertig Amerikanen, twintig Fransen): allemaal op een hoop gegooid. (Jelle Hooiveld, auteur van Operatie Jedburgh, weet ons te melden dat de eenheid ook een kleine groep Belgen en Nederlanders bevatte, nvdr.)

Er waren universitair docenten bij, taxichauffeurs, leden van het Vreemdelingenlegioen, Amerikaanse football-helden; er was een stuntman bij, en een stroper, en een politieman.

Wat ze allemaal gemeen hadden, was dat ze door een intensieve selectieprocedure waren heen gekomen: een gamma aan fysieke en psychologische geschiktheidstests, gevolgd door verwarrende ondervragingen waarbij verrassende niet-militaire kwesties aan de orde kwamen, gevolgd door intelligentietests en woordassociatietests; ook de Rorschachtest werd niet overgeslagen bij het beoordelen van de persoonlijkheid.

Iedere persoon werd onderworpen aan oefeningen die bedoeld waren om zijn vermogen tot snel denken, improviseren, uitvinden en zich aanpassen te testen en om vast te stellen in hoeverre hij kon omgaan met teleurstellingen, zoals het moeten uitvoeren van taken met gebrekkig gereedschap of met een hinderlijke assistent.

De gehele procedure werd op de voet gevolgd door militaire testfunctionarissen met klemborden die aantekeningen maakten en de geringste aarzeling registreerden. Het ging er natuurlijk om uit te maken hoe een kandidaat zou kunnen reageren in stressvolle of gevaarlijke situaties in vijandig gebied. Zou hij ondergronds gaan en zich gedeisd houden of zou hij doorgaan met zijn missie?

Voor één keer bleven hoogvliegers die gewend waren fluitend over een finish te komen ergens halverwege steken.

Voor één keer bleven hoogvliegers die gewend waren fluitend over een finish te komen ergens halverwege steken, terwijl degenen die gewend waren op hun kop te krijgen of gepasseerd te worden doorgingen naar een volgend niveau.

Men was op zoek naar onconventionele, niet-onderdanige types, naar energieke individualisten, naar mannen die niet bang waren om hun nek uit te steken of, zoals de Jeds het uitdrukten, naar herrieschoppers.

Maar de lijst met vereisten was behoorlijk ingewikkeld, want Jeds moesten ook nog eens beschikken over zelfdiscipline, zelfvertrouwen, lef, moed, zelfredzaamheid, diplomatieke gaven; ze moesten opmerkzaam zijn, overtuigingskracht hebben, assertief en fantasievol zijn. En ze moesten goed in een team kunnen werken, maar zich ook helemaal in hun eentje kunnen redden in vijandelijk gebied, mocht dat nodig zijn.

Alle Jeds op de reünie hebben een ander verhaal over hun rekrutering. Aubrey Trofimov (‘Trof ‘) herinnert zich dat hij werd opgesloten in een kelder met de instructie eruit te ontsnappen. Hij wrikte wat stenen los, klom door een afvoerkanaal, ontsnapte via een rooster, besloop een bewaker en sleepte hem met zijn gezicht naar de grond mee naar het bureau van de bevelvoerend officier, waar hij verkondigde: ‘Hier ben ik en technisch gezien zou ik u kunnen neerschieten.’

Dick Rubinstein weet nog dat ze in groepen van acht werden ingedeeld en na een aantal oefeningen op basis van verdienste moesten aangeven welke andere groepsleden ze zouden willen meenemen naar door de vijand bezet gebied: wat de Amerikanen een ‘fuck your buddy test’ noemden.

Een van de Amerikaanse Jeds gaf als antwoord op alle woordassociatievragen: ‘Meisjes.’ ‘Meisjes.’ ‘Meisjes.’ De Amerikanen waren een vrolijke noot op Milton Hall, maar de Britten stuurden een derde van degenen die door de voorselectie van de Amerikaanse geheime dienst waren gekomen, naar huis.

Toen in 1939 de oorlog uitbrak, zat papa in de hoogste klas van cadetofficiers op de Koninklijke Militaire Academie in Woolwich. Hij hoorde bij de slechtsten, althans dat zegt hij.

‘Halverwege het semester hadden ze me meer disciplinaire straffen opgelegd dan er strafexercities waren om aan mee te doen, en ik werd alleen voorgedragen als gevolg van de omstandigheden. Ik veróórzaakte nooit moeilijkheden,’ probeert papa uit te leggen, ‘ik zette alleen overal vraagtekens bij. Ik wilde het waarom weten. Als ik de opdracht kreeg om laarzen te poetsen dan vroeg ik: “Waarom?” “OM TE ZIEN OF JE HET KUNT!”‘ buldert hij, en begint te lachen. ‘Dus poetste ik er één. Tjonge, de afkeer die ze in één woord wisten samen te ballen: “CAREW!”‘

In 1943 was papa luchtdoelartillerist in Gibraltar; hij verveelde zich dood omdat er maar heel af en toe een Vichy-vliegtuig langskwam om op te schieten. Toen zag hij op het mededelingenbord een oproep van het ministerie van Oorlog voor vrijwilligers die in kleine eenheden overzee zouden opereren.

‘Ergens in mijn achterhoofd wist ik gewoon dat een kolonel me op een dag zou bevelen iets te doen en dat ik dan zou zeggen dat hij de boom in kon, zodat ik voor de krijgsraad zou komen. Als ik dan toch dood moest, dan veel liever omdat ik er een feestje van had gemaakt dan omdat een idioot van een kolonel er een potje van had gemaakt.’

Dus meldde mijn vader zich aan, samen met zijn vriend Alistair. Het verslag van zijn selectie bevindt zich in de geluidsarchieven van het Imperial War Museum:

We moesten in een boom klimmen – ik heb een enorme hekel aan hoogten – naar touwen tussen twee bomen en dan moest je langs die touwen naar de overkant. Ik kwam langs een van die touwen en toen langs nog een en toen langs een nog hoger touw, en toen keek ik naar beneden en zei de instructeur: ‘Je kunt de bovenste ook doen als je wilt.’ Ik schold hem uit voor klootzak of iets ergers. ‘Dat is de enige waar ik langs moet, ja toch? Als ik het niet doe, dan zak ik. Mij belazer je niet.’ Dus klom ik ernaartoe, bleef halverwege steken, maar moest het risico wel nemen en kwam aan de overkant. Toen we weer beneden waren, zei ik tegen Alistair: ‘Ben jij helemaal boven geweest?’ Hij zei: ‘Nee, de instructeur zei dat het niet hoefde als je niet wilde.’ Nou, het was mooi wel het enige touw waar je langs moest en hem hebben ze niet aangenomen. Ik heb nooit meer iets van hem gehoord, en hij kwam veel meer in aanmerking dan ik. Hij was veel actiever, sterker en intelligenter; het was echt een pientere kerel. En hij wilde die baan, maar ja, hij had niet door dat het bovenste touw het enige touw was waar je langs moest.

Milton Hall was bijzonder omdat de mannen nooit naar rang gescheiden werden. Alle Jedburghs woonden bij elkaar, aten samen, trainden samen en werden in alles, of het nu voedsel, uitrusting of privileges betrof, gelijk behandeld.

De Amerikanen waren populair, niet in de laatste plaats vanwege de overvloedige rantsoenen die ze meebrachten. Het ontbijt was een feestmaal met vruchtensap, pindakaas, kippers, marmelade, maple syrup, wafels, warme broodjes en koffie; heerlijkheden die de Britten niet gewend waren, zeker niet in de oorlog. Amerika zorgde voor het eten, de uitrusting en de wapens, de Britten verzorgden de training. ‘Alle gemene kneepjes leerden we van de Britten,’ schreef Bill Colby, de Amerikaanse Jed die later hoofd van de CIA zou worden.

Alle oudgedienden op de reünie herinneren zich de training parachutespringen en hun eerste sprong. Het gespannen wachten tot ze aan de beurt waren, het groene licht, de plotselinge luchtstoot, de lichte ruk van het harnas, het omhoog kijken of de parachute wel openging, en dan het gevoel van verrukking terwijl ze traag naar beneden zweefden, totdat de stem van de instructeur vanaf de grond hier een einde aan maakte: ‘Benen bij elkaar, buig je knieën, kijk naar voren, gebruik je stuurlijnen…’ En dan de grond, de smak, het rollen, het snelle ronddraaien om naar de parachute te kijken terwijl de wind die opbolde en je overeind trok.

Er waren mislukkingen: parachutes die niet opengingen, treklijnen aan het vliegtuig die het valscherm naar buiten trokken maar niet op de juiste manier bevestigd waren, met trieste gevolgen – bij een van de eerste trainingen kwam een jonge paratroeper om; de Jeds die op de grond stonden, moesten toezien hoe hij als een steen uit de lucht viel.

Alle Jedburghs woonden bij elkaar, aten samen, trainden samen en werden in alles gelijk behandeld.

Iedereen moest een bepaald aantal sprongen maken, waaronder eentje vanaf een ballon die op een hoogte van ruim 180 meter aan de grond verankerd was. Dat was een sprong die niemand ooit vergat. Als je uit een vliegtuig springt, opent de parachute zich snel doordat de slipstream, veroorzaakt door de snelheid van het vliegtuig, de treklijn die het scherm opblaast, eruit rukt; terwijl je, als je uit een ballon springt, eerst zo’n zestig meter recht naar beneden valt voordat je parachute opengaat. Wat de instructeur verzuimd had te melden… en wat, als je in het harnas aan het aftellen bent, een uitstel van grote betekenis is. Allemaal dachten ze halverwege de sprong dat hun laatste uur geslagen had.

Papa reageerde niet met een gebedje, angst of behoedzaamheid, maar begaf zich na de landing ogenblikkelijk naar de schuur waar de parachutes werden klaargemaakt om de meisjes daar de huid vol te schelden omdat ze zijn parachute niet goed gevouwen hadden. Papa had gewoon geen besef van zijn eigen sterfelijkheid.

Alle dagen op Milton Park waren drukbezet. Lessen Frans: over gewoonten, eigenaardigheden, cultuur, geografie, politiek; er werd zelfs onderwezen hoe de Fransen met mes en vork omgingen, iets waar vooral de Amerikanen op moesten letten. Lessen over de nazipartij en hoe die georganiseerd was; de Gestapo; het Duitse leger, de uniformen en rangen; Vichy-uniformen en rangen; ze konden het zich niet permitteren om zich hierin te vergissen. Ze moesten weten hoe elk type revolver, pistool, geweer, machinepistool – Brits, Amerikaans, Frans, Duits uit elkaar gehaald, schoongemaakt en weer in elkaar gezet moest worden; of hoe een wapen, als ze het moesten achterlaten, onklaar kon worden gemaakt.

De syllabus was om gek van te worden. Explosieven: hoe je in het donker ladingen aanbrengt en ze met elkaar verbindt. Spoorwegsabotage: ontsporingen, opblazen van spoorlijnen, seinposten, locomotieven, rollend materieel. Verwoesting van voedsel-, munitie- en benzineopslagplaatsen door brandstichting. Granaten: het gooien, het gebruik in huizen, in menigten, op straat – ’s nachts en overdag. Administratieve taken, lessen overleven in de vrije natuur, plus al het fysieke gedoe. Ze moesten fitter dan fit zijn en in moeilijke omstandigheden grote afstanden te voet kunnen afleggen. En dan was er nog de overdaad aan wat ze zenuwtesten noemden. Fysieke en mentale kracht konden het grote verschil maken als hun leven op het spel stond.

Operatie Jedburgh tijdens WO II: 'Men was op zoek naar herrieschoppers'
© Spectrum

Wat de Jedburghs onderscheidde van de agenten van afdeling F van de SOE, was deze intensieve paramilitaire training. Anderzijds waren ze ook niet direct eersteklas teams zoals die van de Special Airborne Service (SAS), die specifieke missies hadden: snel eropaf en weer weg, met beperkte doelwitten.

Het zou kunnen dat de Jeds maandenlang moesten samenwerken met partizanen en daarom was een wezenlijk criterium bij de selectie ‘politieke inschikkelijkheid en tact’ geweest, naast leiderschap.

Jedburgh-teams moesten het vertrouwen van de uiteenlopende verzetsfacties in een gebied weten te winnen om met ze te kunnen samenwerken.

Ze moesten soldaat en diplomaat tegelijk zijn.

Elke avond na het eten dronken ze Algerijnse wijn, rookten ze Amerikaanse Chesterfield- of Camel-sigaretten, om zich daarna aan ernstiger zaken te wijden zoals pokeren en schaken.

Al met al een perfect rooster voor jonge kerels.

De wereld van mijn vader, Keggie Carew, Spectrum, 456 p., EAN: 9789000357789. Met de kortingscode ‘wereld2017’ koop je het boek hier met 10 procent korting en gratis verzending, geldig tot 15/09/2017 of zolang de voorraad strekt.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content