Marc Hooghe

‘Waar staan we na één jaar Michel I?’

Marc Hooghe Gewoon hoogleraar politieke wetenschappen aan de KU Leuven.

Op 11 oktober zit de regering-Michel één jaar in het zadel. Politcoloog Marc Hooghe maakt de balans op. ‘Op sociaaleconomisch vlak heeft de regering-Michel inderdaad een aantal bakens verzet en duidelijk gekozen voor een (in eigen woorden: sociaal) rechtser beleid, met een ambigue bijrol voor de CD&V.’

Dit stuk verscheen eerder in het septembernummer van Sampol.

Op 11 oktober viert de regering-Michel haar eerste verjaardag. Eigenlijk kan de regering-Michel in één zin worden samengevat: ‘een regering zonder PS is op zich al een staatshervorming’. Voor het eerst sinds 1988 maken de socialisten niet langer deel uit van de Belgische regering, en dat zullen we geweten hebben. Op sociaaleconomisch vlak heeft de regering-Michel inderdaad een aantal bakens verzet en duidelijk gekozen voor een (in eigen woorden: sociaal) rechtser beleid, met een ambigue bijrol voor de CD&V. Het thema van de staatshervorming zelf, daarentegen, lijkt volledig verdwenen van de politieke agenda. Als je het vanuit historisch perspectief bekijkt, is dat misschien nog het meest opvallende van deze regering na 1 jaar aan de macht: de traditionele verzuchtingen van het Vlaams-nationalisme lijken dood en begraven.

Toen de regering-Michel bijna een jaar geleden tot stand kwam, had men het in de media meestal over een kamikazeregering. Die zelfmoordplannen sloegen toen vooral op MR van premier Charles Michel. Door als enige Franstalige partij een coalitie aan te gaan met drie Vlaamse partijen, dreigde de partij de geschiedenis in te gaan als een verrader van de eigen gemeenschap, met als onvermijdelijk gevolg dat de Franstalige liberalen zouden worden afgestraft bij de volgende verkiezingen.

De praktijk draaide echter enigszins anders uit. Men kan moeilijk stellen dat de huidige regering een beleid voert dat tegen de belangen van de Franse gemeenschap in ons land ingaat. Op het vlak van de staatshervorming gebeurt er helemaal niets. Dus er is ook helemaal niets dat de Franse Gemeenschap zou kunnen verontrusten.

‘Waar staan we na één jaar Michel I?’

Voor wat de grote nationale symbolen betreft, houdt deze regering zich gedeisd. Ook daar is er niet echt een reden tot Franstalige ongerustheid. Bovendien moeten we rekening houden met een zekere PS-vermoeidheid aan Franstalige kant: de socialisten zijn daar nu al zo lang aan de macht dat er toch een wat al te sterke vervlechting optreedt tussen de partij en het overheidsbelang. Hoewel dat niet met zoveel woorden werd gezegd, waren er aan Franstalige kant heel wat mensen best tevreden met het feit dat de eeuwige beleidspartij eens naar de oppositiebanken werd verwezen.

Na de vertrouwensstemming omhelst de premier Bart Tommelein (Open VLD)
Na de vertrouwensstemming omhelst de premier Bart Tommelein (Open VLD)© Belga

Je kunt dat gevoel een beetje vergelijken met wat er aan Vlaamse kant gebeurde in 1999: voor het eerst in meer dan veertig jaar werden de christendemocraten toen verbannen naar de oppositie, en dat had al bij al een verfrissend effect op het politiek gebeuren. Een politieke partij die te lang met de macht geassocieerd is, is nooit goed, ongeacht om welke partij het dan gaat.

Ook de positie van premier Charles Michel zelf leek wel een zelfmoordmissie. De normale regel van de politiek is dat de grootste partij de premier levert. Dat is een mechanisme dat meestal automatisch leidt tot een zekere matiging. De eerste taak van een premier is immers de ploeg bij elkaar te houden, en dat wil zeggen dat de belangen van de eigen partij het eerst sneuvelen. De partij die de Wetstraat 16 mag bevolken, zal meestal ook het meest inleveren als er een politiek compromis moet worden gezocht. De huidige regering zou dus normaliter geleid moeten worden door iemand van N-VA, de grootste regeringspartij. Het feit dat die elementaire spelregel werd geschonden, hing vanaf het begin als een zwaard van Damocles boven het hoofd van premier Michel.

‘Het feit blijft natuurlijk dat het niet Michel is die de lakens uitdeelt, maar wel de grootste regeringspartij N-VA. De manier waarop dit in scène wordt gezet, zorgt er echter voor dat de positie van Michel zelf nooit in het gedrang lijkt te komen.’

Nu we bijna een jaar verder zijn, merken we echter dat de premier het helemaal niet slecht gedaan heeft. Hij is geleidelijk gegroeid in zijn rol. Ook tijdens Europese ontmoetingen speelt hij steeds meer zijn rol van Belgisch premier. De premier is heel voorzichtig. Voorlopig hebben we hem niet kunnen betrappen op echt grote fouten. Als we het geheel bekijken, zou het dus helemaal verkeerd zijn om Michel zomaar weg te zetten als een mislukte schertsfiguur. Het feit blijft natuurlijk dat het niet Michel is die de lakens uitdeelt, maar wel de grootste regeringspartij N-VA. De manier waarop dit in scène wordt gezet, zorgt er echter voor dat de positie van Michel zelf nooit in het gedrang lijkt te komen.

Het scenario is intussen al een paar keer gevolgd: eerst lijkt er wat onenigheid binnen de coalitie en slaagt Michel er niet in de troepen onder controle te houden. Daarna maakt de N-VA-voorzitter Bart De Wever het standpunt van zijn partij duidelijk, en daarmee is de discussie afgelopen. Het is opvallend dat geen enkele politicus daarna nog terug komt op eerdere discussies, zodat ook de premier nooit expliciet moet toegeven dat hij is gezwicht voor zijn fameuze ‘schoonvader uit Antwerpen’.

Omgaan met nederlagen

Het mechanisme zit zo geraffineerd in elkaar dat het thema volledig verdwijnt van de politieke agenda. Niemand besteedt er nog aandacht aan. Een mooi voorbeeld hiervan is de discussie over de bedrijfswagens. Nadat De Wever duidelijk had gemaakt dat er niet mocht worden geraakt aan deze fiscale regeling, verdween het onderwerp volledig van de radar. Dat is tactisch gezien een bijzonder slimme zet.

Bart De Wever
Bart De Wever© Belga Image

De publieke opinie heeft immers een bijzonder kort geheugen, en dan lijkt het alsof er nooit plannen waren geweest om de bedrijfswagens aan te pakken. Daardoor vermijd je ook de indruk dat de premier niet veel meer is dan de loopjongen van de N-VA-voorzitter. Vanuit het standpunt van de perceptie is dit een bijzonder slimme zet, omdat de nederlaag nooit echt aan bod komt in de media, die al evenzeer een kort geheugen blijken te hebben. Je kunt het vergelijken met de manier waarop CD&V omgaat met haar nederlagen: het debat wordt, zowel intern als extern, eindeloos uitgesponnen waardoor uiteindelijk iedereen er van overtuigd is dat de christendemocraten in het kamp van de verliezers zitten. Door te doen alsof er gewoon nooit een debat is geweest, vermijd je dit zelfvernietigend effect.

Sociaal Rechts?

Bovendien haalt de MR nog een ander punt binnen: de regering-Michel voert in de praktijk een rechts beleid dat perfect tegemoet komt aan de verzuchtingen van de MR-kiezers. De indexsprong en de verhoging van de pensioenleeftijd zijn er op relatief eenvoudige wijze doorgedrukt. Het gaat telkens om symbooldossiers die met PS in de regering nooit gelukt zouden zijn. De huidige regering slaagt er daardoor in een belangrijke stap naar rechts te zetten, en daarbij verder te gaan dan de regering-Di Rupo ooit zou hebben gedaan. Dat vormt een belangrijke trendbreuk.

Toenemende ongelijkheid

De afgelopen jaren vormde België zonder meer een uitzondering binnen de rijke industrielanden. In de meeste landen is er sinds de economische crisis een duidelijke trend naar meer economische ongelijkheid. De inkrimping van het overheidsapparaat en de besparingen in de sociale zekerheid zorgen er immers voor dat vooral de minder begoede groepen van de samenleving er op achteruit gaan. Ook de OESO stelde in een recent rapport dat de ongelijkheid binnen de lidstaten toeneemt, wat tamelijk ingrijpende gevolgen kan hebben voor bijvoorbeeld gezondheidszorg, levenskwaliteit en het onderwijs. België vormde wat dat betreft een grote uitzondering. Het ongelijkheidsniveau bleef stabiel, onder meer dankzij een aantal bufferende maatregelen van de regering-Di Rupo.

'Waar staan we na één jaar Michel I?'
© Belga

Hoewel het nog te vroeg is om de precieze impact van de besparingsmaatregelen van de regering-Michel op het niveau van ongelijkheid in kaart te brengen, ziet er het nu naar uit dat België voortaan de Europese trend volgt, en we te maken zullen hebben met een toenemende ongelijkheid.

‘De komende jaren zal de ongelijkheidsscore van België dus allicht licht stijgen. Dat is het resultaat van een doelbewuste ideologische keuze.’

Wat we soms onvoldoende beseffen is hoezeer België daardoor een uitzondering was geworden binnen Europa. Hoewel de cijfers niet helemaal perfect te vergelijken zijn, was de ongelijkheid in België volgens de OESO zelfs licht gedaald: van een Gini-index van 0,28 in 2005 tot 0,27 in 2012 (de laatst beschikbare gegevens). Als je dat vergelijkt met de Verenigde Staten, waar de ongelijkheid in dezelfde periode toenam van 0,38 tot 0,40, dan blijft België het uiteraard zeer goed doen, en we hebben een van de laagste ongelijkheidsscores binnen de westerse wereld. De komende jaren zal de ongelijkheidsscore van België dus allicht licht stijgen. Dat is het resultaat van een doelbewuste ideologische keuze.

Als we er, gemakshalve, van uitgaan dat de besparingen bij de overheid onvermijdelijk waren, dan had men in principe ook de keuze om die besparingen op een gelijke wijze te verdelen onder de bevolking. De regering-Michel heeft die keuze niet gemaakt: tegelijk met de besparingen werd ook een transfer georganiseerd van de werkende bevolking naar het bedrijfsleven, dat zo in staat zou worden gesteld zijn internationale concurrentiepositie verder te versterken. De werknemers werden op die manier dus eigenlijk twee keer getroffen.

Die keuze voor toenemende ongelijkheid leidde in het najaar van 2014 op bijna voorspelbare wijze tot een grote mobilisatiegolf, met betogingen en stakingen. Opnieuw merken we echter hoe de regering-Michel die ‘hete herfst’ op een zeer doordachte wijze heeft weten te neutraliseren. Zeker binnen het ACV werd eind 2014 reeds gesteld dat een aantal onpopulaire maatregelen (zoals de verhoging van de pensioenleeftijd of de indexsprong) allicht onvermijdelijk waren om het Belgisch bedrijfsleven een betere toekomst te garanderen. Maar het rechtvaardigheidsgevoel werd aangesproken, door te stellen dat als de werknemers moeten inleveren er tegelijk ook gelijkaardige maatregelen zouden moeten komen voor de rijkere groepen van de bevolking. Het idee van de fameuze tax shift was daarmee geboren.

Afgezwakt sociaal protest

Het concept heeft zijn rol gespeeld: het sociaal protest verdween geleidelijk, en het idee dat deze regering zou zorgen voor een meer rechtvaardige fiscaliteit werd algemeen aanvaard. Zowel economen als fiscalisten waarschuwden toen al voor deze illusie: het is bijzonder moeilijk het fiscaal systeem op korte termijn te hervormen, en het is zo mogelijk nog moeilijker een coherent systeem te ontwikkelen om bijvoorbeeld vermogens adequaat te belasten. Maar allicht is dat ook nooit de bedoeling geweest: de belofte van een tax shift bleek voldoende om de vakbonden te laten ontwapenen. Gedurende de eerste zeven maanden van 2015 werd de schijn hoog gehouden dat er inderdaad sprake zou zijn van herverdelende fiscale maatregelen. Pas in juli 2015 bleek dat de tax shift helemaal geen herverdelend effect zou hebben. Maar het sociaal protest was toen reeds helemaal afgezwakt. De strategie had dus bijzonder goed gewerkt.

De rol van CD&V

De regering-Michel heeft dus gekozen voor een consequent rechts beleid, waarbij middelen worden getransfereerd van de werknemers naar de bedrijven. Daar is op zich niets verkeerd mee: België blijft binnen Europa nog steeds een baken van gelijkheid en we volgen grotendeels een Europese trend naar toenemende ongelijkheid. Op politiek vlak impliceert het wel dat de term ‘kamikazeregering’ anders uitpakt dan oorspronkelijk voorzien. Het blijkt niet MR te zijn die kamikaze pleegt: de partij slaagt er wonderwel in haar economische programma ten uitvoer te brengen.

‘CD&V troost zich enigszins met de gedachte dat ze ‘nog erger’ heeft kunnen vermijden, maar dat is niet echt een wervend idee.’

De vraag wordt daarentegen des te urgenter wat CD&V nu eigenlijk kan verwezenlijken binnen deze regering. Zowel in de ideologie als in het programma van de christendemocraten, is er niets dat wijst op een keuze voor toenemende ongelijkheid. De partij troost zich enigszins met de gedachte dat ze ‘nog erger’ heeft kunnen vermijden, maar dat is niet echt een wervend idee. De komende jaren zal CD&V, en vooral dan de ACW-ers binnen die partij, zich allicht nog meer de vraag stellen wat de partij nu eigenlijk juist uitspookt binnen deze regering, en of er een verschil kan worden gemaakt.

Wouter Beke (CD&V)
Wouter Beke (CD&V)© BELGA

De christendemocraten hebben daarbij twee problemen. Ten eerste gaat het hier om een asymmetrische regering: de Waalse christendemocraten zitten dus niét in de regering. Hoewel beide voormalige zusterpartijen op communautair vlak al sterk uit elkaar waren gegroeid, vonden ze elkaar in het verleden toch nog vaak rond sociaaleconomische thema’s. Die coalitie is nu verdwenen. Binnen de huidige coalitie staat CD&V helemaal geïsoleerd als het er om gaat meer sociale accenten te leggen in het besparingsbeleid. Het is in dat verband een beetje gemakkelijk om de schuld te leggen bij vicepremier Kris Peeters, die zich niet genoeg zou inspannen of niet genoeg gewicht in de schaal zou leggen.

De waarheid is dat binnen de huidige coalitie, de Vlaamse christendemocraten de enige partij zijn die een min of meer sociaal programma had bij de verkiezingen. Voor alle andere regeringspartijen was dat sociale aspect veel minder belangrijk. Ongeacht wie er vicepremier is: die minderheidspositie zal er altijd voor zorgen dat CD&V niet zo veel zal kunnen verwezenlijken in deze regering.

‘Traditioneel verwachten we veel van de Vlaamse christendemocraten omdat het nu eenmaal de partij is die decennialang de dienst heeft uitgemaakt.’

Ten tweede is het nog altijd vaak een kwestie van perceptie. Traditioneel verwachten we veel van de Vlaamse christendemocraten, omdat het nu eenmaal de partij is die decennialang de dienst heeft uitgemaakt. Via mensen als Wilfried Martens, Jean-Luc Dehaene en Herman Van Rompuy heeft de partij België ook gemaakt tot wat het nu is. Maar sinds 2014 leven we in een ander land. De Vlaamse christendemocraten leveren nu welgeteld 18 van de 150 volksvertegenwoordigers. Het is dus eigenlijk een kleine partij geworden. Zeker binnen de voormalige christelijke zuil (vakbonden en mutualiteiten) leeft nog altijd de hoop dat CD&V wel voor hen zal opkomen en hun belangen zal beschermen. Maar de krachtsverhoudingen zijn gewoon helemaal veranderd. CD&V is een kleine partij geworden.

De fameuze staatshervorming die in 2014 werd beloofd, is dus vooral een oefening ‘regeren zonder socialisten’ geworden. Een symbooldossier zoals de indexsprong werd daardoor mogelijk, hoewel het opvalt dat de werkgevers zelf eigenlijk niet meer op dit mechanisme rekenen om hun concurrentiepositie te versterken. Het ‘regeren zonder socialisten’ gaf ook aanleiding tot dom revanchisme, met als meest schrijnend voorbeeld allicht het feit dat een briljant econoom als Mathias Dewatripont niet langer vicegouverneur van de Nationale Bank mocht zijn. Op zijn prestaties viel niets aan te merken. Maar het feit dat de man een PS-etiket had, was voldoende voor de afrekening. Ook op andere overheidsdiensten was het tijd voor een grote zuivering – de prijs die blijkbaar moet worden betaald voor een regimewissel.

Einde van het Vlaams-nationalisme

Maar wat bij dit alles wordt vergeten, is dat de ‘echte’ staatshervorming volledig verdwenen is. De huidige meerderheid voert relatief getrouw de zesde staatshervorming van de regering-Di Rupo uit. Voor de rest is dit thema volledig verdwenen. Dat is zonder meer fascinerend te noemen. De verkiezingen van 2014 zijn zonder meer gewonnen door N-VA. De bestaansreden van die partij, en haar belangrijkste programmapunt, worden gevormd door het Vlaams-nationalisme. Dat punt is echter volledig verdwenen.

'Waar staan we na één jaar Michel I?'
© Reuters

Hoewel het uiteraard vaker voorkomt dat een partij haar campagnebeloften ‘vergeet’ na de verkiezingen, is dat nog nooit eerder op zo’n systematische wijze gebeurd. Ook hier gaat het regisseren van de perceptie zelfs nog een stap verder: het lijkt er op alsof er nooit een belofte tot verdere staatshervorming is geweest. Opnieuw worden we geconfronteerd met het bijzonder korte geheugen van zowel kiezers als massamedia.

‘Men laat het uitschijnen alsof er nooit ‘een bocht van Bracke’ is geweest en dat de Vlamingen altijd al gewonnen zijn geweest voor een rechtser beleid.’

Twee jaar geleden was er in Vlaams-nationale kringen nog enige opschudding over wat toen de ‘bocht van Bracke’ werd genoemd. Siegfried Bracke had toen in een interview geopperd dat een rechts economisch beleid belangrijker was dan het Vlaams-nationalisme. We zijn nu twee jaar verder en de optie van Bracke heeft het inderdaad gehaald. Maar het gevecht om de perceptie gaat veel verder: men laat het uitschijnen alsof er nooit een bocht is geweest en dat de Vlamingen altijd al gewonnen zijn geweest voor een rechtser beleid. Het historisch belang van de ‘bocht’ mag echter niet worden onderschat: voor het eerst sinds meer dan een eeuw heeft het Vlaams-nationalisme zijn politieke ambities opgegeven. De partij die zogezegd opkomt voor het nationalisme blijkt in de praktijk al die idealen volledig overboord gegooid te hebben, zeer tot ergernis van enkele diehards binnen de Vlaamse beweging.

Dat is misschien nog het meest verrassende: de regering-Michel betekent zonder meer het einde van het politiek Vlaams-nationalisme, dat daarmee als politieke stroming dood en begraven is. De ‘bocht van Bracke’ betekent een ondubbelzinnige, en tot dusver succesvolle keuze voor een economisch rechts beleid op Belgisch niveau. Niet voor het eerst in zijn geschiedenis ontdekt de Vlaamse beweging dat ze misbruikt werd voor het doorvoeren van een heel andere politieke agenda.

Dit stuk verscheen eerder in het septembernummer van Sampol.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content