Sancties tegen Israël: wat kunnen we leren uit de strijd tegen het Zuid-Afrikaanse apartheidsregime?

Pro-Palestijns protest in Spanje.
Pro-Palestijns protest in Spanje. © Getty Images
Walter Pauli

De eis ‘Boycot Israël’ is alomtegenwoordig. Maar werkt een boycot ook? En is het rechtvaardig tegenover Israëlische burgers die zelf fel gekant zijn tegen wat hun land doet?

De roep om een boycot van Israël beperkt zich niet meer tot actievoerders bij de opening van het academiejaar in Leuven en in Gent. Zelfs het Eurovisiesongfestival en de Europese voetbalbond UEFA overwegen deelnemers uit Israël uit te sluiten. En sponsors van de wielerploeg Israel-Premier Tech willen af van elke verwijzing naar Israël.

Bij Jan Vanheukelom roept het herinneringen op. In de jaren tachtig was Vanheukelom voorzitter van – in de spelling van toen – het Aktie Komitee Zuidelijk Afrika (AKZA).

Ook de strijd tegen het Zuid-Afrikaanse apartheidsregime, dat begon in 1948 en in 1994 eindigde na de eerste vrije, niet-raciale verkiezingen, was destijds allesbehalve een vooraf gewonnen zaak. De Algemene Vergadering van de Verenigde Naties nam weliswaar al vanaf de jaren zestig van vorige eeuw een groot aantal resoluties aan waarin werd opgeroepen tot economische, sportieve, culturele en diplomatieke sancties tegen Zuid-Afrika. Ze waren evenwel niet-bindend. Binnen de Veiligheidsraad was er altijd wel een land – de Verenigde Staten, Frankrijk of het Verenigd Koninkrijk, en vaak de drie samen – dat zijn veto gebruikte.

‘Het is van zeer groot belang dat prominenten uit het geviseerde land zeggen: “Wij gaan akkoord met de internationale acties. Wij vinden dat het fout is wat bij ons gebeurt.”’

Steve Biko

In 1977 schokte de moord op de zwarte oppositieleider Steve Biko de internationale publieke opinie. Eerder onverwacht legde de VN-Veiligheidsraad een verplichte sanctie op: een wapenembargo tegen Zuid-Afrika. Dat kon maar omdat voor een keer geen van de vijf leden van de Veiligheidsraad gebruikmaakte van zijn vetorecht in de apartheidskwestie.

Jan Vanheukelom: ‘Tijdens het presidentschap van de Democraat Jimmy Carter (1977-1981) konden Amerikaanse diplomaten “mensenrechten” hoog op de agenda zetten. Onder zijn opvolger Ronald Reagan (1981-1989) veranderde dat weer helemaal, maar het toont wel aan hoe belangrijk de rol van de grootmachten is in de opzet en de organisatie van zo’n verplicht embargo.’ Donald Trump heeft de militaire positie van Israël alleen maar versterkt.

Vanheukelom wijst op de belangrijke parallellen tussen het effect van het wapenembargo tegen Zuid-Afrika destijds en dat tegen Israël vandaag. ‘Het gaat niet alleen om de uitvoer van wapens’, zegt hij: ‘Het is veel fundamenteler. Net als destijds in Zuid-Afrika neemt het militair-industrieel complex een centrale plaats in de Israëlische overlevingsstrategie in. Je kunt beide landen bestempelen als militaire veiligheidsstaten. De totale Israëlische controle van en repressie tegen Palestijnen, gekoppeld aan de externe militaire dominantie in het Midden-Oosten, herinneren aan de totale oorlog van het blanke minderheidsregime tegen het Rooi Gevaer, binnen en buiten haar grenzen. Dat leidde tot een militaire destabilisering van heel zuidelijk Afrika. Vandaag onderneemt ook Israël militaire acties buiten zijn grenzen, tot in Qatar.’

Israël gaat zelfs verder dan Zuid-Afrika, betoogt Vanheukelom: ‘Wapentechnologie, spyware en op Palestijnen uitgeteste repressie- en controlesystemen vormen Israëls belangrijkste uitvoerproduct. Dit militair-industrieel complex helpt niet alleen bij repressie tegen de Palestijnen en de zeer dure genocidaire oorlog in Gaza, maar ook met de financiering ervan. Instellingen als BNP Paribas Fortis, toch de grootste Belgische bank, spelen daarin een belangrijke rol. Zij investeren niet alleen in de Israëlische wapenindustrie zelf, ze ondersteunen op de koop toe de oorlogsobligaties die de Israëlische overheid op de markt gooit om haar oorlogsschulden te dekken.

De prijs van apartheid

Hoe dan ook staat de uitvoer van Israëlische wapensystemen onder druk. Zo annuleerde Spanje een belangrijke bestelling van wapensystemen uit Israël. Ook de druk vanuit de financiële wereld neemt toe. Zo heeft het Noorse pensioenfonds KLP Pension – het grootste ter wereld – twee defensiebedrijven uitgesloten van haar beleggingen wegens hun betrokkenheid bij mensenrechtenschendingen in Gaza. 

‘Er was destijds ook een sportieve boycot van Zuid-Afrikaanse ploegen en atleten. Die had vooral een psychologisch effect: het benadrukte dat apartheid een prijs had.’

Vanheukelom: ‘Er was destijds ook een vrij sluitende sportieve boycot van Zuid-Afrikaanse ploegen en atleten. Die had vooral een psychologisch effect: het benadrukte dat apartheid een prijs had.’ De universitaire samenwerking met Zuid-Afrikaanse instellingen was tot het absolute minimum beperkt. Toen de KU Leuven in 1973 de Zuid-Afrikaanse Frans Spies, een attaché bij de Zuid-Afrikaanse ambassade in Brussel, aanstelde als lector Zuid-Afrikaanse taal- en letterkunde, organiseerde de Leuvense studentenbeweging (een voorloper van Loko) een krachtig protest tegen zijn aanstelling.

Studenten boycotten zijn lessen en bezetten het gebouw waarin Spies’ colleges doorgingen. Dat was ook het kantoor van vicerector Herman Servotte. Na een bezetting van drie dagen en nachten werd het gebouw ontruimd. Uiteindelijk bond de universiteit in. Spies werd ‘bedankt voor zijn diensten’.

Vanheukelom: ‘Servotte was een erg progressieve professor, maar een academische boycot kreeg hij niet over zijn hart. Het verbreken van academische en culturele contacten lag bij grote delen van de publieke opinie moeilijk. Dat is vandaag niet anders. Maar dat men universiteiten aanmaant niet weg te kijken van onrecht is ook van alle tijden, net zoals het feit dat diezelfde universiteiten niet tot actie zullen overgaan als ze geen druk ondervinden.’

‘Leiders zoals Nelson Mandela (hier in 1990) waren echte propagandisten van een niet-raciale samenleving.’ (Getty Images)

Financieel-economische boycot

Economie en psychologische weerbaarheid, daar draait het in wezen om, benadrukt Vanheukelom. ‘Een boycot van Israëlische dadels en olijfolie uit de bezette gebieden kan wegen op het gevoel van morele onaantastbaarheid. Wanneer men culturele en sportieve ‘ambassadeurs’ treft, kan het gevoel van universele aanvaarding eroderen. Een gerichte academische boycot is een combinatie van beide. Maar als je het Israëlische regime in zijn financiële en economische hart treft, krijg je een nog krachtiger verhaal. Dat voert ook de kostprijs van genocidale halsstarrigheid op.’

‘Als je het Israëlische regime in zijn financiële en economische hart treft, voer je ook de kostprijs van zijn genocidale halsstarrigheid op.’

Het belang van de financieel-economische boycot voor de leefbaarheid van de Israëlische staat blijkt bijvoorbeeld uit een open brief waarin een aantal eminente economen (onder wie tien Nobelprijswinnaars, zoals Daron Acemoglu) uitleggen wat de effecten zouden kunnen zijn van ‘gerichte Europese sancties’.

Die zouden in Israël leiden tot ‘ernstige schade aan de wetenschap, handel en werkgelegenheid’: ‘Ratingbureaus zullen de Israëlische kredietwaardigheid waarschijnlijk blijven verlagen,’ zegt Vanheukelom, ‘waardoor de leenkosten stijgen, terwijl de staat te maken krijgt met enorme kosten voor wederopbouw en defensie. Vakmensen zouden in toenemende mate emigreren en de hightechsector, die verantwoordelijk is voor bijna 20 procent van het bbp en een derde van de belastinginkomsten, zou zijn exodus versnellen, waardoor Israël zijn belangrijkste groeimotor zou verliezen. Van zeer groot belang ten slotte is dat er prominenten uit het geviseerde land zeggen: “Wij gaan akkoord met de internationale acties. Wij vinden dat het fout is wat bij ons gebeurt.” In Zuid-Afrika riepen de anglicaanse aartsbisschop Desmond Tutu en de protestantse predikant Allan Boesak al in een vroeg stadium op tot internationale acties tegen het eigen land.’

Natuurlijk waren Tutu en Boesak zelf mensen van kleur. Belangrijk daarom was de rol van blanken, zoals die van schrijfster Nadine Gordimer, die in 1991 de Nobelprijs voor de Literatuur won, en de katholieke aartsbisschop Denis Hurley. Merkwaardig: uitgerekend in Vlaanderen hadden zij soms grote problemen om hun boodschap ingang te doen vinden.

Vanheukelom: ‘Gordimer kon haar vriend Servotte niet overtuigen. En Leo Tindemans (CVP), onze minister van Buitenlandse Zaken, schoffeerde Hurley toen die hem in 1988 opriep om de druk tegen het apartheidsregime op te voeren.’ Zowel Gordimer als Hurley kreeg overigens een eredoctoraat van de KU Leuven. Het is afwachten of die eer straks ook een zelfkritische Israëli te beurt valt. Of een Palestijn.

Vanheukelom: ‘Vandaag zijn er in Israël ook prominenten die een soortgelijke houding aannemen. Ze zouden meer gehoord moeten worden. Een groep van 31 vooraanstaande Israëlische kunstenaars en publieke intellectuelen riep in een open brief in The Guardian de internationale gemeenschap op tot het nemen van crippling sanctions (verlammende sancties, nvdr) tegen Israël. Onder hen Yuval Abraham, vorig jaar nog coregisseur van de Oscarwinnende documentaire No Other Land. Als Israëli’s zelf vragende partij zijn om harde maatregelen te nemen tegen Israël, is meteen het verwijt van de baan dat wie oproept tot een boycot van één land of zijn onderdanen, zichzelf zou bezondigen aan discriminatie, toch?’

De kwestie-Hamas

Wat natuurlijk niet in het voordeel van de Palestijnen speelt, is de rol van Hamas. De Palestijnse zaak heeft daardoor niet alleen een zeer islamistische wending gekregen, de bestiale moordpartijen waarmee Hamas deze fase in het Israëlisch-Palestijnse conflict in gang zette, waren een niet te vergoelijken aanslag op de menselijkheid.

Met de brede, niet-raciale bevrijdingsbeweging African National Congress (ANC) lag dat anders in Zuid-Afrika. Vanheukelom: ‘De politieke repressie was er wreed, maar niet genocidaal. De oppositie bediende zich van een breed arsenaal aan vreedzame verzetstechnieken. Umkhonto we Sizwe, de gewapende vleugel van het ANC, gebruikte weliswaar geweld, maar vergeleken met de repressie van de Zuid-Afrikaanse overheid kwam dat in homeopathische proporties. Bovendien waren leiders zoals Nelson Mandela echte propagandisten van een niet-raciale samenleving, met gelijke rechten voor mensen als individu, niet als vertegenwoordigers van ongelijke volkeren. Daar draait het in Israël en Palestina uiteindelijk toch ook om?’

Partner Expertise