Rudi Rotthier

IS-overwinningen krijgen politieke gevolgen in de VS – dat minder oorlogsmoe wordt

De opmars van Islamitische Staat in Irak en Syrië wordt in de VS een politiek probleem. ‘Ik denk niet dat we deze oorlog verliezen’, luidde de gemeten reactie van president Obama zelf, maar in zijn land wordt de roep om meer troepen te sturen luider. En sommige politici zou een militair opbod goed uitkomen.

Elke zaterdag brengt Rudi Rotthier, onze correspondent in Canada en de VS, u met een boeiend achtergrondverhaal een unieke inkijk in de stad of streek waar hij op dat moment resideert.

Volgens de recentste officiële schatting, die dateert uit 2004, is Ramadi een stad met 450.000 inwoners. Het is de hoofdstad van Anbar, de grootste provincie in Irak en in grote meerderheid soennitisch. Ramadi, gelegen langs de Eufraat en langs de snelweg naar Bagdad, was ten tijde van de Amerikaanse bezetting een centrum van gewapend, vaak radicaal verzet. De stad en de provincie worden met groot wantrouwen bejegend door de (overwegend sjiitische) regering in Bagdad.

Bij zijn kerstwensen in 2013 haalde de toenmalige premier van Irak en huidige minister Nouri al-Maliki uit naar “zogenaamde zitacties” in Ramadi, die werden georganiseerd om grotere autonomie te eisen. Het protest, zei hij tot twee keer toe, volgens het tijdschrift Foreign Policy, “vormt de uitvalbasis voor leiders van Al-Qaeda. Dit weten we omdat ze openlijk op het podium verschenen zijn, waarbij ze verklaarden dat ze Al-Qaeda waren en hoofden afhakken. Ze hebben openlijk de vlag van Al-Qaeda op het podium gehesen, en we zullen hieromtrent gauw bekentenissen uitzenden”. Het ging, zei Al-Maliki nog, over “zowel Iraakse als buitenlandse Al-Qaedaleiders. Er is nu een vraag van de bevolking om het protestkamp te sluiten”. Enkele dagen later werd het kamp met bulldozers verpulverd, en daarmee een in beginsel legitiem protest de mond gesnoerd. De Al-Qaeda-aanwezigheid was volgens betrokkenen piepklein.

De bulldozeractie leidde tot een opstand in de provincie.

Maliki
Maliki© Reuters

Het was, volgens Foreign Policy, een van vele ingrepen van de Iraakse regering die het wantrouwen in Anbar hebben aangescherpt, die de hoop op een vergelijk met de regering deden verdwijnen en die het pad voor het IS-offensief in juni 2014 hebben geëffend. Bewoners en leiders dachten te weten wie de mindere vijand was.

Een misverstand?

De miljoenenstad Mosoel werd midden 2014 door IS veroverd op een Iraaks leger, dat de overmacht had maar dat toch zo snel het kon de benen nam.

Bijna een jaar later ging het voor IS in Ramadi iets moeizamer, maar het procedé was hetzelfde. Een klein IS-leger, volgens schattingen bestaand uit niet meer dan 400 strijders, wist, ditmaal na een langere confrontatie, duizenden Iraakse soldaten en milities te doden of op de vlucht te drijven.

IS sloopte de verdedigingslinies met gepantserde bulldozers, en vervolgens bracht men 30 bomauto’s en bombulldozers tot ontploffing, bestuurd door zelfmoordcommando’s. 10 van die bomauto’s bevatten volgens het Pentagon evenveel explosieven als de bom die in 1995 de binnenstad van Oklahoma trof en die daar 168 mensenlevens nam. Ook in Ramadi zou het aantal dodelijke slachtoffers van de explosies hoog zijn en de tactiek van IS zou tot paniek geleid hebben bij het regeringsleger en bevriende milities.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Volgens bronnen bij het Pentagon, het Amerikaans ministerie van Defensie, die zich deze week hebben uitgeput in het vinden van excuses, was de winst van IS gedeeltelijk het gevolg van een misverstand. De Iraakse bevelhebber dacht dat er tijdens een zandstorm geen luchtsteun zou zijn, en beval de terugtocht. Terwijl, zegt men op het Pentagon, ook tijdens die zandstorm een beperkte ondersteuning mogelijk was. Martin Dempsey, de Amerikaanse topgeneraal, zei het als volgt: de Iraakse troepen vertrokken op eigen initiatief, ze werden niet verdreven. Beelden van een paniekerige aftocht spreken dat tegen.

‘Geen vechtlust’

Uit de stad kwamen ook berichten over mismanagement. Er zouden door het regeringsleger spooksoldaten zijn opgesteld, en misschien meer spooksoldaten dan echte soldaten. De politie zou, in tegenstelling tot die spooksoldaten, niet betaald zijn. De regering in Bagdad zou hebben getreuzeld om soennitische milities met meer te bewapenen dan met geweren. De sjiieten in het regeringsleger zouden geen zin hebben gehad om te sneuvelen voor extremistennest Ramadi.

The Guardian citeerde de gevluchte politiekolonel Saleh Eraqi die de regering in Bagdad en de lokale autoriteiten in Ramadi de schuld gaf voor het debacle. Zijn broer is tijdens de gevechten in Ramadi. “Het leger heeft geen vechtlust”, zei hij. “Ze wachten tot IS aanvalt. Ze zijn slecht uitgerust in vergelijking met IS. Wij vechten met geweren en pistolen terwijl IS gepantserde voertuigen heeft en bermbommen en zelfmoordterroristen. Vele soennieten in de stad willen tegen IS vechten, maar ze hebben geen wapens. Onze enige hoop bestaat erin dat we echte steun van de Amerikanen krijgen”.

Onder verstaan: van de Iraakse regering zal het niet komen.

Premier Haider al-Abadi
Premier Haider al-Abadi© Reuters

Die Iraakse regering weet de nederlaag dan weer aan het Amerikaans voorbehoud om sjiitische milities los te laten in soennitisch gebied (iets waar de Amerikaanse legerleiding sinds de val van Ramadi geen bezwaar meer tegen maakt). Dat men de schuld zo duidelijk afschuift op de Amerikanen is wellicht om de kritiek voor de aanpak van de huidige premier Haider al-Abadi wat te ontzenuwen. VS-president Barack Obama blijft hem voor de buitenwereld ondersteunen, maar de vraag wordt geopperd hoeveel militairen nederlagen hij en zijn minister van Defensie nog kunnen overleven.

Een gevecht op twee niveaus

Het wederzijds wantrouwen tussen sjiieten en soennieten werd vrijdag geïllustreerd in een reportage van The Wall Street Journal. De krant sprak met twee leiders van soennitische milities in Anbar. Ze vechten allebei al 18 maanden tegen IS, en ze worden nu allebei verplicht om samen te werken met sjiitische milities. De ene, de 56-jarige Mohammed al-Jumaili, die het bevel voert op 300 militanten, ziet die samenwerking als een teken van hoop. IS, zegt hij, is de grotere vijand. De sjiieten zijn meer gemotiveerd om tegen IS te vechten, dat geeft hijzelf grif toe. En de samenwerking tussen milities kan het uitgangspunt worden voor een nieuw divers Iraaks regeringsleger.

De 41-jarige Emad al-Jumaili, een stamgenoot van Mohammed, die zondag uit Ramadi ontsnapte, zegt dat hij op het ene niveau, noodgedwongen, zal samenwerken met sjiitische milities. Maar hij zal tegelijkertijd zijn huis tegen hen versterken en verdedigen. “Ik heb altijd gezegd dat ik liever zou sterven door een soennitische terreurorganisatie dan door een sjiitische terreurorganisatie”. Andere verwante milities kiezen liever de zijde van IS dan van regering of sjiieten.

De niet zo korte duur

In eerste instantie zegden zowel de Amerikanen als de Iraakse regering dat de val van Ramadi een zaak van korte duur zou zijn. VS-minister van Buitenlandse Zaken John Kerry had het over “dagen”, later over “weken”.

Maar het nieuws werd alleen maar slechter. In plaats van in Ramadi te blijven, rukte IS op richting Bagdad, 130 km verderop gelegen (en richting Fallujah, een stad die IS al bijna een jaar controleert). Ook buiten Ramadi werden legerstellingen overrompeld.

De terreurgroep stuurde propagandafilms uit, toonde munitie en buitgemaakte tanks, toonde executies – er zouden massaal executies zijn uitgevoerd van verwanten van “collaborateurs” met de regering.

Er kwam uit Ramadi een vluchtelingenstroom op gang van, al naargelang de bron, 55.000 tot 200.000 mensen. Die vluchtelingen, vaak soennieten, marcheren richting Bagdad. Er zijn zandstormen onderweg, de noodbrug wordt geregeld en zonder verklaring gesloten. Misschien vreest het regeringsleger dat IS-strijders via de vluchtelingenstroom Bagdad binnendringen. De vluchtelingen voelen zich slecht behandeld door de regering die hen eerst niet wist te verdedigen, wat de breuklijn tussen soennieten en sjiieten nog eens versterkt. Volgens de CNN-verslaggeefster ter plaatste had een oudere vluchteling, die ze interviewde, maar één wens meer: dat zijn lijk niet in dat vervloekte Irak begraven zou worden.

Palmyra, op archiefbeeld uit 2008
Palmyra, op archiefbeeld uit 2008© REUTERS

Niet alleen in Irak rukt IS op. In Syrië veroverde de organisatie de antieke site Palmyra, en controleert ze volgens geloofwaardige informatie de helft van het grondgebied. In Libië heeft IS nu een grote voet aan de grond. En in Saudi-Arabië claimde ze een aanslag op een moskee.

Het kan zijn dat de organisatie de uitputting nabij is, zoals een Amerikaanse specialist deze week beweerde, maar dan heeft ze een heel solide pokerface.

Vergeefs, vergeefser

De val van Ramadi raakte, ietwat onverwacht, een snaar bij delen van de Amerikaanse publieke opinie. Amerikanen letten niet zo vaak op bij buitenlandse onderwerpen maar Ramadi (en Fallujah) zijn steden met weerklank omdat er tijdens de Amerikaanse bezetting van Irak vele honderden landgenoten zijn gesneuveld. De moeder van een gesneuvelde soldaat, Debbie Lee, kreeg een verontschuldiging van topgeneraal Dempsey, die had gezegd dat de val van Ramadi geen symbolisch gehalte had. Niet alleen Debbie Lee nam aanstoot aan die uirtspraak. Dat de soldaten van het Iraaks regeringsleger, door Amerika opgeleid (nu of tijdens de Bush-jaren), weglopen zonder zich behoorlijk te verdedigen, en dat de IS-vlag over Ramadi wappert, is bij sommige nabestaanden van slachtoffers niet goed gevallen. Het lijkt alsof die pas nu gaan beseffen dat het bloedvergieten van hun familieleden vergeefs is geweest. Het wordt met elke verovering van IS nog een stukje vergeefser.

Tijdens zijn State of the Union in januari had president Obama nog hoopvol gesproken over IS. De IS-vooruitgang was gestopt, decreteerde hij, het proces van aftakeling was begonnen (degrade, destroy, was het uitgangspunt). Later kon men nog verwijzen naar het moeizaam vrijwaren van de Koerdische stad Kobani in Syrië en de ook moeizame herovering van Tikrit in Irak. Er leek schot te zitten in de zaak. Een woordvoerder van Buitenlandse Zaken verklaarde daat IS in Irak een kwart van zijn territorium had moeten opgeven. Maar het nu verloren Ramadi is stukken groter dan het herwonnen Tikrit. En wat IS in Irak verliest, wint het bij in Syrië.

‘We kunnen het niet voor hen doen’

Donderdag zag president Obama zich verplicht om zelf te verduidelijken wat er volgens hem aan de hand was. “Ik denk niet dat IS aan het winnen is”, zei hij in een gesprek met The Atlantic. Dat klonk voorzichtig genoeg.

De Iraakse soldaten die Ramadi verdedigden waren volgens hem nog niet (of nog niet opnieuw) opgeleid door Amerikaanse instructeurs. Die opleiding zou een verschil maken. Die opleiding moet versneld worden. Er moet meer munitie geleverd worden aan het Iraakse leger, onder meer 2.000 antitankraketten. De president putte zich uit om goed nieuws te vinden. “Bagdad is geconsolideerd”. Het Koerdisch gebied doet het beter. “IS heeft geen momentum in gebied dat overwegend sjiitisch is.”

Maar de president gaf toe dat de provincie Anbar problematisch is. Daar is niet alleen opleiding een probleem maar motivatie. Zowel bij de soennitische stammen als bij de door sjiieten gedomineerde regering.

De les van de Amerikaanse invasie van Irak onder zijn voorganger George W. Bush is volgens Obama “dat als Iraki’s zelf niet bereid of in staat zijn om samen te werken in een inclusieve regering, en als ze niet bereid zijn te vechten voor de veiligheid van hun land, dat we het niet voor hen kunnen doen.”

De afwachtende houding van Obama, met zijn “interventie light”, zijn luchtaanvallen, waarbij de sjiieten in het ene geval gesteund worden, en de soennieten daar, waarbij met Iran onderhandeld wordt, terwijl oude bondgenoten morren, krijgt kritiek van partijgenoten en vroegere medestanders. Zijn gewezen minister van Defensie Robert Gates, verklaarde deze week dat dat er geen lijn zit in de aanpak van Obama.

Een politiek pijnpunt

Voor de Republikeinse oppositie, en met name voor de Republikeinse presidentskandidaten, komen de problemen met IS niet slecht uit. Die Republikeinse presidentskandidaten (op de libertair Rand Paul na, die juist minder interventie in Irak en Syrië wil en die vindt dat bijvoorbeeld Turkije en de Saudi’s maar moeten optreden in hun eigen regio) zien eindelijk een punt waarop ze de president, en ook de Democratische presidentskandidaat Hillary Clinton, pijn kunnen doen.

De voorbije weken was het soms potsierlijk om die kandidaten te zien tapdansen rond de nog altijd heel onpopulaire Irakoorlog van president Bush. Was die oorlog een vergissing/geen vergissing? Was de wereld veiliger met Saddam Hoessein of hij is veiliger zonder? Had de oorlog van Bush IS gecreëerd? Jeb Bush, de bijna verklaarde presidentskandidaat, had in een week vier pogingen nodig om afstand te nemen van de oorlog van zijn broer.

Op de vlucht uit Ramadi, na het geweld volgden ook nog zandstormen
Op de vlucht uit Ramadi, na het geweld volgden ook nog zandstormen© REUTERS

De meeste Republikeinse presidentskandidaten doen datzelfde: ze nemen afstand, maar met mate.

Maar nu de interventie light van Obama niet schijnt te werken, en nu Libië, waar Bush zich nooit mee bemoeide, een puinhoop is geworden na een internationale interventie die mede onder impuls van toenmalig minister van Buitenlandse Zaken Hillary Clinton tot stand kwam, beginnen de Republikeinen te denken dat de schuld voor de puinhoop in het Midden-Oosten wel eens eerder bij de Democraten kan gelegd worden. Het wordt een bizar soort opbod, maar toch: wie heeft het Midden-Oosten meer verknoeid? Heeft Obama, door samen met Hillary de troepen uit Irak terug te trekken, niet meer gedaan om IS mogelijk te maken dan Bush?

Deze week kon je Republikeinse kandidaat na bijna-kandidaat te zien pleiten voor het sturen van meer troepen.

Korte metten

Senator Lindsay Graham, een havik inzake buitenlandse politiek, die deze week aankondigde dat hij in juni zijn kandidatuur zal stellen, riep op om het aantal Amerikaanse soldaten in de regio op te trekken van 3.000 naar 10.000. George Pataki, de gewezen gouverneur van New York, die volgende week zijn kandidatuur voor het presidentschap zou bekendmaken, pleitte voor een snelle militaire interventie. “Ik wil niet dat we een miljoen soldaten sturen, die tien jaar blijven, een triljoen dollars kosten en een democratie proberen te creëren op een plaats waar nooit een democratie heeft bestaan. Maar zend troepen, vernietig hun trainingskampen, verniel hun rekruteringscentra, vernietig hun frontposities en vertrek dan terug”, zei hij in gesprek met CNN.

Senator Lindsay Graham
Senator Lindsay Graham© REUTERS

Senator John McCain, in 2008 presidentskandidaat, zei dat de VS grondtroepen moeten installeren om de luchtaanvallen efficiënter te maken. Driekwart van de vliegtuigen van de internationale coalitie keert onverrichterzake terug naar de basis omdat er geen doelwitten te vinden zijn voor bombardementen. Volgens McCain zouden grondtroepen die luchtaanvallen efficiënter maken, omdat ze de piloten precieze doelwitten kunnen doorspelen.

De Republikeinse kandidaten (nogmaals, op Rand Paul na), die niet echt een overheersend thema voor de komende verkiezingen hadden, zien een kans om dit thema uit te testen.

Ze worden geprikkeld door recente peilingen, die aangeven dat de Amerikanen weer meer oorlogsgezind worden. Na de Bush-jaren was het land behalve financieel uitgeput ook heel oorlogsmoe. De oorlog van Bush in Irak blijft niet populair, maar uit een recente peiling van CNN blijkt dat de oorlogsmoeheid afneemt.

Oorlogspeilingen

In april bleek 47 procent van de gepeilden voorstander van het uitsturen van grondtroepen om IS te bestrijden. Iets meer was nog tegen: 50 procent. Maar bij Republikeinen liggen de verhoudingen anders: 60 procent is voor en 37 procent is tegen.

Een peiling van het Harvard University Institute of Politics toont dat eind april 57 procent van de 18- tot 29-jarigen er voorstander van is dat Amerikaanse grondtroepen IS gaan bekampen. Dat is een dramatische ommezwaai tegenover acht jaar geleden, toen 60 procent van de ondervraagden wilde dat de VS alle of bijna alle Amerikaanse troepen uit Irak zouden terugtrekken.

Aan de Democratische kant kan Hillary moeilijk anders dan de lijn Obama inzake IS volgen, terwijl haar bescheiden tegenstander Bernie Sanders en een deel van haar achterban eerder tegen elke interventie is. Zelfs voor de olie hoeft het niet meer – de VS zijn zelfvoorzienend momenteel, met een toenemend overschot.

Een deel van de bevolking wil eigenlijk, zoals commentator Eugene Robinson van The Washington Post beschrijft, gewoon af van het probleem: “Als Iraki’s niet bereid zijn zelf voor het overleven van hun land te vechten, waarom zouden wij het dan in hemelsnaam doen?” We kunnen, schrijft hij, de lijn Obama blijven volgen, met altijd beetjesgewijs meer: meer troepen, meer wapens, meer bombardementen, meer Iraki’s in opleiding. Dat leidt als er niet opgelet wordt op termijn naar een nieuw Vietnam. Of de kunnen opnieuw Irak bezetten, zoals ten tijde van Bush. Het lukte de eerste keer, dus waarom de tweede keer niet?

Een mogelijkheid, schrijft Robinson, “is ons terug te trekken. Dit is de slechtste optie, lijkt me, op al de andere na. Het ongelukkige feit is dat VS-politici een intact, pluralistisch, democratisch Irak meer willen dan vele Iraki’s. Zolang dat niet verandert, moet ons doel bescheiden zijn: doe van verre aan inperking van IS en mik op het leiderschap van de groep, misschien met drone-aanvallen. Of we kunnen luchtspiegelingen blijven najagen en blijven hopen op wonderen”.

Door Rudi Rotthier vanuit Charleston, West Virginia, VS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content