Op 7 oktober 2023 werd Eli Sharabi door terroristen ontvoerd en naar Gaza gebracht. 491 dagen overleefde hij de Hamas-gevangenschap, op het einde woog hij nog maar 44 kilo. Na zijn vrijlating bleek dat zijn vrouw en twee dochters de aanval van 7 oktober niet overleefd hadden. ‘Misschien had ik hen kunnen redden, misschien met hen kunnen sterven. Ik weet niet wat beter was geweest.’
Eli Sharabi was 53 toen hij op 7 oktober 2023 door Hamas-terroristen ontvoerd werd en van zijn huis in de kibboets Be’eri naar Gaza werd gebracht. Tijdens die aanval werden zijn vrouw Lianne en hun twee dochters, Noiya en Yahel, vermoord. Ook Eli’s broer Yossi werd in Gaza gedood. Over zijn gevangenschap schreef Sharabi een boek dat in zijn thuisland een bestseller werd: nog nooit verkocht een boek in Israël zo snel. De Engelse vertaling Hostage stond hoog in de bestsellerlijst van The New York Times en is een ‘must read’ volgens Time Magazine.
Sharabi praat beheerst en gefocust. Alleen als het over zijn familie gaat, moet hij even stoppen en krijgt hij tranen in de ogen. Het is indrukwekkend hoe vastberaden hij met zijn lot omgaat. Eerst was overleven zijn missie, nu wil hij de wereld erover vertellen. Hij signeert ons boek met de zin: ‘Hoop verlicht de weg’.
‘U mag me alles vragen, zonder angst’, zegt hij aan het begin van het interview. ‘Voor mij voelt dit als therapie. Het is belangrijk voor me om over mijn ervaringen te spreken, om ze niet in mezelf op te sluiten.’
Is dat ook de reden waarom u het boek hebt geschreven?
Eli Sharabi: Ja. Veel mensen zeiden dat het belangrijk was dat ik dit documenteer. Ik begreep dat het niet alleen over mij gaat, ik ben een getuige van deze tijd. En ik moest het nu opschrijven, nu ik me alle details nog herinner. Het is mijn zeer persoonlijke ervaring van 491 dagen gevangenschap. Twee maanden lang heb ik geschreven. Dat heeft me enorm geholpen.
‘Overleven werd mijn missie.’
Veel mensen zijn onder de indruk van uw helderheid en vastberadenheid. Waar komt die kracht vandaan?
Sharabi: Mijn ouders hebben me geleerd om niet terug te deinzen als het moeilijk wordt, maar om oplossingen te zoeken. En ik heb twintig jaar als manager gewerkt, misschien heeft dat me ook voorbereid? Toen de terroristen me op 7 oktober in Be’eri in de auto duwden, schakelde ik over op overlevingsmodus.
Hoe zag die overlevingsmodus eruit?
Sharabi: Toen ze me uit het huis haalden, riep ik naar mijn dochters Noiya en Yahel: ‘Ik kom terug.’ En die belofte wilde ik niet breken. Overleven werd mijn missie. Daarop concentreerde ik mij, ik liet geen andere gedachten en gevoelens toe. Ik telde de minuten die de rit duurde, omdat ik wilde weten waar ze me heen brachten. Zo besefte ik dat ik midden in Gaza was, niet ver van Be’eri.
U hebt alles geteld, u wist ook altijd welke dag het was.
Sharabi: Mijn bewakers waren vaak verbaasd – soms zelfs woedend – dat ik wist welke dag of hoe laat het was. Ik ben een cijfermens, en de datum kennen was voor mij een manier om de controle te houden terwijl ik eigenlijk niets meer in handen had. Ze konden niet controleren wat ik dacht, hoe ik reageerde.
Hoe was het toen u na 51 dagen gevangenschap voor het eerst in een tunnel ging?
Sharabi: Dat was mijn ergste nachtmerrie. Ik begon met de terroristen te discussiëren. Maar ze werden boos, haalden de grendel van hun wapens en richtten die op mijn hoofd. Ik herinnerde me de belofte aan mijn dochters: ik zou terugkomen. Dus ging ik naar beneden.

Hoe voelde dat?
Sharabi: Verschrikkelijk. Ik klom naar beneden, de duisternis in. Er stonden twee terroristen beneden, twee anderen stonden boven me. De ladder was zo’n 30 meter lang, daarna was er nog een trap. Uiteindelijk stonden we 40 of 50 meter onder de grond. We liepen door de duisternis; het enige licht kwam van hun hoofdlampen. Na tien minuten zagen we meer licht: we waren aangekomen. Het enige wat mij hoop gaf, was dat er nog andere Israëli’s waren. (Er waren zes andere mannen, die ontvoerd waren op het Nova-festival. Drie van hen werden enkele dagen later weggevoerd en maanden later vermoord. Met de drie anderen bracht Sharabi meer dan 400 dagen door in de tunnel, nvdr)
Waar was u in de eerste dagen in de tunnel het meest bang voor?
Sharabi: Je bent elke minuut bang. De dood is altijd dichtbij. Je denkt dat het leger een familielid van een van je bewakers kan verwonden, en dat hij dan zijn wapen pakt en je zomaar doodschiet. Of dat het leger de tunnel binnenvalt en dat de terroristen je daarom zullen doden.
Hoe verliep een dag in de tunnel?
Sharabi: Op de 56e dag van onze gevangenschap, het was 1 december 2023, eindigde het eerste staakt-het-vuren. Ik begreep meteen dat we niet snel zouden worden vrijgelaten. En dat we niet elke ochtend mochten opstaan met de hoop dat het die dag zou gebeuren. We hadden een routine nodig.
Dus deden we ’s ochtends onze gebeden. Daarna aten we. Dan was het tijd voor lichaamsbeweging. Een van ons lette erop dat onze bewakers ons niet zagen, want trainen was verboden. We waren dag en nacht vastgeketend, met kettingen en sloten aan onze benen. Toch deden we push-ups, en we gebruikten waterflessen als gewichten.
En we praatten veel. Over onze kindertijd, onze families, broers en zussen, vrienden, hobby’s, reizen. We wisten alles van elkaar. Dat verbond ons. En zo ging de tijd voorbij.
‘Voor ons was die ceremonie gewoon de laatste vernedering.’
In uw boek gaat het vaak over honger.
Sharabi: We aten dingen waarvan we nooit hadden gedacht dat we ze ooit zouden eten. In de laatste zes maanden van onze gevangenschap besloten onze bewakers ons uit te hongeren. Ze gaven ons nog één maaltijd per dag. En als ik ‘maaltijd’ zeg, bedoel ik: een kom noedels of rijst, of anderhalf pitabrood. Onze stemming werd steeds somberder. En ook fysiek ging het almaar slechter.
Dus zei ik tegen de jongens dat we elke dag minstens één goede gebeurtenis moesten vinden – iets positiefs dat ons die dag was overkomen. Positief denken is als een spier die je traint, zodat je de hoop niet verliest. De anderen keken me aan alsof ik gek was. Ze zeiden: We zitten 50 meter onder de grond, ze hongeren ons uit, ze vernederen ons – waarom zouden we zeggen dat hier iets goed is?
Vond u dan positieve dingen?
Sharabi: Dat de rijst gezouten was en beter smaakte. Dat een terrorist die ons geregeld vernederde twee of drie dagen niet opdook. Dat ze een keer níét hun gebeden in onze oren schreeuwden. Na drie weken konden we sommige dagen zelfs drie of vier positieve dingen noemen. Dat was echt belangrijk. Daar ben ik trots op.
U beschrijft hoe u uw bewakers nauwkeurig bestudeerde. U probeerde alles over hen te weten te komen en omdat u Arabisch spreekt, begreep u hun gesprekken. Waarom was dat zo belangrijk?
Sharabi: Het was voor ons van levensbelang: weten of ze wreed waren of een beetje mededogen hadden. Of ze een vrouw en kinderen hadden. Of er persoonlijke aanknopingspunten waren. Dan konden we een gesprek aanknopen, nabijheid creëren. En als iemand ons de volgende keer probeerde te vernederen, zou die andere terrorist hem misschien tegenhouden.
Na elk gesprek herinnerden we onszelf er wel aan dat die bewakers niet onze vrienden waren maar onze ontvoerders. Dat we voorzichtig moesten zijn. Dat zij, als ze het bevel kregen, geen seconde zouden aarzelen om ons te vermoorden.
U schrijft in uw boek ook veel over de psychische terreur waaraan u werd blootgesteld.
Sharabi: Onze bewakers herhaalden voortdurend dat de Israëlische regering ons was vergeten en dat we twintig jaar zouden vastzitten. We zouden meemaken wat Gilad Shalit had meegemaakt. (Israëlische soldaat die vijf jaar door Hamas gevangen werd gehouden. In 2011 kwam hij vrij na een gijzelaarsdeal, nvdr)

Geloofde u uw bewakers?
Sharabi: Nee. Ik had op 7 oktober gezien dat er honderden terroristen in Be’eri waren. En dus wist ik dat er meer gijzelaars moesten zijn – al hoorde ik pas later dat het er 250 waren. Het was slechts een kwestie van tijd voordat we zouden worden vrijgelaten. Ik heb daar geen moment aan getwijfeld. Voor de anderen was dat moeilijker.
De andere gijzelaars waren maar half zo oud als u.
Sharabi: Het duurde een tijdje, maar toen begreep ik dat ik van hen niet mocht verwachten dat ze net zo reageerden als ik. Maar we spraken heel open met elkaar, zelfs over moeilijke onderwerpen. Bijvoorbeeld: wat doen we als de bewakers maar aan een van ons eten geven? Zo probeerden ze ons tegen elkaar uit te spelen. Uiteindelijk besloten we het eten te weigeren. Ondanks onze enorme honger.
Begin februari 2025 kreeg u te horen dat u vrij zou komen.
Sharabi: Ik had het me al honderden keren voorgesteld, het zou het gelukkigste moment van mijn leven zijn. Maar toen bleek dat we niet allemaal werden vrijgelaten. Enerzijds waren we blij. Anderzijds raakte Alon (Alon Ohel, een van Sharabi’s medegijzelaars, nvdr) in paniek omdat hij alleen zou achterblijven. Dat was een heel moeilijk moment.
‘Misschien had ik hen kunnen redden, misschien met hen kunnen sterven. Ik weet niet wat beter was geweest.’
Hamas maakte van de overdracht een propagandashow: u stond – volledig uitgemergeld – op een podium.
Sharabi: Die hele ceremonie was gewoon de laatste vernedering. Voor mij telde maar één ding: ik zag dat het Rode Kruis op ons wachtte. Met hen reden we naar de plek waar de overdracht aan het Israëlische leger plaatsvond. Toen kwam de maatschappelijk werkster naar me toe en zei dat mijn moeder en mijn zus op me wachtten in de basis van Re’im. Ik vroeg haar om Lianne, Noiya en Yahel te halen. Ze antwoordde dat mijn moeder en mijn zus alles zouden uitleggen. Op dat moment wist ik dat het ergste was gebeurd.
Was u daarop voorbereid?
Sharabi: Ik heb 491 dagen lang alle mogelijkheden overwogen – ook de mogelijkheid dat ze er niet meer waren. Maar ik wilde dat niet te veel ruimte geven. Het nieuws horen was zwaar, maar het kwam niet helemaal als een verrassing. Ik huilde vijf minuten. En dan moest ik kiezen: ofwel me laten verpletteren door mijn verdriet en mijn verlies, ofwel een manier vinden om door te gaan.
Sharabi: Om een soort afsluiting te vinden. En ook om me te verontschuldigen.
U verontschuldigen? Waarvoor?
Sharabi: (moet voor het eerst even stoppen, met tranen in de ogen en een gebroken stem praat hij voort) Dat ik hen niet heb beschermd. Misschien had ik hen kunnen redden, misschien met hen kunnen sterven. Ik weet niet wat beter was geweest. Dat zal ik de rest van mijn leven met me meedragen.
Ik was tijdens mijn gevangenschap soms maar 300 meter van mijn broer Yossi verwijderd. Wat was er gebeurd als we samen hadden gezeten? Had ik hém kunnen beschermen? Dat zijn de vragen die ik me stel. Maar ik weet ook dat ik klaar ben om mijn leven voort te leven (Yossi Sharabi werd vermoedelijk gedood door een Israëlische luchtaanval die het huis deed instorten waarin hij werd vastgehouden. Zijn lichaam werd in oktober 2025 aan de familie teruggegeven, nvdr).

‘Nu, leven.’ Dat zijn de laatste woorden van uw boek. Kun je dat zomaar beslissen?
Sharabi: Voor mij werkt het zo. Dit is mijn manier om de nagedachtenis van mijn vrouw, mijn dochters en mijn broer te eren. Ik kan niet de hele dag in bed liggen en huilen, nadat mijn moeder, mijn broer, mijn zus en mijn vrienden hun leven voor mij hebben stilgezet.
‘Mijn verlies en mijn verdriet zullen me tot mijn laatste dag bij me blijven. Maar dat zal niet mijn héle leven zijn, alleen een belangrijk deel ervan.’
Je gaat alles veel meer waarderen: de vrijheid om op te staan, naar het toilet te gaan of de koelkast te openen wanneer je dat wilt. Ik heb geleerd dat materiële dingen niet belangrijk zijn. Maar ik zou een fortuin geven voor nog vijf minuten met mijn vrouw, mijn kinderen en mijn broer.
Ik hou van het leven. Mijn verlies, mijn verdriet, alle herinneringen aan Lianne, mijn dochters en Yossi zullen tot mijn laatste dag bij me zijn. Ik huil elke dag om hen. Maar dat zal niet mijn héle leven zijn, alleen een belangrijk deel ervan.
Hoe gaat het vandaag met u?
Sharabi: Toen ik werd ontvoerd, woog ik meer dan 70 kilo. Bij mijn vrijlating zestien maanden later woog ik 44 kilo. Maar ik ben goed hersteld en weeg nu weer 65 kilo. De artsen stonden er versteld van dat ik zoveel gewicht had verloren zonder blijvende schade aan mijn organen.
Mentaal herstel blijft elke dag een uitdaging. Een keer per week zie ik mijn psychologe. Bij haar huil ik het meest.
Toen u, samen met andere uitgemergelde gijzelaars vrijgelaten werd, maakten veel mensen de vergelijking met Holocaustoverlevenden. Dat doet u niet.
Sharabi: Ik haat het om mezelf als slachtoffer te zien. Ik zal 7 oktober en mijn gevangenschap nooit met de Holocaust vergelijken, dat is iets totaal anders.
‘Ik heb tegen Trump gezegd: bedankt dat u mijn vrijlating hebt mogelijk gemaakt.’
Sommige overlevers van 7 oktober kunnen geen Arabisch meer horen. Hoe is dat voor u?
Sharabi: Daar heb ik geen probleem mee. Veel Arabische Israëli’s hebben me na de publicatie van mijn boek geschreven dat Hamas niet handelde volgens de Koran, en dat zij zich daarvoor schamen. Ik heb Arabieren voor 7 oktober niet gehaat, en ik haat ze nu ook niet. Ik geloof in vrede.
Veel Israëli’s willen dat u, andere ex-gijzelaars en hun familieleden de politiek ingaan. Is dat een optie?
Sharabi: Absoluut niet. Veel mensen denken dat ik bijzondere dingen zeg. Maar ik ben niet bijzonder.
Hebt u in de tunnel ook nagedacht over hoe 7 oktober kon gebeuren?
Sharabi: Het gaat niet over schuldigen aanwijzen, maar over lessen trekken – voor de samenleving, voor de staat. En voor het leger, dat ons had moeten beschermen. Antwoorden hebben we nog altijd niet. Daarom hebben we een onderzoekscommissie nodig over de fouten van 7 oktober.
Kan Israël 7 oktober achter zich laten?
Sharabi: De overlevende gijzelaars zijn teruggekeerd, dat was belangrijk. We zijn nu op de goede weg. Ook dankzij de grote inspanningen van de Amerikaanse president Donald Trump en zijn speciale gezant Steve Witkoff.

In maart hebt u president Trump ontmoet in het Witte Huis.
Sharabi: Ik zei hem: bedankt dat u mijn vrijlating mogelijk hebt gemaakt. En ik vroeg hem om alles te doen wat in zijn macht ligt om deze oorlog te beëindigen en alle gijzelaars terug te halen. Want in oorlogen zijn er geen winnaars, er is alleen lijden.
Toen u op 7 oktober in Gaza aankwam, werd u bijna door een menigte gelyncht.
Sharabi: Die mensenmassa trok me in een paar seconden mee. Mannen sloegen me, kinderen mepten met hun schoenen op mijn hoofd. Ik was ervan overtuigd dat mijn einde gekomen was. Gelukkig konden twee terroristen me lostrekken en meenemen naar een moskee. Hamas was bang voor de burgers. Toen we nog bovengronds in een huis werden vastgehouden, moesten we zacht spreken van onze bewakers, want anders zouden mensen ons horen, binnenkomen en ons allemaal vermoorden.
Na de aanval van Hamas vinden veel Israëli’s dat burgers in Gaza niet langer onschuldig zijn. Wat denkt u?
Sharabi: Ik weet niet hoeveel mensen in Gaza Hamas-aanhangers zijn. Maar in de gesprekken met de terroristen zagen we hoe jihadistische indoctrinatie werkt. Ze zouden na deze oorlog terugkeren en blijven terugkeren totdat ze alle Israëli’s en alle Joden hadden gedood. En als ze daarmee klaar waren, zouden ze naar Groot-Brittannië, Frankrijk, Duitsland en de VS gaan. De hele wereld moest islamitisch worden, de enige religie op aarde zou de islam zijn. Dat geloven ze echt.
‘Onze kibboets zamelde geld in voor mensen in Gaza. We doneerden kleding en voedsel. We brachten zieke Palestijnen naar Israëlische ziekenhuizen.’
In Be’eri woonden, net zoals in de andere kibboetsen aan de grens met Gaza, veel vredesactivisten. Was de shock van 7 oktober ook daarom zo groot?
Sharabi: Niet alleen Hamas-strijders, ook burgers hebben in Be’eri gedood en geplunderd. Ironisch genoeg hebben ze de mensen pijn gedaan die hen in het verleden het meest hebben geholpen. Wij hebben in de kibboets geld ingezameld voor mensen in Gaza. We hebben kleding en voedsel gedoneerd. We brachten zieke Palestijnen naar Israëlische ziekenhuizen.
In de weken na 7 oktober werden tientallen Israëlische pasgeborenen naar uw kibboets vernoemd. De solidariteit in het land was enorm.
Sharabi: Dat heb ik natuurlijk niet meegemaakt. Toen ik na mijn vrijlating te horen kreeg dat ik heel bekend was en dat ik me daarop moest voorbereiden, begreep ik dat niet. Ik kende ook de wekelijkse protesten met tienduizenden mensen niet.
‘Ik wilde niet dat de premier mij zou uitnodigen en omarmen.’
Hebt u, zoals andere ex-gijzelaars, sindsdien ook vijandigheid ervaren?
Sharabi: Ik ben heel voorzichtig met de media. Ik probeer geen fouten te maken en tegelijk authentiek te blijven. Ik spreek niet over politiek. Ik wilde ook niet dat de premier mij na mijn vrijlating zou uitnodigen en omarmen. Dat heb ik niet nodig.
Heeft hij u uitgenodigd?
Sharabi: Nee. En ik heb daar ook geen behoefte aan of geen tijd voor. Het brengt mij mijn broer, mijn vrouw en mijn dochters niet terug.
U was voor 7 oktober een enthousiaste duiker. Hebt u sinds uw vrijlating al eens de kans gekregen om te duiken?
Sharabi: Ja, drie maanden geleden was ik in Thailand. Tijdens de eerste duik was elke ademteug ook voor mijn jongste dochter Yahel. Zij had enkele weken voor 7 oktober haar duikbrevet behaald en we maakten plannen om samen op reis te gaan.
En elke keer als ik aan het strand ben, ben ik daar ook voor mijn broer Yossi. Hij was een gepassioneerde surfer. Dat zijn voor mij kostbare momenten om aan mijn dierbaren te denken en mijn verlies te verwerken.
Hebt u voor uzelf een moment bepaald waarop u niet langer in het openbaar over uw ervaringen wilt spreken?
Sharabi: Veel mensen willen dat ik nog een boek schrijf. Maar ik denk dat het genoeg is. Met mijn familie en mijn vrienden zal ik blijven praten over alles wat er is gebeurd. Maar niet meer in het openbaar.
Genoeg is genoeg. We moeten dit achter ons laten.