De Biënnale in Venetië: decadent, totaal onpraktisch en overweldigend mooi
Nog tot eind november palmt de hedendaagse kunstwereld weer de kanalen, paviljoenen en palazzi van Venetië in tijdens de 58e editie van de Biënnale, die de titel May You Live in Interesting Times kreeg. Knack ging het kaf van het koren scheiden en stippelde een parcours uit met tien hoogst interessante haltes.
Het is onmogelijk om iets te zeggen over Venetië dat niet al gezegd is, inclusief dit statement.’ Dat schreef de Amerikaanse Mary McCarthy al in 1956 over de dogestad. Vandaag zit die uitspraak ook de Biennale Arte als gegoten. Curator van de 58e editie is Ralph Rugoff, de directeur van de Londense Hayward Gallery. Hij is zich terdege bewust van de vele oude en nieuwe clichés die de ronde van de kanalen doen en laat ze zowaar luid nagalmen eerder dan ze weg te moffelen.
Te beginnen met de evidente verzuchting dat de biënnale uit haar voegen barst. Te veel locaties, te veel volk en te veel – volgens verwende cultuurbobo’s vooral slechte – kunstwerken. Op zich valt dat moeilijk te verhelpen. Hedendaagse kunst is nog niet getest op haar houdbaarheidsdatum, het kunstpubliek laat zich niet inperken en aan de 90 nationale paviljoenen valt evenmin te tornen. Elke editie komen er nieuwe landen – Ghana en Madagascar debuteren deze keer – en randevenementen bij die wegens gebrek aan plaats op de traditionele locaties Giardini en Arsenale uitzwermen over de stad. Iedereen is welkom. Zelfs Jan Fabres wolkenmeter staat ongegeneerd te blinken in een tuin aan het Canal Grande, al behoort hij niet tot het officiële programma.
Gelukkig blijft het grootste cliché over kunst hier moeiteloos overeind: ze doet je anders naar de werkelijkheid kijken.
Alsof die overdaad nog niet genoeg schaadt, nodigde Rugoff voor zijn hoofdtentoonstelling maar liefst 79 kunstenaars uit. Van heinde en verre brengen ze hun geschenken mee. Maar Rugoff verrast met een even eenvoudige als effectieve formule door elke kunstenaar zowel in het centrale paviljoen in de Giardini onder te brengen als in de langgerekte fabrieksruimte van de Arsenale – de technici gebruikten tijdens de opbouw een fiets om op en af te rijden. Daardoor lijken de inktzwarte portretten van Zanele Muholi en de mystieke foto’s van Apichatpong Weerasethakul overal op te duiken. Bovendien zorgt die spiegelaanpak ervoor dat je enigszins grip krijgt op de veelheid, of ervan staat te kijken dat een eerder veronachtzaamde kunstenaar toch geen onetrickpony is.
Herhaling lijkt het toverwoord. Ben je in de Giardini nog geneigd om de geborduurde koraalrifjes van Christine en Margaret Wertheim als artisanale tussendoortjes af te doen, dan blijf je in de Arsenale langer hangen aan hun ecologische verhaal, waar meer dan tienduizend mensen aan meewerkten. De vele kunstenaars en hun werken gaan in wisselende constellaties met elkaar in gesprek. De transparante verflagen van Julie Mehretu vibreren als nooit tevoren naast de vlak en ruw geschilderde taferelen van Henry Taylor. Veel heeft te maken met Rugoffs goede combinaties en accrochages, waardoor de werken elkaars verhaal aanvullen, ideologisch contesteren of vormelijk vrolijk onderuithalen. Net als in cinema kun je ook hier met montage de zaak redden, of net om zeep helpen.
De vele kunstenaars en hun werken gaan in wisselende constellaties met elkaar in gesprek.
In al die dialogen dringen vooral de grote thema’s zich naar de voorgrond. Ze zijn niet te tellen, de woke werken die welgemikt de genderongelijkheid, de zwarte emancipatiestrijd of de lamentabele staat van de planeet in je gezicht gooien. Geen grote kunstmanifestatie zonder knagend wit geweten dezer dagen, ook aan dat cliché valt niet te ontsnappen. Een enkele keer heeft dat een politiek correcte kramp tot gevolg, maar in de meeste gevallen is het kunst die getuigt van kracht en culot. Een internationaal gezelschap van kunstenaars – voor het eerst zouden er meer vrouwen dan mannen zijn – zeult in zijn kielzog immers de problemen van de wereld mee. Daar zinspeelt de op een Chinese vervloeking geïnspireerde titel May You Live in Interesting Times op, al kies je zelf of je die ‘interessant’ vooral een licht dystopische of vrolijk uitdagende ondertoon toedicht.
De vrees voordien was vooral dat de lange, dubbelgelaagde titel ook impliceerde dat je zonder vuistdikke handleiding al niet aan de start moest verschijnen, iets waar de laatste Documenta in Kassel danig onder gebukt ging. Maar kijk: er zijn geen cryptische zaalteksten die de kunstwerken in een maatschappelijk raamvertelling dwingen. En nog beter: veel werken hebben dat ook helemaal niet nodig. Omdat ze voor zich spreken of zelfs perfect in staat zijn hun verhaal doen, zoals pakweg de immersieve video’s van de Thai Korakrit Arunanondchai, die in No History in a Room Filled with People with Funny Names het verhaal van zijn grootouders samenbrengt met reflecties over geloof, politiek en technologie in Thailand.
Het niveau van de 58e kunstbiënnale van Venetië ligt merkelijk hoger dan dat van de voorbije edities. Daardoor dreigen de paviljoenen gereduceerd te worden tot randanimatie in dit Disneyland voor culturo’s, plaatsen waar je – tijdens de opening, tenminste – vooral passeert om je glas bij te vullen. In sommige gevallen is dat ook terecht. Italië bedient zich in zijn gigantische paviljoen in de Arsenale van de platgetreden metafoor van het labyrint, daarbij schaamteloos teruggrijpend naar een tekst van Italo Calvino, die meer verbeelding had in zijn kleine pink dan de curatoren die dit bedachten.
De grootste valse noot is misschien de Barca Nostra van de Zwitser Christoph Büchel. Journaals wereldwijd berichtten in 2015 over de gezonken vissersboot waarin ruim 700 vluchtelingen het leven lieten. En ook vandaag gaat alle media-aandacht naar het wrak dat vanuit de dieperik van de Middellandse Zee op de kade van Venetië werd gehesen, als tragisch relict, als monument en – niet te vergeten – als akelige variant op de readymade, plompweg geposteerd naast de sandwichbar.
Een kunstwerk dat niets aan de verbeelding wil overlaten? Misschien mag en moet dat soms. En toch sta je langer stil bij het klepperende ooievaarskopje van Kasper Bosmans. De jonge Belg staat te pronken in het palazzo Ca’ Tron, waar de winnaars van de Future Generation Art Prize een podium krijgen. De ooievaar heeft geen stembanden, kan alleen maar spotten met de plechtstatige, politiek geladen symbolen in marmerpoeder voor zijn bek. Niet alles laat zich helder duiden, maar hier wordt tenminste een poëtische fictie aan de realiteit onttrokken. En die paar kinderen die door hun kunstminnende ouders worden meegezeuld, vinden de klepperende bek sowieso geestig, dat helpt ook.
Deze biënnale zou wel eens die extra vierkante centimeter ecologische voetafdruk waard kunnen zijn.
Het dient nog eens benadrukt: het zijn vanzelfsprekend geen stemloze vogels of wanhopige vluchtelingen die dezer dagen aanspoelen in Venetië, maar kunstliefhebbers wier outfit soms naar installatiekunst neigt en wier toekomst tienvoudig verzekerd is. De duurste vogels zijn misschien zelfs met hun jacht gekomen. Hypocriet? Misselijkmakend? Schrijnend? Je kunt je vragen stellen bij die onwaarschijnlijke spreidstand. Je kunt zelfs het bestaansrecht van deze wereldtentoonstelling anno 2019 betwisten. Maar het zou pas cynisch zijn om daaruit te besluiten dat kunst beter zou zwijgen, niets mag aankaarten, omdat recuperatie, of erger: neutralisatie, altijd om de hoek loert.
Nooit kwam de Biënnale meer thuis in Venetië dan vandaag: decadent, zelfgenoegzaam en totaal onpraktisch, maar ook overweldigend mooi en vol verrassingen. Niet alles bekoort of beklijft, smaken verschillen, in sommige paviljoenen kunnen ze ook zonder raid van gele hesjes beter de deur dichttimmeren, en het rookgordijn aan de ingang van de Giardini dat – zucht, ga weg – het kunstinstituut ter discussie wil stellen, blijkt gelukkig een vals voorteken voor wat volgt. Deze biënnale zou wel eens die extra vierkante centimeter ecologische voetafdruk waard kunnen zijn. Je beseft er nog maar eens wat kunst niet vermag – de boot is onherroepelijk gezonken. Gelukkig blijft het grootste cliché over kunst hier moeiteloos overeind: ze doet je anders naar de werkelijkheid kijken. Het is hem uiteindelijk niet om de herhaling, maar om het kleinste verschil te doen, het stomme detail dat de realiteit een kwartslag doet draaien, de grap of net de tragiek blootlegt, waardoor je je verslikt in je glas champagne. Of is het prosecco die doet alsof? In elk geval: salute!
10 onmisbare haltes
1. Wie: Gauri Gill
Waar? Giardini & Arsenale
Het was na toevallige ontmoetingen met Jogi-nomaden en moslimmigranten dat de Indiase Gauri Gill haar fotocamera begon te richten op mensen uit de marge van de Indische maatschappij. Het visuele archief dat ze sindsdien uitbouwde oogt indrukwekkend. In de reeks Acts of Appearances zet ze haar etnografische exploratietocht verder, met de medewerking van de Konkana-stam uit de Zuid-Indische provincie Maharashtra.
Lokale artiesten maakten maskers uit papier-maché, terwijl stamleden hun dagelijkse bezigheden – naar school gaan, een kaartje leggen, de bus nemen – uitbeelden voor haar lens. Het zijn scènes die de realiteit met vervreemdende magie injecteren, alsof het jachtige Indische bestaan plots tot een stoet aan tijdloze rituelen transformeert.
2. Wie? Cathy Wilkes
Waar? Brits paviljoen (Giardini)
Nationale paviljoenen hebben vaak de neiging elkaar de loef af te steken met kunstwerken die desnoods met een megafoon om aandacht smeken. Daarvan valt bij de Britten gelukkig niets te merken, maar in zijn stille discretie en verfijning is hun paviljoen wel een van de frappantste. Het wordt gevuld met de tactiele sculpturen, abstracte schilderijen en objets trouvés van Cathy Wilkes, geboren en getogen in Belfast en in 2008 finaliste van de Turner Prize. Ze roepen een plechtstatige, onthechte en spookachtige wereld op, alsof de geesten van Jane Austen en Vanessa Bell om het hoekje loeren, alsof de figuren zich niks aantrekken van tijd en ruimte, alsof ze volledig op zichzelf staan maar samen een constellatie vormen waarvan zij alleen de code kennen. Niks wereldschokkends, maar mooi, sfeervol en getuigend van een persoonlijke en poëtische visie op de dingen des levens.
3. Wie? Luc Tuymans
Waar? Palazzo Grassi
Er zijn de klepperende ooievaar en cryptische heraldiek van Kasper Bosmans in Ca’ Tron. Er is de expo The Death of James Lee Byars van kunsthandelaar Walter Vanhaerents in de barokke Santa Maria della Visitazione-kerk. Er zijn in de Arsenale en de Giardini werken te spotten van Otobong Nkanga, die in 2017 de Belgian Art Prize won. Er is een gulden standbeeld van Jan Fabre, dat langs het Canal Grande de wolken meet – of is het zijn imagoschade, opgelopen na #MeToo-beschuldigingen? Aan Belgische inbreng ook nu weer geen gebrek, dus, maar het is Luc Tuymans die in de dogestad met de meeste aandacht gaat lopen. Hij krijgt een groots retrospectief in Palazzo Grassi, eigendom van miljardair en mecenas François Pinault, met als titel La pelle, Italiaans voor ‘huid’. Speciaal voor deze expo liet Tuymans een vloermozaïek van 80 vierkante meter maken dat een vredig bos voorstelt, maar waarvan de titel, Schwarzweide, verwijst naar een naziconcentratiekamp. Het is in dezelfde schemerzone dat zijn (vaak recente) schilderijen zich meestal ophouden, wel 80 in totaal, met hun uit context gerukte beelden, hun gedempte, vale kleuren en de onderhuidse spanning die ze uitademen.
4. Wie? Ryoji Ikeda
Waar? Arsenale & Giardini
Piepjes en bliepjes, ruis en ritmes die tot hypnotiserende klanktapijten worden geweven, alsof een oude modem aan het flippen slaat. Ryoji Ikeda maakte er al vele varianten op, maar noem de Japanse kunstenaar géén ambient- of minimalcomponist. Zijn oeuvre omvat ook audiovisuele installaties die je onderdompelen in een maalstroom van digitale data. Alsof je plots in The Matrix wordt gezogen. Alsof je de codes van de natuurlijke wereld aan het kraken bent. In een verdonkerde zaal van de Arsenale staat Ikeda’s jongste, kolossale creatie data-verse 1 opgesteld, die de zintuigen plaagt en prikkelt met massieve golven van pixels, en aldus met klank en beeld, bits en bytes de contouren van de materie en de grenzen van de kennis aftast. Welkom in Ikeda’s heerlijke nieuwe cyberwereld.
5. Wie? Jos de Gruyter & Harald Thys
Waar? Belgisch paviljoen (Giardini)
Europa als freakshow? Dat beeld hangt het Brusselse duo Jos de Gruyter & Harald Thys met een sardonische grijns op in de installatie Mondo Cane, die van de Biënnale-jury een eervolle vermelding kreeg. En terecht. Het project bestaat uit geautomatiseerde poppen van ambachtslui – een muzikant, een schoenmaker, een spinster – die uit een vergeten volksmuseum lijken ontsnapt, in trance hun metier uitoefenen, maar die psychopaten, halve zombies of op zijn minst zonderlingen zijn.
De titel verwijst naar de gelijknamige shockumentary uit 1962 met beelden van bizarre, groteske aspecten van het menselijke beestje. Het is een metafoor voor het oude, licht dementerende continent dat zichzelf in slaap wiegt met sprookjes over zijn verleden, maar altijd een donker, onrustig kloppend hart heeft gehad, zoals de poppen van dit rariteitenkabinet. ‘Kwistig in zijn humor biedt het Belgische paviljoen een alternatief beeld op de onderschatte aspecten van de sociale relaties in Europa’, zo looft het juryrapport. Zot zijn doet geen zeer, behalve in de hondse wereld van Thys & De Gruyter.
6. Wie? Arthur Jafa
Waar? Giardini & Arsenale
Tijdens de opening was er in het centrale paviljoen van de Giardini al geen doorkomen aan bij de film The White Album van de Amerikaanse kunstenaar Arthur Jafa, die zijn carrière begon als cameraman, onder meer van Spike Lees Crooklyn. Dat zal er niet op verbeteren nu hij de Gouden Leeuw heeft weggekaapt. Na in eerdere films vooral te hebben gezocht naar wat het betekent om zwart te zijn in de hedendaagse mediacultuur, richt hij zich in The White Album op de witte waanzin van onder meer massamoordenaar Dylann Roof, al brengt hij ook mensen in beeld van wie hij houdt en die nu eenmaal wit zijn. In de Arsenale presenteert Jafa dan weer sculpturen van monumentale autobanden gevat in kettingen. Die lijken te refereren aan monstertrucks, maar evengoed aan de zieltogende auto-industrie in Amerika, waar zo veel zwarten werkten. Black power, met fluwelen handschoenen.
7. Wie? Sun Yuan & Peng Yu
Waar? Arsenale & Giardini
Veel hedendaagse Chinese kunst valt te reduceren tot modieuze leegte, en daar heeft het werk van het duo Sun Yuan & Peng Yu ook last van. Alleen is het spectaculaire leegte die zich van haar leegte bewust is en daar desnoods met robotica en decibels commentaar op levert. De installatie I Can’t Help Myself in de Giardini is een gigantische industriële robot die met voorgeprogrammeerde impulsieve bewegingen namaakbloed opveegt. In de Arsenale kun je je vergapen aan de installatie Dear, een Romeinse troon waaruit een slang komt die om de haverklap hevig tegen de kooi kletst waarin ze opgesteld staat. Het zijn werken die knipogen naar onze hightech spektakelmaatschappij en die de toeschouwer casten in de rol van voyeur, iemand die hitsig wordt van gekooid kabaal. Met succes trouwens, gelet op de dichte drommen kijklustigen.
8. Wie? Apichatpong Weerasethakul
Waar? Arsenale & Giardini
Wat Apichatpong Weerasethakul met de broers Dardenne, Gus Van Sant en David Lynch gemeen heeft? Net als hen heeft hij de Gouden Palm van Cannes op zijn schoorsteenmantel staan. Naast gevierde auteursfilms die tussen feit en fabel, realisme en droom zweven, maakt de Thaise regisseur ook video-installaties en fotoreeksen. Is zijn werk diepgeworteld in de folklore en bitse politieke realiteit van zijn heimat, dan waagt hij zich met zijn fotoproject Memoria op Colombiaanse bodem, al verkent hij ook daar thematisch vertrouwd terrein. Of hij nu een close-up neemt van exploderend vuurwerk, inzoomt op dansende vlammen of een man toont vol muskietenbeten op zijn rug, het zijn haast bijeengedroomde beelden van een gemeenschap die de littekens van een gewelddadig verleden draagt. Kijk naar Ghost Teen, een jongen met zo’n akelig masker dat hij zelfs de spionkop van Millwall de stuipen op het lijf zou jagen.
9. Wie? Georg Baselitz
Waar? Accademia dell’Arte
Naar de Biënnale trek je om het kaf van het koren te scheiden in de hedendaagse kunst, maar telkens vallen er ook gevestigde waarden te (her)ontdekken. Georg Baselitz is de eerste nog levende kunstenaar die de eer krijgt om te exposeren in de Accademia, waar Titiaan, Tintoretto en andere renaissancemeesters thuis zijn. De Duitse beeldenstomer, 81 inmiddels, maakte in de jaren 1960 furore door in te beuken tegen de abstracte en minimalistische hoofdstroom en door zijn energieke, neo-expressionistische werken ondersteboven te presenteren.
Het zijn desoriënterende en agressief tegen het canvas gepleurde doeken vol grootse gebaren, ruwe texturen en groteske figuren, die volgens Baselitz niet geïnterpreteerd maar beleefd dienen te worden.
10. Wie? Jill Mulleady
Waar? Arsenale & Giardini
Alledaagse taferelen en uitgesponnen droomscènes, beelden uit de popcultuur en persoonlijke herinneringen: ze treden om de beurt op het voorplan van de kleurrijke schilderijen van Jill Mulleady. Voor deze expositie baseerde de Amerikaanse zich op Edvard Munchs ‘levensfries’, dat diende als startpunt voor twee nieuwe reeksen, een in Giardini en een in de Arsenale. This Connection Is Not Private, dat uit zeven aan elkaar gelinkte doeken bestaat, beeldt een hypnotiserende lusttuin uit en zit vol details – een elektronische sigaret, een gezicht in de spiegel – die de aandacht plots absorberen en het totaalplaatje lijken te verstoren. The Fight Was Fixed schetst de vibrerende chaos van het stadsleven, inclusief gewelddadige clashes tussen burgers en politie. Welkom in de verdeelde staten van Amerika.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier