‘Wat Pierre Harmel lukte in het Europa van de Koude Oorlog, lukte hem niet in ons land’

Op de verjaardag van de Harmeldoctrine staat VTM-journalist en historicus Jan De Meulemeester stil bij de ‘binnenlandse’ Pierre Harmel, en de unionistische krachten waar hij het tegen opnam.

Wat Pierre Harmel internationaal lukte, lukte hem niet in België. Deze maand viert de Navo de vijftigste verjaardag van de Harmeldoctrine, die zorgde voor een detente tussen West-Europese staten en het Oosblok. Het is nog steeds de strategische blauwdruk van het Westers militair bondgenootschap. Voorheen probeerde Harmel in zijn eigen thuisland ook de tegenstellingen te overbruggen, tussen Nederlandstaligen en Franstaligen dan. Maar België bleek moeilijker dan de Koude Oorlog. Hardnekkige, conservatieve krachten, zoals binnen zijn eigen partij, maakten een Belgische detente onmogelijk.

De laatste twintig jaar van zijn leven – hij overleed in 2009 – heeft Harmel zelf een stilte georganiseerd rond zijn persoon. Het was een politicus op rust die zich zelden liet interviewen. En als hij dan eens met journalisten sprak dan ging het vooral over grote staatszaken, over de sturende principes, over politiek in de morele zin. Altijd zeer fijnzinnig en goed onderbouwd, en tot op zeer hoge leeftijd op zijn qui vive.

Wat Pierre Harmel lukte in het Europa van de Koude Oorlog, lukte hem niet in ons land

Met de Belgische crux – onze eeuwige staatshervorming – had de staatsman het moeilijker. Over federalisme bleef hij dan ook steevast sober in zijn spreken: een monkellachje, een voorzichtige algemeenheid, een boodschap van verdraagzaamheid. ‘We hebben gefederaliseerd zonder de grondwet te overtreden en zonder bloedvergieten,’ zei hij in een van zijn laatste interviews. Of ook: ‘in heel Europa krijgen regio’s meer bevoegdheden.’ Het was hoogstens een historische noodlottigheid en alles behalve een onderwerp waarbij hij op zijn geheel eigen vermaarde wijze ging glunderen.

Moeilijk land

In de jaren vijftig al maakt WO II-oudstrijder Harmel zich zorgen. Net na de oorlog stemt het Waals congres voor een aansluiting bij Frankrijk. In Vlaanderen zijn er venijnige ressentimenten om de harde repressie. Het armere noorden loopt ondertussen industrieel achter terwijl in het rijkere zuiden net het omgekeerde aan de gang is: de aftandse fabrieken van het Waalse industriebekken zijn aan vernieuwing toe, maar dat komt er niet van. Ze willen daar ook af van de koning, terwijl de Vlamingen hem terug willen.

Mesopotamië aan de Noordzee

Harmel ziet een ’tweestromenland’ in de tweetaligheid: in alle kwesties zijn het de Franstaligen aan de ene kant en de Nederlandstaligen aan de andere kant. In het midden ontbreekt de consensus en daarin vindt hij zijn roeping: het bouwen van spreekwoordelijke bruggen om België samen te houden – een detente dus. In 1947 richt hij in de schoot van het parlement een denktank op om oplossingen te vinden voor de vele tegenstellingen die het land dreigen te ontdubbelen. Zijn club van politici en specialisten gaat de geschiedenis in als het centrum-Harmel of het centrum-met-de-lange-naam, en dat laatste is terecht: ‘Centrum van onderzoek voor de nationale oplossing van de maatschappelijke, politieke en rechtskundige vraagstukken van de verschillende gewesten van het land.’ In die tijd gaf men wel vaker zo’n lange plechtstatige namen, maar merk op: het spreekt al over verschillende ‘gewesten’: de denkbeeldige lijn van De Panne tot Bassenge is getrokken, het preludium is gezet.

‘De Vlaamse gemeenschap moet gaaf zijn.’

Wat er na tien jaar nadenken op papier komt te staan is niet min: Nederlandstaligen en Franstaligen moeten culturele autonomie hebben. Er moet ook een taalgrens zijn waarbinnen één taal gesproken wordt. En wie anderstalig is, die moet zich aanpassen aan de meerderheid. ‘De Waalse gemeenschap (sic) en de Vlaamse gemeenschap moeten gaaf zijn’ staat in de conclusies. Geen faciliteiten dus, want hier spreekt men Nederlands. Zelfs vandaag, meer dan zestig jaar na de start van het Harmelcentrum, klinkt dat controversieel.

Voor de duidelijkheid: op dat moment is het 1947 en België is dan een unitair land zonder een taalgrens. Er zijn de staat, de provincies en de gemeenten en zo is dat al 120 jaar. De idee van een Vlaamse deelstaat staat niet in de grondwet, het is slechts een notie van dichters en flaminganten. Het Harmelcentrum is haar tijd dus ver vooruit, en op basis van haar conclusies ontwerpt Harmel in 1959 twee cultuurraden. Hij is dan minister van Cultuur en wil de taalgemeenschappen een stukje zelfbestuur geven op het culturele vlak. De oprichting van de raden moet gepaard gaan met een splitsing van het ministerie van Cultuur: een minister voor Franstalige gemeenschap, en een minister voor de Nederlandstalige gemeenschap. Met de raad als een adviserend cultuurparlement en een eigen minister zou Vlaanderen zo een zekere mate van culturele autonomie genieten.

Close, but no sigar

Maar ondertussen beginnen de sixties en is de Vlaamse Beweging sterker dan ooit uit haar asse verrezen. Ze wil meer, ze is gulzig, adviserende cultuurraden zijn niet meer genoeg. De communautaire kwestie is in een stroomversnelling geraakt en de Belgische centrifuge bereikt haar kruissnelheid. Vlaanderen wil een taalgrens en zelf cultuurpolitieke wetten kunnen maken. De unitarist in Harmel kan niet meer volgen. Hij kiest eieren voor zijn geld en na de roemloze dood van zijn ontwerp laat hij zich niet meer in met communautaire besognes. Het buitenland lonkt…

Tien jaar voorheen wilde hij met het Harmelcentrum dat latere doemscenario voorkomen. Hij voelt hoe de middelpuntvliedende krachten ontluiken als een dwingende realiteit, en niet zomaar als het spel van enkele nationalistische agitators in de marge. Om zijn Belgique à papa te redden zijn er toegevingen nodig: een beetje splitsen om een totale splitsing te voorkomen. Maar ‘een beetje’ betekent niet halfslachtig. Het centrum wil kordaat een taalgrens trekken waarbinnen de grond haar rechten heeft: wie ergens woont, die spreekt er de taal. Een ondubbelzinnig advies, want zachte heelmeester maken stinkende wonden.

Niet plooien

Helaas oogst Harmel weinig bijval in zijn eigen rangen, de Franstalige katholieken van zijn partij. Dat is op dat moment een elitair verbond in naam van God, het Brussels kapitaal en een monarchie die in de touwen hangt. Daar zeggen ze non. Elke effectieve decentralisatie betekent een verzwakking van l’état Belge en een toegeving aan de Vlaamse radicalen. Bovendien ruikt culturele autonomie naar federalisme en dat doet denken aan de bezetter. Het is een taboe-begrip geworden, in diskrediet geraakt door het nazisme en de slechte Belgen die met de vijand heulden. Het resultaat is dat de rabiate Belgiscisten van toen de cruciale wissel op hun vaderlandse geschiedenis missen.

Door geen enkele toegeving te willen doen aan de communautaire noden radicaliseren ze de geesten. Anno 1950 apelleren de ideeën van het Harmelcentrum nog aan de verzuchtingen van de Vlaamse bewegers. Zij hadden genoegen genomen met de soms verregaande maar steeds redelijke hervormingsvoorstellen. Er komt echter niks van in huis, de gemoederen laaien mettertijd op en wanneer de nationalisten tien jaar later de kiezers op de hand krijgen is het hek helemaal van de dam. In het voorjaar van 1970 zegt premier Gaston Eyskensla Belgique de papa a vécu‘, de unitaire staat is door de gebeurtenissen achterhaald. Het België dat Harmels collega’s hoopten te behouden, is uit elkaar geknald. Ze hebben hun eigen land doodgeknuffeld.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content