‘Dit is een tweede Nakba’: het verhaal van een Palestijnse familie op de vlucht

‘Wat hebben wij gedaan om dit te verdienen? We willen gewoon een normaal leven zoals alle andere mensen ter wereld.'
Lotte Lambrecht
Lotte Lambrecht Journalist en factchecker

Terwijl Israëlische bombardementen onverminderd doorgaan, teisteren honger, ziekte en een gebrek aan medische verzorging de Gazaanse bevolking. Hamada Al-Hattab is een van de bijna 2 miljoen inwoners, die, samen met zijn gezin, al twee jaar op de vlucht is. ‘Op de ruïnes van ons huis probeerden we opnieuw een leven op te bouwen. Tot Israël het staakt-het-vuren doorbrak.’

Voor de aanslagen van 7 oktober 2023 woonde Hamada Al-Hattab, samen met zijn echtgenote Reem en hun kinderen Bilal, 9 jaar, en Maryam, 5 jaar, in Shuja’iyya, een dichtbevolkte buurt in het oosten van Gaza-stad. ‘Zoals de meeste Gazanen, kregen we al snel het nieuws over de aanslagen te horen’, zegt Hamada, ‘Meteen vreesden we de Israëlische reactie. Op 13 oktober, enkele dagen na de aanslagen, zijn we uit Shuja’iyya vertrokken, nadat het Israëlische leger evacuatiebrochures had uitgedeeld waarin ze opriepen om het gebied te ontruimen.’

Hamada en zijn gezin lieten alles achter en trokken naar Deir al-Balah, een Palestijnse stad in het midden van de Gazastrook. ‘We waren in shock en doodsbenauwd, ons vertrek voelde als een tweede Nakba,’ zegt Hamada over die ervaring, verwijzend naar de verdrijving van zo’n 700.000 Palestijnen in 1948, bij de stichting van de staat Israël.

Volgens cijfers van de Verenigde Naties zijn minstens 1,9 miljoen Gazanen, zo’n 90 procent van de bevolking, op de vlucht in eigen land.

‘We hadden niet genoeg te eten, en Israël bleef bommen gooien.’

‘Opvangcentra in Deir al-Balah waren er niet,’ legt Hamada uit, ‘dus trokken we in bij vrienden van mijn moeder. We hadden niet genoeg te eten, en Israël bleef bommen gooien.’ Toen het Israëlische leger de Palestijnse bevolking eind augustus 2024 ook daar opdroeg de zone zo snel mogelijk te verlaten, vertrokken ze opnieuw.

Bombardementen in de ‘safe zone’

De familie trok verder naar Al-Mawasi, een gebied ten westen van de zuidelijke stad Khan Younis dat aan de Middellandse Zee grenst. De Israëlische regering had  Al-Mawasi — ongeveer 1 kilometer breed en 14 kilometer lang — in het begin van de oorlog aangesteld als safe zone, een beslissing waar WHO-baas Tedros Adhanom Ghebreyesus toen harde kritiek op uitte.

‘Het voorstel van een zogenaamde safe zone in Al-Mawasi is een recipe for disaster’, klonk het in een speech in november ‘23. Door zo veel mensen in zo’n klein gebied met zo weinig infrastructuur en voorzieningen te proppen, worden de gezondheidsrisico’s voor kwetsbare mensen aanzienlijk groter.’

Toen het gezin van Hamada er arriveerde, was Al-Mawasi, met een bevolkingsdichtheid van 30.000 tot 34.000 mensen per vierkante kilometer, een van de dichtstbevolkte gebieden van de Gazastrook. Bovendien was de ‘humanitaire zone’ allesbehalve veilig. Op 13 juli 2024 kostte een Israëlisch bombardement het leven aan minstens 90 Palestijnen. Daarbij werden ook enkele leiders van Hamas gedood. Uit onderzoek van de BBC dat begin dit jaar werd gepubliceerd, blijkt dat de ‘humanitaire zone’ sinds mei ‘24 minstens 97 keer werd gebombardeerd. 

‘Onze meubels waren verbrand, er was geen elektriciteit, geen drinkwater, geen riolering. Desondanks probeerden we ons leven tussen de ruïnes opnieuw op te bouwen.’

De familie van Hamada bleef er maar enkele maanden. ‘Toen ook daar de aanvallen begonnen toe te nemen, besloten we in oktober ‘24 te vertrekken naar nóg een ander gebied, ditmaal in centraal Gaza’, vertelt hij. ‘Na het ingaan van het staakt-het-vuren, op 19 januari, beslisten we om terug naar huis te keren. Een moeilijke en intensieve tocht. In normale omstandigheden duurt de route van Az-Zawayda, waar we verbleven, naar Shuja’iyya amper 30 minuten, maar door de vele Israëlische obstakels heeft het 30 uur geduurd om thuis te raken.’

1 kilo bloem voor 25 dollar

Maar een huis was er niet meer. Gevechten tussen Hamas en het Israëlische leger in december ‘23 en juni ‘24 hadden het grootste deel van Shuja’iyya vernield. ‘Overal lag puin, stof en glas’, zegt Hamada. ‘Onze meubels waren verbrand, er was geen elektriciteit, geen drinkwater, geen riolering. Desondanks probeerden we ons leven tussen de ruïnes opnieuw op te bouwen.’ Tot Israël het staakt-het-vuren verbrak en het leger op 4 april grondtroepen naar de buurt stuurde. 

‘Ik heb mijn gezin beloofd bloem te kopen, maar voedsel vinden is zeer moeilijk en er is veel diefstal.’

Sindsdien leeft Hamada gescheiden van zijn gezin, in Yarmouk, een buurt in Gaza-stad. Zijn echtgenote en kinderen trokken naar het vluchtelingenkamp in Shati, ten westen van Gaza-stad. ‘Afgelopen zaterdag (9 augustus, nvdr) belde ik met hen. Ik heb hen beloofd om volgende week langs te komen, maar met de huidige temperaturen is de voettocht zwaar. Ik heb hen beloofd bloem te kopen, maar voedsel vinden is zeer moeilijk en er is veel diefstal. Een kilo bloem kost 25 dollar, net als tomaten en komkommers. Fruit en vlees zijn er niet meer sinds Israël op 2 maart de grenzen sloot.’

Ondertussen hoopt Hamada op een normaal leven. ‘Wat hebben wij gedaan om dit te verdienen? We willen gewoon een normaal leven zoals alle andere mensen ter wereld. Ik ben kapot van het nadenken, van twee jaar oorlog, de vermoeidheid. Ik wil voor altijd rusten.’

Gaza’s toekomst in puin: een generatie kinderen riskeert levenslange schade

Partner Content