Telenet-topvrouw Ann Caluwaerts: ‘We moeten waakzaam zijn voor digibesitas’

Ann Caluwaerts: 'Ik slaap minstens acht uur per nacht.' © Carmen De Vos

Tijdens het fietsen blijft Ann Caluwaerts, topvrouw bij Telenet, het liefst in het wiel zitten, maar op het werk neemt ze onbevreesd de leiding. Al blijft ze waakzaam voor de vele prikkels in deze digitale tijden: ‘In de natuur kom ik weer in de echte wereld terecht.’

‘Wat een cadeau’, zegt Ann Caluwaerts. ‘Ik had niet verwacht dat ik vandaag nog naar het bos zou gaan.’

Of ze het gesprek al wandelend wilde voeren, hadden we net gevraagd. Haar reactie sprak voor zich: binnen de minuut had ze een andere broek en wandelschoenen aangetrokken, en stond ze vertrekkensklaar bij de achterdeur. ‘Met mijn baas wandel ik ook dikwijls’, zegt ze. ‘Telkens als we iets belangrijks te bespreken hebben, gaan we wandelen.’

Caluwaerts’ professionele leven speelt zich af in kantoorlandschappen. Ze is directielid bij Telenet, waar ze als chief corporate affairs instaat voor alle interne en externe communicatie en als het ware het imago van het telecombedrijf bewaakt. Daarnaast is ze bestuurder bij het technologisch onderzoekscentrum Imec en bij werkgeversorganisatie Voka.

Buiten de werkuren duikt ze gretig de natuur in. Zoals vandaag, voor een wandeling in het modderige Bertembos bij Leuven.

In een wereld waarin meer en meer dingen digitaal gebeuren, zal het menselijke juist opnieuw aan belang winnen.

Tien jaar geleden hebt u een sabbatjaar genomen. U had geen energie meer en besloot trager te gaan leven. U leerde Italiaans koken, gitaarspelen, zette een straatfeest op het getouw, richtte uw huis in. Waarom bent u na dat jaar opnieuw gaan werken?

Ann Caluwaerts: Omdat ik alles had gedaan wat ik wilde doen. Ik had het me van bij het begin af aan zo voorgenomen: een jaar thuis en dan weer aan het werk. Ik werk te graag om permanent thuis te blijven. Ik haal er veel voldoening en energie uit. Zeker als je op je sterktes wordt uitgespeeld, zoals nu bij Telenet. Bij British Telecom, mijn toenmalige werkgever, was dat op het laatst minder het geval.

In die periode bent u ook beginnen te sporten. Om de balans tussen lichaam en geest te herstellen?

Caluwaerts: Inderdaad. Tussen mijn vijfendertigste en mijn veertigste had ik die balans verwaarloosd. Ik had drie kleine kinderen, was een huis aan het verbouwen en zat voor mijn werk veel in het buitenland. Het was te veel van het goede.

Hoe meer stress op het werk, zei u ooit, hoe langer u loopt. Hoelang loopt u tegenwoordig?

Caluwaerts: Ik loop niet meer. (lacht) Niet dat ik geen stress meer heb, maar ik heb de voorbije jaren drie keer mijn rechterenkel gebroken. Het gaat gewoon niet meer. Ik ben overgeschakeld op fietsen. Niet zo lang geleden heb ik mijn eerste col beklommen, de Monte Grappa in de Dolomieten, tijdens een teambuilding met het werk. Het was afzien, maar ik was heel trots toen ik bovenkwam. De dagen nadien zat ik op een wolk. Pure euforie. Sport is voor mij ook essentieel om me goed te voelen op het werk. Ik noem dat soms de ‘businessatleet’: om op hoog niveau in een organisatie te functioneren moeten je geest én je lichaam in topvorm zijn.

‘Ann is graag onder de mensen’, vertelde uw vaste wandelvriendin me. U bent geen solitaire ziel?

Caluwaerts: Helemaal niet, het liefst wil ik de hele tijd mensen rond mij hebben. Af en toe een avond alleen, languit op de sofa met een boek, dat lukt nog wel. Maar ik kan me al niet meer herinneren wanneer ik voor het laatst een hele dag alleen ben geweest.

Ik gebruik graag de metafoor van de tafel. Als een van de poten minder stevig staat, wankelt de tafel. Mijn vier poten zijn stabiliteit in mijn gezin, slapen – ik slaap minstens acht uur per nacht – sport en sociaal contact. Die laatste twee combineer ik meestal. Op dit moment staat de tafel stevig op de grond, mijn leven is mooi in evenwicht.

Volgens een van uw fietsvriendinnen uit wielerclub De Wringers bent u op de fiets een volger die naar voren komt als de wegkapitein moe wordt.

Caluwaerts: Ik vind het leuk om tijdens het fietsen eens gewoon te volgen. Op het werk ben ik al de hele tijd bezig met richtingen uitzetten en leiding geven, dan is het plezierig om in je vrije tijd terug te vallen op een ervaren wegkapitein die je op sleeptouw neemt. Vanaf de tweede of derde rij zie je nog altijd goed welke richting je uitgaat, en je zit nog uit de wind ook. (lacht) Maar ik denk niet dat je de parallel kunt doortrekken naar mijn werk, daar ben ik een trekker.

Telenet-topvrouw Ann Caluwaerts: 'We moeten waakzaam zijn voor digibesitas'
© Carmen De Vos

U staat aan het hoofd van een team van zeventig mensen. Wat maakt van u de meest geschikte persoon om dat team te leiden?

Caluwaerts: Ik weet niet of ik de meest geschikte ben, dat zou je aan mijn team moeten vragen. (denkt na) Mijn job bestaat eigenlijk maar uit drie zaken. Ik moet zorgen dat ik de juiste mensen op de juiste plaats zet, zodat zij mijn zwakke flanken kunnen afdekken, of het nu gaat om communicatie of om regelgeving. Ik moet hun context geven, vertellen wat de prioriteiten zijn, wat we in de markt zien gebeuren, wat de risico’s zijn. En ik moet hen helpen om autonoom te kunnen werken, door hen te coachen en mogelijke hinderpalen weg te nemen. Meer doe ik eigenlijk niet.

Als kind werd u al ‘een bazige’ genoemd.

Caluwaerts: Het is een goed voorbeeld van de problematiek rond diversiteit. Van jongens die initiatief tonen, zeggen we dat het leidersfiguren zijn. Meisjes, die worden bazig genoemd. Die unconscious bias speelt ook op latere leeftijd nog: een assertieve man wordt gewaardeerd, een assertieve vrouw is snel ‘agressief’. Maar ik nam dus graag initiatief. Ik was dikwijls klassenvertegenwoordigster en ik ben een tijdje monitrice bij de speelpleinwerking geweest.

Stel: u komt op evaluatiegesprek bij uzelf. Wat is de belangrijkste opmerking die u te horen krijgt?

Caluwaerts: ‘Nog meer loslaten, Ann.’ Vroeger was het nog erger, ik wilde alles in de hand kunnen houden. Ik kon het moeilijk verkroppen dat er toch nog dingen fout liepen, ook al had ik mijn uiterste best gedaan. Dat blijft een werkpunt. Ik ben echt begaan met het bedrijf waarvoor ik werk. Als iets niet loopt zoals het zou moeten, raakt dat me persoonlijk. Al heb ik wel geleerd om meer los te laten.

Steeds meer mensen raken de weg kwijt in een wereld vol prikkels. Uw sector staat aan de bron van die prikkels. Zit u daar soms mee in uw maag?

Caluwaerts: Ik denk daar vaak over na, ja. Ik geloof dat technologie ons veel goeds kan brengen, maar ik zie ook de gevaren. Misbruik maken van foto’s door sexting, bijvoorbeeld, vind ik een verschrikkelijk fenomeen. We moeten waakzaam zijn voor digibesitas en de balans tussen het echte en het digitale leven goed in het oog houden. Daarom hebben we recent ook een campagne opgezet over slimmer omgaan met je schermen. Ik merk zelfs bij mezelf dat het nodig is. Dan zit ik ’s avonds nog even op mijn gsm te tokkelen, en voor ik het goed en wel besef, is er weer drie kwartier voorbij. Daarom hou ik zo van de natuur, dan kom ik weer in de echte wereld terecht.

Kunt u zich de eerste keer dat u op het internet ging nog voor de geest halen?

Caluwaerts: Ik werkte nog niet zo lang bij British Telecom, het moet 1996 geweest zijn. Een van onze system engineers kwam bij ons bureau staan en zei dat er iets nieuws was, het internet. We moesten dringend eens komen kijken. In het hele bedrijf stond één computer en blijkbaar kon die nu ook op het internet. We zijn toen met de hele afdeling gaan kijken hoe je kon inbellen, ik herinner me vooral het verschrikkelijke lawaai van de modem. Met het interne internet konden we elkaar voor het eerst nota’s sturen. Tot dan moesten we die afdrukken en met opmerkingen in rode balpen weer in elkaars postvak leggen.

Als kind in Amerika heb ik geleerd hoe het voelt om er niet bij te horen. Dat werkt tot vandaag door in mijn werk.

‘De technologie is onze wereld zo drastisch aan het veranderen dat mensen over honderd jaar op deze tijd zullen terugkijken alsof het de verre middeleeuwen waren’, hebt u ooit gezegd.

Caluwaerts: Dat denk ik echt, ja. Onze nakomelingen zullen zich afvragen hoe het toch mogelijk was dat wij uren in de file stonden, dat we onze smartphone nog in de hand vasthielden en er de hele tijd met een gekromde rug naar keken, dat we geen oplossing hadden voor kanker of alzheimer, dat we het klimaatprobleem niet konden aanpakken. Tenminste, dat hoop ik. Het zou betekenen dat we voor alle grote maatschappelijke uitdagingen oplossingen gevonden hebben.

Van nature ben ik een optimist. Technologie zal veel van onze problemen oplossen. In de geneeskunde, bijvoorbeeld, zullen we veel preventiever te werk kunnen gaan, door het verzamelen van data en de commercialisering van nieuwe toepassingen. Denk aan T-shirts waarin chips verwerkt zitten die continu onze hartslag en bloeddruk bijhouden, en zo hartaanvallen kunnen voorspellen.

‘De belangrijkste economische vraag van de eenentwintigste eeuw zou wel eens kunnen worden wat we aan moeten met alle overbodige mensen’, schrijft Yuval Noah Harari in Homo Deus. ‘Wat zullen bewuste mensen doen zodra we uiterst intelligente, niet-bewuste algoritmen hebben die bijna alles beter kunnen?’

Caluwaerts: Ik volg hem niet helemaal. Ik denk dat algoritmes binnenkort inderdaad beter zullen kunnen voorspellen wie kanker zal krijgen en wie niet, om maar iets te zeggen, maar er zal wel nog altijd een dokter nodig zijn om de voorspelling van het algoritme mee te delen aan de patiënt. We moeten dus op andere, zachtere vaardigheden inzetten. In een wereld waarin meer en meer dingen digitaal gebeuren, zal het menselijke juist opnieuw aan belang winnen.

Uit studies blijkt bovendien dat we over vijftien jaar een tekort aan werkkrachten zullen hebben in de ICT, de zorg en het onderwijs. Daarom spreek ik zo vaak over wendbaarheid. Al van jongs af aan zouden we moeten leren om wendbaar te zijn. Die bereidheid om snel om te schakelen moeten we allemaal ontwikkelen. Ik weet best dat niet elke caissière van vijftig zich nog kan omscholen tot een virtual web designer, maar misschien wel tot hulpverpleegster? Er zullen ook veel nieuwe jobs ontstaan, met taken die we vandaag nog niet als werk beschouwen. Mensen leren ont-gamen of met elkaar gaan wandelen, bijvoorbeeld, zoals wij nu aan het doen zijn. Bovendien verandert de technologie zo snel dat we om de tien jaar iets anders zullen moeten worden.

Wat zult u nog worden?

Caluwaerts: Lerares, denk ik. Als kind droomde ik er al van om voor de klas te staan. De gastcolleges die ik nu af en toe geef, bevallen me enorm. Ik vermoed dat ik mijn carrière in het onderwijs zal beëindigen.

U verheft uw stem vaak tegen de ‘zesjescultuur’ in Vlaanderen. Hebt u zelf vaak een zes op tien gehad?

Caluwaerts: Misschien voor tekenen, dat was niet mijn beste vak. Ik was meer van de wiskunde en de wetenschappen. (lacht) Uit een recente PISA-studie, die de taalkundige en rekenkundige vermogens bij vijftienjarigen uit heel Europa meet, bleek dat België op het vlak van ambitie van alle landen het slechtst scoorde. We hebben enorm veel mogelijkheden, maar we houden elkaar klein. Iemand die erbovenuit springt, die ergens goed in is, krijgt meteen commentaar. Terwijl het net die mensen zijn die onze maatschappij vooruittrekken. Maar in plaats van trots te zijn, tonen we jaloezie en spelen we onze troeven niet uit. Blijkbaar zit dat er bij vijftienjarigen al in. Ik werd er triest van toen ik het las.

Eigenlijk ben ik een zondagskind, ik heb in mijn leven al veel geluk gehad.

Als kind van negen verhuisde u naar de VS. Uw vader werkte bij Bekaert en werd gedetacheerd naar Tarrytown, New York.

Caluwaerts: We zijn er twee jaar gebleven, ik heb er mijn vierde en vijfde leerjaar gevolgd. In de zomer konden we zwemmen in de Hudson, in de winter konden we erop schaatsen. Een geweldige tijd, die me heeft geleerd dat de wereld groter is dan Zwevegem, het West-Vlaamse dorp waar ik ben opgegroeid. Maar ik heb er ook geleerd hoe het voelt om er niet bij te horen. Ik sprak de taal niet, had een andere cultuur en geen vriendinnen. Ik was een vreemdeling, als kind voel je dat direct. Daar heb ik een grote gevoeligheid ontwikkeld voor inclusiviteit en diversiteit, en dat werkt tot vandaag door. Ik probeer er in ons bedrijf op te letten dat iedereen zich thuisvoelt, ook al steekt hij of zij om de een of andere reden boven het maaiveld uit.

Uw man heeft ook een drukke baan. Hebben jullie voldoende oog voor elkaar?

Caluwaerts: We zijn soulmates, altijd geweest. We hebben elkaar tijdens een reis naar Berlijn met de universiteit leren kennen, in 1988, en we hebben nog altijd evenveel plezier als toen. We maken veel tijd voor elkaar en voor de kinderen. Begin dit jaar zijn mijn man en ik met de fiets naar Parijs gereden, in vier dagen, en onlangs zijn we met het hele gezin naar Yellowstone geweest. We hebben er gewandeld door de steppe, geslapen in een tent in het bos, gekookt op een vuurtje, gezwommen in warmwaterbronnen. Prachtig.

Plus est en vous’, heeft uw vader u altijd ingeprent. U bent nu 53 jaar. Zit er nog altijd meer in u?

Caluwaerts: Geen idee, en het hoeft er ook niet per se meer uit te komen. Ik heb een fantastisch gezin, een rijke vriendenkring, een interessante job en ik ben gezond. Ik ben heel tevreden met het leven dat ik leid. Eigenlijk ben ik een zondagskind, ik heb in mijn leven al veel geluk gehad.

Ann Caluwaerts

– groeide op in Zwevegem, West-Vlaanderen, en woont in Bertem met haar man en drie zonen

– studeerde burgerlijk ingenieur aan de KU Leuven

– werkte 17 jaar voor British Telecom

– is sinds 2011 aan de slag bij Telenet, waar ze momenteel werkt als chief corporate affairs

– geeft gastcolleges aan VUB en Thomas More, zit in de raad van bestuur van het technologisch onderzoekscentrum Imec en werkgeversorganisatie Voka

– werkte mee aan het boek Who Run the World

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content