Het debat over een mogelijk verbod van de extreemrechtse partij AfD beroert de gemoederen in Duitsland. De partij, die steeds radicaler wordt, ligt op kop in verschillende peilingen. ‘Zo’n verbod is uiterst ondemocratisch’, zegt bestsellerauteur en jurist Ferdinand von Schirach.
De Duitse bondspresident Frank-Walter Steinmeier, een sociaaldemocraat, deed het debat vorige week opnieuw losbarsten. In een redevoering verklaarde hij dat de Duitse democratie sinds de hereniging nooit zo bedreigd is geweest als vandaag. Zonder de partij bij naam te noemen had hij het over de steile opmars van de AfD, die volgens de laatste peilingen makkelijk een kwart van de Duitse stemmen zou behalen. Volgens Steinmeier is de tijd rijp om een procedure te starten die kan leiden tot een partijverbod, ‘als laatste redmiddel van een weerbare democratie’.
De uitspraak leidde, uiteraard, tot grote verontwaardiging bij de AfD-kopstukken. Partijvoorzitter Alice Weidel verklaarde dat Steinmeier het principe had geschonden dat bondspresidenten geen partijpolitieke uitspraken mogen doen.
Maar er kwam ook kritiek uit minder voorspelbare hoek. In een populaire Duitse talkshow verklaarde bestsellerauteur en jurist Ferdinand von Schirach zondag dat Steinmeier ‘niet zo’n slimme uitspraak’ had gedaan. Von Schirach zou naar eigen zeggen nooit voor de AfD stemmen, maar een partijverbod vindt hij ‘uiterst ondemocratisch’.
Vervreemden
Von Schirach raakte daarmee aan de kern van een debat dat in Duitsland al een aantal jaar wordt gevoerd. Tegenstanders argumenteren dat een partij verbieden een belangrijk deel van de kiezers nog meer van de democratie zou vervreemden. Voorstanders zeggen dat strategische overwegingen hier geen rol mogen spelen. Zij verwijzen naar de Duitse grondwet. Die bevat een artikel dat moet voorkomen dat tegenstanders van de democratie op democratische wijze aan de macht komen om die democratie vervolgens te vernietigen. Partijen, zo stelt artikel 21, die de democratische orde willen aantasten of afschaffen, zijn ‘ongrondwettelijk’ en kunnen daarom verboden worden.
De hamvraag is dan of de AfD zo’n partij is. Feit is dat de partij de afgelopen jaar steeds extremer wordt.
Illustratief daarvoor was de vorig jaar uitgelekte ontmoeting van enkele AfD-kopstukken met de Oostenrijker Martin Sellner, ooit leider van de Identitaire Beweging in zijn land. Tijdens die bijeenkomst werd besproken hoe Duitsers met een migratieachtergrond uit Duitsland gedeporteerd konden worden. Veelzeggend is ook het feit dat de voormalige Europese zusterpartijen (waaronder het Vlaams Belang) zich vanwege de radicale standpunten van de AfD hebben gedistantieerd. De afgelopen maanden vielen een aantal AfD-politici ook op vanwege hun bovengemiddelde interesse in Duitse militaire transporten en antidronesystemen. Ze worden ervan verdacht te opereren in opdracht van het Kremlin.
Mislukking
De radicalisering van de AfD is ook de Duitse veiligheidsdienst opgevallen. De Verfassungsschutz definieerde de AfD tot voor kort als een ‘vermoedelijk rechtsextremistische partij’. In mei veranderde de veiligheidsdienst die status naar ‘bevestigd rechtsextremistische partij’. Concreet wil dat zeggen dat de veiligheidsdienst de AfD beschouwt als een partij die ‘de liberaal-democratische grondwet’ verwerpt. Voorstanders van een partijverbod vonden in dat nieuwe statuut een extra argument om een procedure starten.
Maakt zo’n verbod een kans? Om een procedure op te starten is om te beginnen een meerderheid nodig in de Bundestag, het Duitse parlement. Een eerdere poging draaide om die reden uit op een mislukking. Een belangrijke factor is de houding van de CDU, de partij van bondskanselier Friedrich Merz. De bondskanselier zelf verklaarde enkele maanden geleden dat hij ‘erg sceptisch’ tegenover zo’n verbod staat. ‘Het ruikt te veel naar het uitschakelen van politieke concurrenten’, aldus Merz. Tegelijk zijn er, zeker na de statuutswijziging door de veiligheidsdienst, ook CDU’ers die wél voor een verbod pleiten.
Als het Duitse parlement straks alsnog beslist dat er een procedure moet komen, gaat de zaak naar het Grondwettelijk Hof. Dat Hof moest acht jaar geleden ook beslissen over een mogelijk verbod op de NPD, een extreemrechtse partij die, net als de AfD vandaag, vooral populair was in de oostelijke deelstaten. Het Hof oordeelde toen dat de NPD, hoewel de partij duidelijk ongrondwettelijke doelen nastreefde, te onbelangrijk was om een echt gevaar te vormen.
Hoe moeilijk zo’n verbod ook te realiseren is, een primeur zou het niet zijn. In 1952 verbood het Grondwettelijk Hof de Sozialistische Reichspartei, een soort wedergeboorte van de NSDAP. Vier jaar later onderging de Kommunistische Partei Deutschlands (KPD) hetzelfde lot.