Peter De Roover (N-VA)
‘Ook wankele ayatollahs vallen niet zo gemakkelijk’
In veel Iraanse steden en stadjes werd tijdens de jaarwissel betoogd, tegen prijsverhogingen maar ook tegen het establishment. Velen in het westen reageren geestdriftig, zeker in de Iraanse diaspora die hoopt dat er eindelijk een einde komt aan het regime. Volgens Peter De Roover (N-VA) is de wens hier de vader van de gedachte want ‘het einde van het regime van de ayatollahs is wellicht nog niet voor morgen’.
Iran (of schrijven we Perzië?) boogt op een zeer rijke geschiedenis en een hoogstaande cultuur. Je merkt het aan de diaspora. Veel naar het westen gevluchte Iraniërs zijn hoogopgeleid en maatschappelijk succesrijk. De straatprotesten die een tiental dagen geleden plots en onverwacht opdoken deden zeker bij hen de hoop opflakkeren dat er eindelijk een einde zou komen aan het streng-religieuze bewind van de ayatollahs dat daar sedert 1979 heerst. Die hoop lijkt eerder het gevolg van een diepe wens dan van feiten. Vele Iraniërs in het westen zijn zeer seculier ingesteld, per definitie tegenstander van het regime dat ze zijn ontvlucht en leiden een westers bestaan. De gedachtegangen die domineren in de diaspora leven ook bij veel jongeren maar sporen niet per definitie met die in de gemiddelde Iraanse straat of steeg.
Ook wankele ayatollahs vallen niet zo gemakkelijk.
Maar juist daarom waren de betogingen rond de jaarwissel zo verrassend en anders dan eerdere uitingen van protest in dat land. De onrust laait juist het felst op in provinciesteden en bij de lagere middenklasse, de groepen waarop het regime steunt en die in hun denken net het meest afwijken van de ideeënwereld van de Iraanse vluchtelingen in het westen.
Wie Iran bezoekt in Teheran of Isfahan, de grote steden, ontdekt naast het officiële land een verrassend open samenleving hongerend naar internationale contacten. Vooral de vrouwen trekken de aandacht van de westerling en niet alleen omwille van hun al talloze malen beschreven schoonheid (die door de feiten allerminst wordt tegengesproken). Vele dames bewegen zich verrassend ongegeneerd, dragen weliswaar allemaal het verplichte hoofddoek maar graag in alle kleuren van de regenboog, in de dunste stofjes en zo ver mogelijk naar achter geschoven, en zijn uitermate leergierig.
Zelfs onder donkere hoofddoeken kan best een nieuwsgierig hoofd schuilen. Op het indrukwekkende Plein van de Emam in Isfahan sprak een jonge vrouw me spontaan aan en bestookte me met vragen over het westen, de manier hoe vrouwen bij ons leven en werken, hoe wij Iran zien, enzovoort enzoverder. Toen ik weer verder moest, stak ze zowaar haar hand uit om de mijne te schudden. Beschouw het op een Iraans plein als een kleine revolutie tegen en persoonlijke overwinning op het rigide religieuze bestel als een vrouw dat doet. Meer dan de helft van de studenten aan Iraanse universiteiten zijn vrouw en je houdt die ook niet onder de duim als ze zich moeten bekwamen in de wetenschap, wat past in de trotse traditie van het land. Maar Isfahan en Teheran zijn grootsteden, de realiteit in het grote binnenland is anders. Veel conservatiever en religieuzer uiteraard en toch…
Even eerst de basisfeiten op een rijtje zetten, voor zo ver we ons daar een betrouwbaar beeld van kunnen vormen in de hevige perceptiestrijd die woedt. De betogingen, die begonnen op 28 december, vormen de meest opvallende protesten in dat land sedert de zogenaamde Groene Revolutie van 2009. Ze kostten reeds meer dan 20 mensenlevens en nu al ruim tweeduizend demonstranten werden opgepakt, want de ordediensten reageren snel en fel in dit land. Generaal Mohammad Ali Jafari van de Iraanse Revolutionaire Garde kondigde eind vorige week het einde aan van de ‘opruiing’. Reuters schreef zondag dat inwoners uit verschillende steden die het nieuwsagentschap gecontacteerd had, getuigden dat de protesten waren gestopt ‘nadat de regering het hardhandig optreden had geïntensifieerd door de Revolutionaire Garde naar diverse provincies te sturen’. De volgende dagen zullen leren of de stop inderdaad weer op de fles werd geschroefd. Het feit dat het gebruik van Instagram opnieuw werd vrijgegeven zou erop kunnen wijzen dat de overheid er van uitgaat dat het ‘ergste’ (voor haar) voorbij is. Helemaal zeker van de zaak zijn de machthebbers zeker nog niet want de in Iran meer verspreide berichtenapp Telegram, met liefst 40 miljoen gebruikers, blijft voorlopig wel geblokkeerd.
Inmenging
Het startte dus allemaal eind van vorig jaar in de stad Mashhad waar de protesten naar verluidt werden opgezet door conservatieven die niet gediend zijn door het beleid van president Hassan Rouhani dat ze te vooruitstrevend vinden. De betogers protesteerden tegen de hoge inflatie, verhoogde voedselprijzen, het terugschroeven van subsidies, het uitblijven van de betaling van lonen, aangekondigde massaontslagen. Maar wat eerst een vooral sociaaleconomische agenda leek, werd al snel aangevuld met politiek protest tegen de leidende klasse, die vriendjespolitiek en corruptie verweten wordt. Niet onlogisch want corruptie tiert welig in dit land, waar het grootste deel van het maatschappelijke en economische leven in handen is van de staat of gelieerde instanties en dus via ambtenarij verloopt. Dat er zelfs slogans werden gescandeerd tegen de grootayatollah en het religieuze establishment, is bijzonder opmerkelijk.
Het regime kijkt niet werkloos toe en koos voor repressie, net zoals in 2009 toen de Groene Revolutie na enkele weken brutaal werd neergeslagen.
Het regime kijkt niet werkloos toe en koos voor repressie, net zoals in 2009 toen de Groene Revolutie na enkele weken brutaal werd neergeslagen. Maar er werd ook uit een ander vaatje getapt door het organiseren van grote demonstraties pro-regime. Het viel trouwens op dat ook in die betogingen slogans werden meegedragen om maatregelen te eisen tegen de sociale neergang die velen ondervinden. Maar op deze betogingen bleef de koppeling met kritiek op het regime achterwege en werd die zelfs nadrukkelijk bestreden.
De opperste leider grootayatollah Ali Hosseini Khamenei wees meteen op buitenlandse inmenging die volgens hem aan de oorsprong van de ongeregeldheden ligt. ‘De vijand zoekt altijd gelegenheid en elke opening om te infiltreren en de Iraanse natie te beschadigen’, wees hij impliciet vooral naar de Verenigde Staten en Israël. Het is in Iran altijd prijs om die als zondebokken aan te duiden. Op de pro-regimedemonstraties werden dan ook veel spandoeken meegedragen tegen de Amerikaanse president Donald Trump en de Israëlische premier Benjamin Netanyahu, die zowat als rechtstreekse aanstokers worden gehekeld. Zondag klonk het bij de Iraanse Revolutionaire Garde, de voorhoede van de verdedigers van de islamitische revolutie, dat ‘het volk en de veiligheidskrachten’ een einde hadden gemaakt aan de onrust ‘aangewakkerd door buitenlandse vijanden’. Bij naam worden de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, ‘het zionistische regime’ (Israël), Saoedi-Arabië, de ‘hypocrieten’ (moedjahedien, de soennitische jihadi’s) en monarchisten genoemd.
Turkije sprong bij monde van de minister van buitenlandse zaken Mevlut Cavusoglu meteen op die kar. Ook president Recep Tayyip Erdogan was er als de kippen bij om Iran te prijzen als stabiele factor in de regio en Vladimir Poetin liet er evenmin twijfel over bestaan aan welke kant zijn sympathie ligt.
President Hassan Rouhani klonk eerder verzoenend. Hij vond de protesten ‘geen bedreiging maar een kans’. Volgens de president heeft iedereen recht op protest maar is geweld onaanvaardbaar net als het schenden van publieke eigendom en de wetgeving. Dat klinkt als een logisch legalistische standpunt, het is maar kwestie hoe die wet in elkaar zit en hoe ordediensten daarmee aan de slag gaan. Zondag kwam het parlement samen en kritische parlementsleden stelden vragen over de aanhoudingen van studenten. Het ministerie van inlichtingen beloofde een rapport tegen volgende week.
De zogenaamde Groene Revolutie in de zomer van 2009 lokte ook bijzonder hard optreden door het goed uitgebouwde ordeapparaat van het land uit. Toen klonk massaal protest tegen de herverkiezing van de ultraconservatieve Mahmoud Ahmadinejad tot president. Volgens de aanhangers van tegenkandidaat Mir-Hossein Moesavi, die de groene kleur gebruikte voor zijn campagne, steunde die overwinning op massale fraude. Miljoenen demonstranten kwamen op straat en de onrust bleef ruim een maand duren.
De verschillen met vandaag zijn opvallend. Toen kregen de opstandelingen steun van figuren uit het establishment zoals uiteraard Moesavi zelf, gewezen premier, en de zeer vooraanstaande religieuze leider en gewezen president ayatollah Ali Rafsanjani. Hoewel het verleden van deze figuren zeker niet onbesproken was op vlak van schending van mensenrechten werden ze wel beschouwd als hervormers ten opzichte van de Ahmadinejad-vleugel. (Moesavi zit vandaag onder huisarrest, Rafsanjani overleed vorig jaar. Maar ook Ahmadinejad schoof weg naar de politieke marge en mocht in 2017 niet meedingen naar het presidentschap.) De protesten van vandaag missen opvallende en leidende voorgangers.
Bovendien kwam toen vooral de jonge modern-geïnspireerde jeugd van Teheran op straat, zeg maar degenen die willen leven in de geest die door de Iraanse diaspora in het westen wordt gepromoot. Nu is de onrust het grootst in de kleinere steden in het binnenland. De protesten werden nu vooral gedragen door de lagere, conservatieve middenklasse, de traditionele steunpilaar van het regime terwijl de jonge urbans die de protesten van 2009 droegen nu een minder prominente rol lijken te spelen. Opvallend is ook dat vele betogingen plaatsvonden in de geografische buitengebieden waar minderheidsvolkeren wonen. Vergeten we niet dat slechts de helft van de Iraanse bevolking uit Perzen bestaat.
Corruptie
De betogingen in Iran worden ruim becommentarieerd maar voorspellingen zijn erg gewaagd want weinig is zoals het lijkt in zo’n ingewikkeld en dikwijls paradoxaal land. Voor Reuters bracht Amir Handjani, senior fellow van het Atlantic Council, een denktank die de geest van de NAVO genegen is, een analyse die toch wel aansluit op de ervaringen die ik bij een parlementaire missie in Teheran en Isfahan mocht opdoen in het vroege najaar van 2017.
Wat is bij dat alles de beste manier om te reageren? Analist Handjani denkt er het volgende over.
De Iraanse economie worstelt met grote problemen en de internationale sancties kunnen zeker niet als enige verklaring dienen.
Eerst is er de economische dimensie. De Iraanse economie worstelt met grote problemen en de internationale sancties kunnen zeker niet als enige verklaring dienen. De werkloosheid ligt met 12% van de beroepsbevolking – en 20% bij de jeugd met pieken tot 40% in bepaalde regio’s- zeker bij jongeren behoorlijk hoog. De inflatie lag in de jaren ’90 op zowat 50%. Bij het begin van deze eeuw duwde hervormer president Mohammad Khatami die terug naar 15% maar onder zijn extremistische opvolger Ahmadinejad steeg die weer naar 30%. Rouhani bracht die weer naar beneden maar 10% blijft stevig want de prijsverhogingen worden meteen gevoeld in de portemonnee. Volgens het IMF zal de Iraanse economie dit jaar groeien met 4,2% na een toename met 7% vorig jaar. Door de nucleaire deal die Iran in 2015 kon afsluiten met de internationale gemeenschap vielen veel sancties weg. Onzekerheid omtrent de verdere evolutie hindert een echte doorbraak van de buitenlandse handel en ook het betalingsverkeer blijft een groot probleem omdat Iraanse banken zich niet in het internationale bankensysteem willen invoegen. Maar vooral de wijd verspreide corruptie speelt parten in dit land waar de overheidssector domineert. Volgens Transparancy International staat Iran 26E op de wereldranglijst van corrupte landen.
President Rouhani voerde in 2013 campagne met de belofte een nucleair akkoord af te sluiten, waarop economische voorspoed door handel zou volgen. Dat eerste lukte hem dus, voor het tweede zegt hij meer tijd nodig te hebben. In 2017 geraakte hij herverkozen maar de teleurstelling voor het gebrek aan snelle resultaten van het beleid van de als hervormingsgezind bekend staande Rouhani groeit zienderogen. De afname van de inflatie zorgde bij de bevolking voor opluchting maar de verwachting dat er na de nucleaire deal snel verbetering zou komen, hebben de lagere en middenklassen niet meteen gemerkt. Ze blijven op hun honger en het geduld van velen geraakt op.
Sommige slogans die demonstranten meedroegen hekelden het assertieve om niet te zeggen agressieve buitenlandbeleid van Iran. Of die kritiek op het regime op brede steun kan rekenen betwijfelt Handjani sterk. Zoals in de meeste landen reageren mensen ook in Iran liefst eerst en vooral ‘nationaal’. Op 7 juni 2017 pleegde IS aanslagen in Teheran, op het parlementsgebouw en het mausoleum van grootayatollah Ruhollah Khomeini. Daarbij vielen 17 doden maar vooral de symboliek van de getroffen plaatsen zorgde voor een waar trauma.
Ook die andere soennitische ‘bedreiging’, die van het wahabisme dat geëxporteerd wordt door Saoedi-Arabië, verenigt de meeste Iraniërs eerder dan ze te verdelen. De redenering dat soennitische extremisten beter buiten de eigen grenzen worden bestreden dan in het eigen land, lijkt in de Iraanse samenleving breed gedragen te worden. Al wekt de miljarden verslindende regionale machtspolitiek van het land natuurlijk wel vragen op gezien de moeilijke economische situatie, toch ligt daar vermoedelijk niet de zwakke plek van het regime.
De tweets die de Amerikaanse president Trump meteen de wereld instuurde om de betogers te steunen werd, onbedoeld, eerder een godsgeschenk voor het regime. Als de indruk ontstaat dat het buitenland zich bemoeit, dan deinzen vele gewone burgers al snel terug. Het krediet van Trump is bovendien erg klein in Iran. Zijn ‘muslim travel ban’ tegen onder meer Iran zorgde voor heel wat ongenoegen bij Iraniërs die daardoor het contact met familieleden en vrienden in het buitenland zagen wegvallen. Trumps voortdurende aanvallen op de nucleaire deal, waarin vele Iraniërs juist een mogelijkheid zien om weer aansluiting te vinden bij de wereld, en de aanhoudende steun van Washington voor Saoedi-Arabië zorgen voor een grote afkeer voor Trump. De Opperste Leider Khamenei maakte uiteraard graag en handig gebruik van dat gevoel door meteen de beschuldigende vinger te richten naar ‘buitenlandse agenten’ die achter de betogingen zouden staan. Trumps tweets maakten dat verhaal alleen maar geloofwaardiger en het wantrouwen voor de demonstraties groter.
Revolutie per centimeter
En nu, vraagt Handjani zich af? De protesten bleven eerder kleinschalig en zouden aan het afbrokkelen zijn. De steunbetogingen zorgen voor een stevig tegengewicht. Handjani vermoedt dat vele Iraniërs wel degelijk hervormingen willen – vandaar de overwinningen van Rouhani tegen de hardliners – maar dat de meesten niet meteen staan te springen voor een echte revolutie. De eigen geschiedenis speelt uiteraard mee. De revolutie tegen de sjah in 1979 werd breed gedragen maar daarna door de islamisten overgenomen met alle gevolgen van dien. En wie 1979 wat te lang geleden vindt, zal de ervaringen van de Arabische Lente van 2011 nog wel heugen. Toen leidden goedbedoelde opstanden in veel gevallen alleen maar naar dezelfde ellende onder een andere hoed. Het deed de goesting voor radicale omwentelingen allerminst toenemen.
De Iraanse politieke wereld vormt absoluut geen monoliet, in tegenstelling tot wat daarover in het westen dikwijls wordt gedacht en velen in de diaspora ook graag herhalen.
Maar dat betekent niet dat het regime er zo maar van af komt met een nieuwe scheut repressie. In welke mate kan Rouhani zijn roep als hervormer eindelijk echt waarmaken? De Iraanse politieke wereld vormt absoluut geen monoliet, in tegenstelling tot wat daarover in het westen dikwijls wordt gedacht en velen in de diaspora ook graag herhalen in hun begrijpelijke afkeer voor het regime en de niet nagekomen beloften van hervormingen. Het zijn net de conservatieve tegenstanders van Rouhani die de protesten in Mashhad hebben opgestart. Hardliners als Ebrahim Raisi – verliezende tegenkandidaat tegen Rouhani bij de jongste presidentsverkiezingen – en de veiligheidsdiensten leggen de schuld voor de protesten bij de ‘slappe’ Rouhani. Achter religieuze en principiële ijver gaan ook wel eens andere belangen schuil. Zo zou de Islamitische Revolutionaire Garde zowat 15% van de Iraanse economie in handen hebben. Dat ze daar niet happig zijn om het economische bestel al te zeer door elkaar te schudden, valt licht te begrijpen. Hervormers zijn voor die IRG niet alleen om religieuze redenen te wantrouwen.
Rouhani verwijt hen dan weer dat ze de hervormingen waar zo’n grote nood aan is blokkeren. Daar staat tegenover dat een aantal noodzakelijke hervormingen, zoals het terugdraaien van de overheid in de Iraanse economie, op korte termijn juist weerstand opwekt bij de armere bevolking. Terugschroeven van subsidies en ontslagen uit inefficiënte bedrijven zijn niet de maatregelen waarop de lagere middenklasse in eerste instantie zit te wachten. De protesten begonnen niet toevallig kort na de aankondiging van Rouhani op 10 december dat hij de economische hervormingsagenda zou versnellen met een stevig besparingspakket.
Het regime lijkt deze krachtmeting met gemak te doorstaan maar in een land waar 60% van de bevolking jonger is dan 30 jaar zal voortdoen zoals gewend op langere termijn onhoudbaar blijken. In Iran leven jonge mensen die wel degelijk contact hebben met de buitenwereld, vele jonge vrouwen die de verplichte hoofddoek dragen maar, zoals gezegd, bij voorkeur zo ver mogelijk naar achter geschoven. Zij zorgen voor een ‘revolutie per centimeter’ en die zullen de ayatollahs niet kunnen blijven tegenhouden.
Of maken we ons daarmee toch weer schuldig aan typisch westers ‘vooruitgangsdenken’ en krijgt het ongenoegen ooit een religieus-conservatieve invulling? In een opiniestuk voor The New York Times schrijft Iran-watcher Nazila Fathi dat kan gevreesd worden dat de protesten (weer) worden misbruikt door de hardliners om mogelijke hervormingen te dwarsbomen net zoals gebeurde met de protesten in juli 2003. Toen droegen betogers spandoeken mee met opschriften als ‘dood aan de dictator’ (waarmee grootajatollah Khamenei werd bedoeld) en ‘vergeet Palestina, denk ook eens aan ons’. Soortgelijke teksten doken ook nu weer op maar twee jaar na de protesten van 2003 en de brutale onderdrukking ervan nam de ultraconservatief Ahmadinedjad het heft over als president van de ‘softe’ Khatami.
Het lijkt erop dat Rouhani die bui ziet hangen en vandaar zijn reactie op maandag 8 januari die verder ging dan zijn eerdere verklaringen. ‘Het zou een verkeerde interpretatie zijn van de gebeurtenissen en een belediging aan het Iraanse volk om te zeggen dat alleen economische eisen werden gesteld’, citeerde het nieuwsagentschap Tasnim de president. ‘Het volk had economische, politieke én sociale eisen.’ Tussen de regels kan je lezen: ‘zet de hervormingen nu niet stop’. (Latere aanvulling: Op 10 januari vorderde Rouhani na de kabinetszitting zelfs de vrijlating van alle opgepakte studenten, wat de verschillen in visie binnen het establishment nog eens aantoont.)
De toekomst voorspellen blijft een heikele bezigheid en spijtig genoeg is de ‘wens’ daarbij niet altijd het meest betrouwbare kompas, evenmin als een al te eenvoudig zwart/wit-schema.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier