Lode De Waele

‘Economische sancties waren eerste horde: op korte termijn zullen ze Rusland niet op andere gedachten brengen’

Lode De Waele Assistent professor aan de Utrecht School of Governance en lid van denktank Eleni

‘Om Oekraïne effectief te steunen, zal het de komende maanden een substantiële hoeveelheid bijkomende mankracht en vuurkracht nodig hebben zodat Rusland haar wurgstrategie zich tegen haar keert’, schrijft Lode De Waele van Denktank Eleni. Hij staat stil bij het militaire, economische en filosofische kader van de eerste Russische aanvalsgolf.

De eerste Russische aanvalsgolf onthult veel over de militaire strategie tot dusver: (1) de Russische chain of command is zeer gecentraliseerd, waardoor de basis-echelons weinig in staat zijn om zelfstandig situaties in te schatten en concrete beslissingen te nemen, (2) de logistieke ondersteuning verloopt chaotisch wat zich uit in brandstoftekorten en gebrekige rantsoenen, (3) het aanwezige materiaal is frequent defect door een systematisch gebrek aan onderhoud, (4) er is een duidelijk gebrek aan genie-ondersteuning en (5) doordat de ondergrond niet voldoende hard is bevroren, zijn de Russische troepen, met inbegrip van hun T90-tanks, volledig gebonden aan de wegen, waarbij ze zich niet makkelijk kunnen bewegen en kunnen vuren zodat ze een relatief eenvoudige prooi zijn voor de Amerikaanse Javelin-antitankraketten. Ondanks dat dit in het Westen soms aanleiding geeft tot enig leedvermaak, dreigen de Oekraïense burgers hiervan vooral het grootste slachtoffer te worden. Rusland heeft door haar eigen gefaalde strategie het geweer noodgedwongen van schouder moeten veranderen, waarbij de totale chaos weer een stap dichterbij is.

Economische sancties waren eerste horde: op korte termijn zullen ze Rusland niet op andere gedachten brengen.

De eerder beperkte troepeninzet in Rusland, duidde er initieel op dat Rusland hoopte op een snelle regimewissel. Om Oekraïne immers volledig te controleren, is een bezettingsmacht vereist die een factor vijf tot tien malen hoger ligt dan de huidige inzet. Het lijkt er dan ook op dat president Poetin deels slachtoffer is van de eigen propaganda waaruit moest blijken dat er een breed draagvlak zou zijn onder de Russischsprekende bevolking in Oekraïne om een Russische invasie te rechtvaardigen. Maar naast de initieel bijzonder amateuristische aanpak van het Russische leger, lopen er berichten binnen waaruit blijkt dat Russische soldaten ook zelf gerichte sabotageacties uitvoeren waarbij ze gaten slagen in de brandstoftanks van hun eigen voertuigen en waarbij ze deserteren. Het lijkt dus alsof het moreel onder de Russische soldaten om te vechten dus eerder laag is, maar hoe komt dit dan juist en wat kan het ons leren over de verdere evolutie van het Oekraïense conflict?

Niet elke Russische soldaat is bereid te vechten

Vaak wordt gedacht dat soldaten door hun training erop gericht zijn om snel te doden. Maar dit beeld lijkt niet helemaal juist. Nochtans staat onze geschiedenis bol van oorlogssituaties die het tegendeel lijken te suggereren; vooral onze eigen Europese geschiedenis oogt wat dat betreft bijzonder donker. De militaire realiteit lijkt echter een heel stuk genuanceerder. Soldaten lijken immers in heel wat oorlogssituaties confrontaties eerder te vermijden dan deze aan te gaan. Daar zijn verschillende redenen toe. Vooreerst verhoogt het aangaan van confrontaties eveneens het risico op een dodelijke afloop voor beide partijen. Daarnaast vraagt het afvuren van een gerichte kogel die een mens kan doden waarmee je visueel contact maakt om een hoge psychologische drempel te overschrijden.

Een eerste belangrijk onderzoek hierin, is dat van Marshall. Samuel Marshall, op dat moment een 44-jarige kolonel, beschrijft een militair conflict bij de invasie van Makin in 1943. Terwijl de Amerikanen een numeriek overgewicht hebben, blijken de Japanse troepen op een nacht bijna door de linies te breken. Marshall besluit nadien om zijn troepen te interviewen om de mogelijke oorzaken te onderzoeken. Hieruit bleek dat de meeste soldaten tijdens het beleg niet hebben geschoten. Ook de Franse kolonel Ardant du Picq beschrijft in zijn magnus opus ‘Battle Studies’ in 1880 dat zelfs áls soldaten schoten, ze te hoog vuurden om geen slachtoffers te maken bij de vijandelijke linies.

In feite is dit probleem vanuit een strategisch perspectief zo oud is als de oorlogsvoering zelf. De opstelling van Romeinse garnizoenen, zoals beschreven door de classicus Adrian Goldsworthy was erop voorzien dat de achterste linies ervoor moesten zorgen dat de voorste linies in het gelid bleven om de slag aan te gaan. De voorste linies moesten hierdoor wel vechten, want ze konden niet doorbreken bij de linies van hun eigen manschappen. De meeste legionairs werden dan ook gedood wanneer ze wegvluchtten van de tegenstander, waardoor ze middels pijlen in de rug werden geschoten. In de meer recente geschiedenis worden zogenaamde barrier troops gepositioneerd achter de voorste linies om desserterende soldaten tegen te houden, en in bepaalde gevallen ook te fussileren.

Het onderzoek van Marshall werd nadien echter sterk genuanceerd door auteurs zoals Spiller. Maar de ideeën van Marshall zette dit thema wel op de onderzoeksagenda. Meer recent, kwam de Amerikaanse socioloog Randall Collins die zich specialiseerde in de studie van sociale conflicten uit op een effectieve vuurratio tussen de 13 en 18%.

De militaire oorlosgvoering is door de eeuwen heen natuurlijk sterk geëvolueerd, aangezien men steeds meer inzicht begon te verkrijgen in de mentale weerstand van soldaten om effectief te vechten. Hierbij worden verschillende strategieën aangewend. Vooreerst werd de visuele afstand met de tegenstander steeds groter door gebruik te maken van zwaar artilleriegeschut, die in het Russische leger overigens in ruime mate aanwezig is. Daarnaast diende propaganda ertoe om de tegenstander zoveel mogelijk te ontmenselijken zodat de drempel om te doden kon worden verkleind. Bovendien wordt religie ingezet als een middel om doden te rechtvaardigen. Zo blijkt uit onderzoek van majoors Hulsman en Mooren dat Britse mariniers bezoek krijgen van geestelijken tijdens hun training die uitleggen waarom het doden van mensen niet ingaat tegen de bijbel. Tenslotte wordt tijdens de militaire training agressie veel sterker aangewakkerd. Hierdoor steeg de vuuratio onder soldaten volgens de gewezen Amerikaanse luitenant-kolonel Grossman afgelopen decennia gestaag, tot bijna 90%.

Een blik op de toekomst: Marioepol als voorbeeld

Maar wat impliceren deze bevindingen dan juist voor de situatie in Oekraïne? Om dit te begrijpen, moeten we niet enkel kijken naar de soldaten zelf, maar vooral ook naar de ultieme bevelhebbers. Het wezenlijke probleem ontstaat hier wanneer defensiemachten worden aangestuurd door leiders met totalitaire eigenschappen. In voorkomend geval, impliceert dit dat voor dit type leiders het doel letterlijk alle middelen heiligt. Wat voor ons geheel ondenkbare opties lijken, zijn voor hun vaak net een ideaal middel om een militair conflict in hun voordeel te laten uitdraaien. President Poetin lijkt op dat vlak alsmaar meer totalitaire eigenschappen te vertonen. Wat dat betreft, mogen we niet vergeten dat heel wat historische dictators, van Stalin tot Mussolini en Hitler, over een periode van tien tot vijftien jaar zowat alle pedalen met de realiteit zijn kwijt geraakt, met alle desastreuze gevolgen vandien. Vanuit een historisch besef, is het in elk geval niet ondenkbaar dat dit proces zich nu ook bij president Poetin langzaam aan het voltrekken is.

Wanneer de eigen legers niet voldoende gemotiveerd zijn om de slag met het Oekraïense leger aan te gaan, zal dat resulteren in veel zwaardere, anonieme bombardementen met veel burgerslachtoffers die het Oekraïense leger tot op de knieën moet dwingen. Het brute geweld in Marioepol dient op dat vlak vooral als een voorbeeld van wat Kiev te wachten staat als het niet capituleert. De corridors voor vluchtelingen moeten Russische soldaten dan weer het gevoel geven dat resterende inwoners de facto verzetsstrijders zijn waarbij de inzet van zwaar artilleriegeschut en collateral damage enigszins aanvaardbaar zijn.

De economische sancties: absoluut geen reden tot victorie

De hoop van het Westen dat door middel van economische sancties de positie van president Poetin in eigen land onder druk komt te staan om onderhandelingsruimte te creëren, lijkt ongegrond. Deze redenering vertrekt immers vanuit een rationele assumptie: namelijk dat een totalitaire leider met economische sancties tot inkeer kan worden gebracht. De geschiedenis lijkt in elk geval aan te tonen dat dit weinig indruk maakte op dergelijke figuren. Integendeel, ze lijken eerder succesvol om de economische malaise als voorwendsel te gebruiken om hun grip op de burgerbevolking nog te versterken en af te rekenen met politieke tegenstanders.

Meer nog: in het slechtste geval drijven economische sancties de agressor tot het voeren van een oorlogseconomie waarbij grootschalige plunderingen de steeds verslechterende economische situatie in eigen land enigszins dienen te verzachten. De sancties hebben op middellange termijn bovendien nog een aantal bijkomende nadelen: Ten eerste wordt Rusland hierdoor nog meer in de invloedssfeer van China geduwd wat betreft economische integratie. Voor China is het eveneens een waardevolle leerschool om inzicht te verkrijgen in de westerse strategie voor wanneer het zelf een assertievere koers zou varen. Ten tweede ondermijnen de sancties eveneens de politieke stabiliteit in Europa doordat de exponentieel stijgende energieprijzen zeer gevoelig liggen bij de bevolking, waarvan populistische partijen dankbaar gebruik kunnen maken om hun electoraal voordeel te doen. Tenslotte wendt de Russische propagandamachine de sancties aan als ‘bewijs’ van de these dat het Westen Rusland altijd al op de knieën wilde dwingen. Hierdoor kan het draagvlak onder de Russische bevolking om de oorlog te rechtvaardigen, worden vergroot.

Hoe het dan verder moet

De economische sancties waren maar een eerste horde. Ze zijn nodig, maar het effect ervan zal Rusland zeker op korte termijn niet tot op andere ideeën brengen. Om Oekraïne effectief te steunen, zal het de komende maanden een substantiële hoeveelheid bijkomende mankracht en vuurkracht nodig hebben zodat Rusland haar wurgstrategie zich tegen haar keert. Mankracht leveren komt de facto neer op een oorlogsverklaring. Maar door materieel te leveren, hebben we een ‘lend lease’ situatie gecreëerd, waarmee we deelnemen aan de oorlogsinspanning zonder de oorlog te verklaren aan Rusland. ‘Creatieve’ oplossingen zoals Polen trachtte aan te reiken door haar Russische MIG’s ter beschikking te stellen aan het Oekraïense leger, moeten overwogen durven worden, zeker nu alsmaar meer burgerdoelen worden getroffen. Maar ook het zenden van materieel is niet geheel zonder gevaar: het risico ontstaat dat de oorlog hierdoor tegelijkertijd veel langer wordt opgerokken, waarvan de Oekraïense burgerbevolking het grootste slachtoffer dreigt te worden. Het is duidelijk dat Rusland dit alsmaar meer als pasmunt aan het gebruiken is om de Oekraïense regering onder druk te zetten.

Er is een duidelijke nood aan een meer gecoördineerde militaire strategie vanuit het Westen om Oekraïne veel sterker te ondersteunen, tot Rusland aan de onderhandelingstafel wordt gedwongen vanuit een verzwakte positie zodat de oorlog snel beëindigd kan worden. President Biden zette met zijn komst naar Brussel alvast de eerste verdere stappen in die richting. Tijdens toekomstige Russisch-Oekraïense onderhandelingen moet er vanuit diplomatiek oogpunt bovendien over worden gewaakt om niet dezelfde fout te maken als bij het afsluiten van het Verdrag van Versailles op het einde van de Eerste Wereldoorlog, wat nadien door Hitler dankbaar werd aangegrepen als momentum voor een nog veel expansievere militaire koers. En ten slotte dient de crisis eveneens het momentum te zijn om onze nationale defensiepolitiek versneld te heroverwegen zodat we onze ambities om meer manschappen aan te trekken ook effectief kunnen waarmaken. Een slagkrachtige defensiemacht van alle Europese lidstaten is immers de beste bescherming tegen alle vormen van externe agressie.

Lode De Waele is docent/onderzoeker aan het departement Organization Studies van de Universiteit van Tilburg. Tot voor kort werkte hij als vrijwillig onderzoeker bij de Erasmus Hogeschool Brussel en de Universiteit Antwerpen. Hij schreef deze bijdrage in het kader van denktank Eleni.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content