De Israëlische premier Benjamin Netanyahu spoort het Iraanse volk aan om de militaire aanval op hun land te gebruiken om zich te ontdoen van het islamitische regime van de ayatollahs. Is dat een realistisch voorstel of opportunistische oorlogsretoriek?
Op de avond van vrijdag 13 juni, dus aan het einde van de eerste dag van Israëls grootschalige aanval op Iran, richtte de Israëlische premier Benjamin Netanyahu zich totaal onverwacht tot het ‘trotse volk van Iran’. Hij legde hen uit dat het militaire optreden van Israël niet alleen tot doel had de eigen veiligheid te verhogen, maar dat het ook gaat om een oorlog tegen ‘het moorddadige islamitische regime dat jullie onderdrukt en arm maakt’.
Met de aanval op de nucleaire en ballistische installaties, die vooral een bedreiging zijn voor Israël, ‘effenen we ook het pad voor jullie om jullie vrijheid te bereiken’, bezwoer de Israëlische regeringsleider. De Israëlische aanval wordt zo ook een unieke kans voor het Iraanse volk: ‘Het regime is nooit zwakker geweest. Dit is jullie kans om op te staan en jullie stem te laten horen. Vrouw, leven, vrijheid.’
De Amerikaanse president Donald Trump deed daar nog een schepje bovenop door prompt de ‘onvoorwaardelijke overgave’ van Iran te eisen. Wat dat kan betekenen, is volstrekt onduidelijk. Aan wie? Moet Iran zich overgeven aan Israël? Aan de Verenigde Staten? Een ‘onvoorwaardelijke overgave’ was in 1945 bijvoorbeeld de eis van de geallieerden aan nazi-Duitsland en Japan. Die landen werden vervolgens gecontroleerd door een reeds aanwezige, massale bezettingsmacht. Die bracht de voormalige politieke en militaire leiders voor oorlogstribunalen en werkte vervolgens aan een hervatting van een nieuwe, niet-dictatoriale normaliteit (al hebben de Oost-Duitsers dat toch niet helemaal zo ervaren).
Op het eerste gezicht zijn er natuurlijk aantrekkelijke voorbeelden van zo’n regimewissel. In Syrië werd het zieltogende Ba’ath-regime van Bashar al-Assad in november en december 2024 in een blitzoffensief weggeblazen door de milities van Hay’at Tahrir al-Sham (HTS). Ondanks het grote wantrouwen tegenover de zegevierende rebellen, die destijds nog officieel als ‘terroristen’ waren gelabeld, werd er een Syrische overgangsregering ingesteld met HTS-leider Ahmed al-Sharaa als nieuwe president. De (seculiere) Ba’ath-grondwet werd opgeheven en vervangen door een nieuwe constitutie waarin het islamitisch recht centraal staat, zij het voorlopig met respect voor niet-moslims. Hoewel Israël bijzonder wantrouwig blijft staan tegenover het nieuwe Syrische regime – uit ‘voorzorg’ werd een brede gedemilitariseerde zone in Syrië alvast door de Israëli’s bezet – lijkt het feitelijk internationaal erkend of alvast gedoogd te worden.
Militair-industrieel complex
Is dit recept ook toepasbaar op Iran? Dat lijkt weinig waarschijnlijk. HTS (en talrijke andere militaire fracties) waren al jaren aanwezig in (uithoeken) van het Syrische grondgebied. Ze bevochten een regime dat voordien alleen van de implosie was gered door de massale inzet van Russische troepen. Met meer dan 13,5 miljoen Syrische vluchtelingen (op een bevolking van 25 miljoen) was het land tijdens de interne oorlog ontvolkt geraakt en zijn samenleving ontwricht. Toen de Oekraïense oorlog alle Russische aandacht en militaire capaciteit opslokte, hadden de rebellen Syrië als het ware voor het grijpen.
De Iraanse realiteit is totaal anders. De schaal van beide landen is amper te vergelijken. Met 92 miljoen inwoners gaat het om het 19e land ter wereld. In 2023 klasseerde het militaire expertisecentrum Global Firepower het Iraanse leger als het 17e sterkste ter wereld. Dat was zelfs één plaats boven Israël.
Iran is niet alleen een land, maar ook de naam van een militair-industrieel complex van geostrategisch belang.
Bovendien lijkt de legertop bijzonder loyaal aan de religieuze machtshebbers. Ze danken er immers hun uitzonderlijke macht en invloed aan. Sinds de Islamitische Revolutie van 1979, toen sjah Mohammad Reza Pahlavi aan de kant werd geschoven en ayatollah Khomeini in Iran een islamitische republiek instelde, heeft het regime het leger en de veiligheids- en inlichtingendiensten uitgebouwd tot zijn belangrijkste steunpilaren. Die positie wordt nog versterkt door de innige verstrengeling met de academische en wetenschappelijke instellingen in het land. De Iraanse gas- en olie-export is intussen van levensbelang geworden voor China. Iran is niet alleen een land, maar ook de naam van een militair-industrieel complex van geostrategisch belang.
Het overheidsapparaat van Iran overnemen is geen operatie die een-twee-drie kan gebeuren.
Masha Amini
Zeker, al van in haar beginjaren heeft de strakke islamitische wetgeving geleid tot hevige binnenlandse spanningen. Soms leidde dat tot protesten die het hele land in vlam zetten. Soms leek het er zelfs op dat het regime op wankelen stond, zoals na de massale straatprotesten na de dood van Jina Mahsa Amini in 2022. Amini was een Koerdisch-Iraanse vrouw die door de zedenpolitie was opgepakt omdat ze haar hidjab niet volgens de overheidsnormen droeg. Ze stierf in een ziekenhuis in Teheran nadat tijdens haar detentie in een politiekantoor excessief geweld op haar was gebruikt. Tegen het einde van het jaar waren bij protesten bijna vijfhonderd doden gevallen.
Een groot deel van de jonge Iraniërs heeft het almaar moeilijker met de elitaire uitzonderingspositie van de kaste van de ayatollahs. Iran is zowel een democratie als een theocratie. Naast de president staat de hoogste (religieuze) leider van Iran. De islamitische geestelijken en rechtsgeleerden controleren ook een aantal instellingen zoals de Raad van Experts, de Raad van Hoeders van de Grondwet of de Raad van Geschiktheid en Oordeel. Die kunnen onder meer veto’s uitspreken over alle beslissingen van het verkozen parlement en bepalen wie al dan niet kandidaat mag zijn bij de verkiezingen. Opzichtige plagerijen, zoals het afstoten of afrukken van tulbanden van geestelijken, zijn vooral symptomatisch voor de machteloosheid van een steeds gefrustreerder deel van de bevolking: structureel valt er amper iets te veranderen.
Dat neemt niet weg dat er oppositie is, maar die fungeert vooral vanuit het (verre) buitenland. In Iran zelf staat de oppositie zwak. Het gaat zelfs niet om echte partijen, maar vooral om vakbonden, activisten (bijvoorbeeld voor vrouwenrechten) en hervormingsgezinde intellectuelen, kunstenaars en studenten. Maar jarenlange repressie, veroordelingen, martelingen alsook de onvermijdelijke censuur (inbegrepen controle van het internet) deden hun werk. Het protest duikt al decennia met grote regelmaat op en gaat liggen, zonder dat het tot een structurele binnenlandse tegenbeweging komt.
Wirwar
De echte politieke oppositie bevindt zich dus in het buitenland. Die is beter georganiseerd en vaak goed gefinancierd, maar vooral: hopeloos verdeeld. Eerst er vooral zijn er de monarchisten. Een belangrijke fractie wordt geleid door kroonprins Rezah Pahlavi. Hij gedraagt zich voornaam, haast presidentieel, en neemt een gematigde positie in om aanvaardbaar te zijn voor alle fracties die zich kanten tegen het huidige regime. Maar juist vanwege zijn verleden weigeren veel opposanten hem te zien als een ernstige optie voor de toekomst.
Daarnaast zijn er veel conservatievere, rechtse monarchisten, die ronduit pleiten voor een terugkeer naar het sjah-regime, of uit nostalgie (paradoxaal genoeg van jongeren, die de periode niet zelf hebben meegemaakt maar wel kennen van oude foto’s en films waarop Iran nog een erg westerse, vrijere look-and-feel had), of uit antidemocratische stromingen die vooral niet willen dat hun land ‘afglijdt’ naar een echte parlementaire democratie.
Vandaar dat de samenwerking moeilijk verloopt met de vele partijen en partijtjes die zichzelf rekenen tot de democratische oppositie. Vaak hebben die hun wortels in het verzet tegen het (destijds door de VS en Israël gesteunde) sjah-regime met zijn (toen al) ultrasterke leger en zijn genadeloze geheime dienst, de Savak. Daardoor staan ze zeer wantrouwig tegenover een herinvoering van de monarchie. En ondanks zijn gematigde standpunten en oproepen tot eenheid, weigeren velen Rezah Pahlavi als brugfiguur of verzoener te erkennen.
Verder is er een myriade aan links-seculiere partijen en groepen, vaak nog van marxistische snit, inclusief de talloze afscheuringen. Zelfs in de Iraanse diaspora maken die clubs geen uitzondering op het blijkbaar ingebakken marxistische sektarisme. Daarnaast zijn er veel en vaak erg actieve feministische groepen en mensenrechtenorganisaties.
Ze zijn allemaal op hun manier tegen het islamitische regime in Iran. Maar het ontbreekt aan een duidelijk gemeenschappelijk programma. Zonder gemeenschappelijk leiderschap, zonder een minimum aan eenheid voor een politiek minimumprogramma, in een klimaat van onderling wantrouwen en tegenwerking, is er geen begin aan een ernstig politiek en maatschappelijk alternatief.
Doordat de Iraanse oppositie zo’n wirwar is, is er ook minder duidelijke internationale steun dan mogelijk zou geweest zijn indien er wel een helderder alternatief was. De VS liggen bijvoorbeeld al sinds de val van de sjah op ramkoers met Iran, maar aan structurele steun aan de Iraanse oppositie zijn zelfs de VS nooit echt toegekomen, omdat ‘de’ oppositie er niet bestaat. Als er steun is, is die voorzichtig en bescheiden, en zeker niet openlijk financieel of militair. Maar de VS hebben bijvoorbeeld vrij internetgebruik voor Iraniërs gestimuleerd, onder meer via het openstellen van Elon Musks Starlink-netwerk.
Kader Abdollah
Er was ook hulp via Amerikaanse ngo’s en zelfs via USAID, het officiële Amerikaanse overheidsagentschap voor ontwikkelingssamenwerking. Maar uitgerekend onder Donald Trump is USAID zo goed als volledig stilgelegd. Dat maakt ook de toekomst onzeker van door de Amerikanen gefinancierde mediakanalen als Voice of America Persian Service en Radio Farda.
Nog erger is dat uitgerekend de Israëlische aanval en de agressieve Amerikaanse retoriek voor een merkwaardige tegenreactie hebben gezorgd. Niet weinig belangrijke Iraanse oppositiefiguren vinden dat Iraanse solidariteit en het overleven van de natie en het volk primeren op het verderzetten van internationale geschillen. In die zin komt het Iraanse regime er zelfs versterkt uit, als zelfs delen van de oppositie ineens de ‘nationale eenheid’ vooropstellen.
Dat is niet nieuw. Toen Donald Trump al in 2019 Iran een eerste keer militair begon te bedreigen (met onder meer een Amerikaanse raketaanval op de K1-luchtmachtbasis in de provincie Kirkuk en een droneaanval waarbij generaal-majoor Qasem Soleimani, een bevelhebber van de Iraanse Revolutionaire Garde, werd geliquideerd, legde de Iraans-Nederlandse schrijver Kader Abdollah in een opmerkelijk interview met De Tijd omstandig uit hoe pervers de effecten waren van die eenzijdige aanval op zijn land: ‘De houding van Donald Trump in het Midden-Oosten drijft mij in de armen van mijn grootste vijanden: de ayatollahs. Ik heb een hekel aan dat regime. Het is het onmenselijkste bewind op de aarde. Ze hebben mijn broer geëxecuteerd, mijn familie in de gevangenis gegooid en mijn vrienden vermoord.’
Dat is opmerkelijk, want Abdollah, die zich zowel letterkundige als natuurkundige mag noemen en in zijn jonge jaren in Teheran een linkse politieke activist was, ontvluchtte in 1985 Iran en belandde na omzwervingen in 1988 in een Nederlands asielcentrum. Toch kon hij niet aanvaarden dat buitenstaanders zijn land schade zouden berokkenen. ‘Wat Trump nu doet, raakt mij nog veel meer. Als er een oorlog komt, wil ik mijn land verdedigen en neem ik ook een geweer in mijn hand. Daardoor beland ik in het kamp van de Iraanse machtshebbers. Trump heeft mij op een plek gezet waar ik niet wil zijn. Hij maakt van mij een verrader. En dat is verschrikkelijk.’
‘De houding van Donald Trump in het Midden-Oosten drijft mij in de armen van mijn grootste vijanden: de ayatollahs.’
Kader Abdollah voorspelde zelfs een infernale spiraal – in het voordeel van de ayatollahs, maar vooral van het Eeuwige Perzië, vandaag Iran geheten: ‘Trump slaagt erin een heel volk dat een hekel heeft aan zijn leiders toch achter die leiders te doen scharen. Niet om die ayatollahs te verdedigen, maar om een oude beschaving, vol cultuur en literatuur, van de ondergang te redden. Als ze Iran zouden binnenvallen, zal in elk huis iemand met een geweer klaar staan. Als het nodig is, zal zelfs mijn demente moeder zich verzetten.’
Vandaag is de toestand nog veel scherper en urgenter dan in 2019, en het risico op grote verwoestingen in Iran uiterst reëel.
Als er in Iran ooit een regimewissel komt, zal dat niet gebeuren op uitnodiging van Benjamin Netanyahu, noch op commando van Donald Trump.