Vrijdag 28 mei: vijfde finaleavond

Het is niet wat het is, ’t is wat je ermee doet.

Ondanks de emotioneel vérstrekkende prestatie van Tae-Hyung Kim de dag voordien – het was alsof de Brahms nog enigszins in de stoelen en planken zat – werd de vijfde en voorlaatste finaledag toch mooi en leerrijk.
Mooi in die zin dat we een fenomeen aan het woord hoorden. Leerrijk omdat we, mocht dat nog niet duidelijk zijn, konden vaststellen hoe groot de verschillen tussen steengoede pianisten nog kunnen zijn.

Niemand zal immers kunnen zeggen dat de Koreaanse Dame Kim Kyu-Yeon geen piano kan spelen. Ze combineerde in Beethovens voorlaatste sonate (het opus 110 met de prachtige fuga aan het einde) en Prokofjevs Tweede Pianoconcerto (dat al aardig wat winnaars heeft voortgebracht, niet in de laatste plaats door het imposante perpetuum) een grote doeltreffendheid met een grote sonore zorg.

Ze doet dat helaas een beetje zoals een – weliswaar melomane – boekhoudster. Alle noten en tonen netjes op hun plaats, vanuit een prijzenswaardige toewijding en een geoliede mechanica die die toewijding mogelijk maakt, maar Kim lijkt zich over zo’n noot of toon of plaats nooit te verbazen. Hetzelfde geldt voor haar omgang met dynamiek: je hoort stil en luid, dat laatste overigens vrij percussief, maar zelden de retorische logica waaruit dat ‘stil en luid’ moeten voortkomen, willen ze niet al te arbitrair van karakter worden. In expliciet lyrische lijnen heeft ze dan weer de neiging om te gaan schwärmen.

In Prokofjevs tweede concerto, nochtans helemaal wat anders dan Beethovens sonate, gebeurde iets vergelijkbaars. Kim Kyu-Yeon heeft de vingers en de denksnelheid die haar toelaten om heel gewaagde tempi te kiezen, kwijt zich vervolgens getrouw van de taak, al die vlekjes op de partituur in geluid om te zetten, maar slaagt er niet in om tot de weergave van subtekst te komen, hoe abstract die bij Prokofjev ook is. Je zou kunnen zeggen dat dit concerto uit pure artisticiteit is opgetrokken. Het gaat om de vreugde en de gestileerde hitsigheid die klank kan opwekken. Om het musiceren zelf. In die zin is het muziek die goed vermag, de luisteraar een met dat van de uitvoerder vergelijkbaar gevoel te schenken. Welnu, daarvan hebben we bij Kim niks gemerkt.

Ziehier een zeer pijnlijke kant van musiceren op topniveau: je kan dus zeldzaam begaafd zijn, onmenselijk veel studiewerk verzetten, stalen zenuwen hebben… en dan nog oninteressant werk voorleggen. Het is niet slecht, in dagen des oordeels zoals deze, eens op die manier bij het beoordelen zelf stil te staan. Muziek is een fantastisch geschenk, maar heeft ook een keiharde kant, die haar ethisch en esthetisch potentieel zwaar hypothekeert.

Evgeni Bozhanov

De Bulgaar Evgeni Bozhanov, dan. Die wordt voortdurend ‘publiekslieveling’ genoemd in de commentaren, maar is in zekere zin eenvoudigweg het grootste fenomeen van het deelnemersveld. Hij heeft, wanneer hij begint te spelen, iets vervaarlijks, iets gevaarlijks magnetisch. Hij is een virtuoos, uiteraard, maar ook het soort pianistiek oertemperament en oertalent waaruit enkele van de sterkste exponenten van de Russische school – denk Richter, denk Gilels – uit opgetrokken zijn, al valt nog af te wachten of Bozhanov even ideaal rijpt. Hij heeft alvast wel die merkwaardige eigenschap die men wel eens het ‘arendsoog’ noemt: in zijn Beethoven-sonate opus 31/3, bijvoorbeeld, heb je de indruk dat hij het stuk helemaal overziet, beter gezegd: zich op elk moment rekenschap kan geven van waar hij zich in termen van spanning in het stuk bevindt. Elke noot lijkt zich bewust van haar hele context, haar plaats in het totale tijdsverloop van het hele werk.

Geconfronteerd met dat soort veerkracht en talent voelt men uiteraard een zekere schroom als het om beoordelen gaat. Maar het is niet anders: wat Bozhanov in Rachmaninovs Tweede Pianoconcerto deed, was maar een schijntje van datgene waartoe hij in staat is. Ondanks zeer goed teamwerk van Marin Alsop en het Nationaal Orkest van België, was hij regelmatig op de loop, aan het slaan of van de wijs. Men is geneigd dat liefdevol ’temperament’ te noemen, maar in een wedstrijd zou het zijn rol in de eindbeoordeling kunnen (moeten?) spelen.

In elk geval kan de jury om een natuurkracht als Bozhanov niet heen. De vraag is of ze gemiddeld het potentieel zal huldigen – dan maakt Bozhanov kans om zelfs, en tegen mijn eigen zin in elk geval, boven Tae-Hyung Kim te eindigen. Ofwel huldigt de jury de mate waarin de kandidaten ruimte en tijd hebben kunnen betoveren op het moment zelf, en dan moet Bozhanov, tegen de natuurlijke hiërarchie in, zonder prijs naar huis. Ook in 2008, op het Richter-concours in Moskou, kostte een minder geslaagde Rachmaninov 2 hem de eerste plaats. En zoals iedereen die voldoende geïnteresseerd is en een internetverbinding heeft kan nagaan, was zijn concerto toen een stuk beter dan vrijdag in Brussel.

Ik ben benieuwd, net zoals u. Maar in mijn voorlopige topdrie (Tae-Hyung Kim, Hannes Minnaar en Joeri Favorin) staat Bozhanov niet. Zoals de grote musicoloog Bart Peeters zingt: het is niet wat het is, ’t is wat je ermee doet.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content