Yves T'Sjoen

‘Vraag naar hoger onderwijs in het Nederlands is geen zwaktebod uit angst voor steenkolenengels’

Yves T'Sjoen Hoogleraar moderne Nederlandse literatuur (UGent) en verbonden aan de Universiteit Stellenbosch

Naar aanleiding van 200ste verjaardag van de UGent staat professor Yves T’Sjoen stil bij de geleverde taalstrijd. ‘Van meer Nederlands wordt ook je Nederlands beter.’

De toenemende verengelsing van het academisch onderwijs beroert de gemoederen. Overwegend universitaire docenten mengen zich in het debat. Studenten, voor wie de colleges zijn bestemd, roeren zich vooralsnog weinig. Vorige maand publiceerde De Standaard een opiniestuk van Gita Deneckere, Bruno de Wever en Antoon Vrints, drie historici verbonden aan de Universiteit Gent, met de veelzeggende titel ‘Verengelsing maakt onderwijs slechter’. Enkele dagen later verscheen een reactie van de historica Magaly Rodriguez Garcia, werkzaam aan de KU Leuven, waarin het tegenovergestelde is betoogd: ‘Van meer Engels wordt je Nederlands beter’.

‘Vraag naar hoger onderwijs in het Nederlands is geen zwaktebod’

Op de wandelpaden van het Vlaamse academische landschap zijn deze en andere standpunten onderwerp van gesprek. Sommigen beweren dat de discussies over Engels als onderwijstaal niet meer dan achterhoedegevechten zijn. Master- en research-masteropleidingen, zo betogen zij, worden aan Nederlandse universiteiten in het Engels gedoceerd. En ook opleidingen aan Vlaamse academische instellingen hebben de deur al langer dan gisteren wagenwijd opengezet voor de hedendaagse wetenschappelijke lingua franca die het Engels is.

Collega’s die niet overtuigd zijn van de flexibilisering in het taalbeleid van Vlaamse universiteiten vestigen de aandacht op de toenemende kloof tussen een academische elite (studenten en onderzoekers) én vele anderen die niet deelnemen aan het universitaire leven. Een universiteit wordt betoelaagd met veel gemeenschapsgeld, maar de participatie van de gemeenschap wordt bemoeilijkt door colleges in toenemende mate in het Engels aan te bieden. Daarenboven, zo stellen zij, voldoet de kennis van het Engels als doceertaal niet aan minimale vereisten. Er wordt dan al snel gesproken over steenkolenengels. Ondanks allerlei taaltests en de kwaliteitsbewaking waarvoor rectorale overheden garant staan. Het is dan nog maar de vraag of de taalvaardigheid Engels van vele studenten voldoende is om op academisch niveau een specialisatieopleiding te volgen.

Nederlands boven aan de agenda

De Gentse geschiedkundigen wierpen in hun opiniërende bijdrage op dat het niet evident is te tornen aan de taalnorm. De voertaal van de Universiteit Gent is Nederlands. Buitenlandse onderzoekers krijgen vanaf hun aanwerving drie jaar de tijd een taalcursus te volgen en te slagen voor een test Nederlands. Er is geopperd de termijn te verlengen tot vijf jaar.

De viering van tweehonderd jaar Universiteit Gent (1817-2017) biedt een uitgelezen kans zich te verdiepen in de rijke historie van de alma mater. UGentMemorie, de website van de vakgroep Geschiedenis die zich afficheert als “het virtuele geheugen van de UGent”, biedt onder meer een uitstekend gedocumenteerde inkijk in de geleverde taalstrijd. Al bij de oprichting van de universiteit, in de Hollandse tijd onder het gezag van koning Willem I, stond het Nederlands boven aan de agenda.

Welsprekendheid

Jarenlang hing een getekend portret in mijn kantoor op de Blandijnberg. De erfenis van mijn voorgangers laat een stijfdeftige, stuurse hooggeleerde zien die zelfzeker voor zich uitstaart. De man heet Joannes Matthias Schrant en is een Amsterdamse priester en prediker die door Willem I is uitgenodigd in Gent Nederlandse landtaal en welsprekendheid te doceren. Dat was niet evident in die tijd. Nederlands werd in Vlaanderen niet gesproken. Frans en dialecten waren de omgangstalen voor respectievelijk de hogere en de lagere sociale klassen. De promotor van het Nederlands werd in Gent zelfs voorgedragen als de eerste rector. Bekende studenten van professor Schrant zijn Ferdinand Snellaert en ook Prudens van Duyse, auteur van het gedicht ‘Arm België, meizang’ (1834) waaraan de mantra “De taal is gansch het volk” is ontleend.

Letterkundige bedrijvigheid

Het geschiedverhaal dat zich de volgende twee eeuwen ontvouwt, laat zien hoeveel belang is gehecht aan het Nederlands als wetenschapstaal en als (moeder)taal van studie en letterkunde. In 1852 is het Taalminnend Studentengenootschap ’t Zal wel Gaan opgericht in het Gentse atheneum. Twee jaar later, zo meldt UGentMemorie, maakte de vereniging deel uit van de universiteit. Dit jaar vieren de vrijzinnige studenten van ’t Zal wel Gaan de honderdvijfenzestigste verjaardag. Daarmee is het de oudste studentenclub van de UGent.

Bij die gelegenheid mag ik spreken over de letterkundige bedrijvigheid die het Genootschap heeft gefaciliteerd. Het is dankzij de volharding van de vrijzinnige en liberale studentengroep, na de weigering van de toenmalige rector en uiteindelijk een parlementaire beslissing, dat de eerste colleges Nederlandse taal- en letterkunde in Gent zijn aanboden. De eerste docenten zijn Jacob Heremans, oprichter van de vrijzinnige Heremanszonen en later ’t Zal wel Gaan, en de cultuurflamingant Constant Serrure. De eerste jaargang van de Cours de Littérature Flamande had plaats in 1854. Dat is meer dan honderdzestig jaar geleden.

Nog een jaartal. In 1930 wordt na vier decennia van verwoede taalstrijd de Gentse Hogeschool vernederlandst. De eerste rector van de eerste Nederlandstalige universiteit in België is August Vermeylen, gecoöpteerd socialistisch senator en culturele spilfiguur. In de loop van de jaren dertig worden alle academische opleidingen in Gent aangeboden in het Nederlands. Het is volgens UGentMemorie het resultaat van “veertig jaar bitsige strijd om hoger onderwijs in de volkstaal”. Aan het eind van dat decennium ontving Corneel Heymans, hoogleraar aan een Nederlandstalige onderwijs- en onderzoeksinstelling wanneer de dominante wetenschapstaal het Frans is, de Nobelprijs Geneeskunde.

Nederlands als voertaal

De geschiedschrijving van de decennialange strijd voor het Nederlands als volwaardige wetenschapstaal, na de periode van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (1815-1830), is geen vodje papier. In de actuele discussie over een tegemoetkoming binnen het taalbeleid ten gunste van het Engels kan niet lichtzinnig worden voorbijgegaan aan het geanimeerde verhaal van taalstrijd in een overwegend Franstalige wereld van wetenschap. De voertaal van de universiteit was tussen 1817 en 1830 Latijn, nadien een eeuwlang Frans.

‘Docenten die om welke reden dan ook vandaag geneigd zijn nogal makkelijk toe te geven aan de lokroep van het Engels, kunnen zich best informeren over de historiek van de instelling en de sociale inbedding van de universiteit waar ze werkzaam zijn.’

Docenten die om welke reden dan ook vandaag geneigd zijn nogal makkelijk toe te geven aan de lokroep van het Engels, kunnen zich best informeren over de historiek van de instelling en de sociale inbedding van de universiteit waar ze werkzaam zijn. Dat geldt des te meer voor de neerlandistiek. Het vakgebied zelf heeft mee vormgegeven aan de instelling zoals ze vandaag bestaat. Schrant, Heremans en Serrure, later Fredericq, Vuylsteke en Vermeylen zijn maar enkele namen in dat verhaal.

Natuurlijk moeten ook neerlandici, teneinde hun vakgebied op het internationale forum levensvatbaar te houden, in het Engels lezingen aanbieden en in peer reviewed tijdschriften publiceren. Het is al even onnatuurlijk en zelfs ondenkbaar aan mijn universiteit over Nederlandse literatuur te doceren in het Engels voor Vlaamse, Nederlandse en ook veel anderstalige buitenlandse studenten.

Docenten die vandaag de neerlandistiek onder hun hoede hebben, mogen zich bewust zijn van de lange traditie waarin ze door het universiteitsbestuur verantwoordelijkheid toebedeeld kregen. Kennis van de geschiedenis van de neerlandistiek in Gent alsook van de woelige taalgeschiedenis van mijn alma mater kunnen maar beter tot het vormingspakket van docenten en ook studenten behoren. Geschiedenis is niet alleen een vakopleiding waar men ten behoeve van buitenlandse instroom almaar meer voor Engels als onderwijstaal opteert.

Ruis van een sluimerende wending

Kennisneming van de universiteitsgeschiedenis kan managers, bestuurders, docenten en studenten ervan overtuigen dat er voorgangers zijn die voor het Nederlands als wetenschaps- en onderwijstaal een harde strijd hebben geleverd.

Vooralsnog vang ik geen signalen op dat het universitaire taalbeleid drastisch wordt gewijzigd. Maar ik hoor ook almaar meer ruis. Misschien is het de ruis van een sluimerende wending, naar Nederlands academisch model, die mij niét alleen uit misplaatste nostalgie maar wel vanuit een taalbewustzijn naar het verleden laat teruggrijpen.

Is de taalregeling verouderd?

De vraag naar voldoende kennis van het Nederlands is geen zwaktebod, bijvoorbeeld uit angst voor het steenkolenengels. Een overgrote meerderheid van de afgestudeerde masters komt met het diploma terecht in een Nederlandssprekende professionele werkomgeving. Dat lijkt mij een voldoende reden om blijvend in te zetten op de Nederlandse taal op hoger-onderwijsniveau. De studenten van vandaag geven de fakkel door aan de kinderen van morgen. We kunnen ons maar beter bewust zijn van de implicaties die een versoepeling van de taalregeling met zich meebrengt. Laten we de voorstanders van de aanpassing altijd weer vragen naar steekhoudende argumenten en gedegen redenen. Van meer Nederlands wordt je Nederlands ook beter.

Met dank aan UGentMemorie en de bijdragen van Fien Danniau.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content