Walter De Smedt
‘Straffeloosheid kan je niet met woorden bestrijden, er zijn ook daden nodig’
Oud-strafrechter Walter De Smedt verwacht weinig van de ronkende verklaringen van de afgelopen dagen over de Antwerpse war on drugs.
‘Veel van die jongeren hebben al tientallen feiten gepleegd voor ze elf jaar zijn. Om de zes maanden veranderen ze van school, ze krijgen wat pv’s, gaan dan naar de jeugdinstellingen van Mol of Everberg – goed voor de street credibility– en tegen dat ze twintig zijn gaan ze naar de echte gevangenis.’ Dat zei Bart De Wever in de Zevende Dag over de Pano-reportage over de drugshandel in Antwerpen. Op één punt na, ben ik het eens met de uitspraak van de Antwerpse burgemeester. Dat zij op hun twintig naar de echte gevangenis gaan is onjuist. Want wanneer veelplegers van de jeugdrechter naar de strafrechter komen begint het door hen gekende verhaal opnieuw: opschorting, straf met uitstel, werkstraf en de enkelband. Pas als ook dit verhaal verkeerd afloopt mogen zij, indien de justitieminister er plaats voor heeft, de gevangenis in.
Wat mij echt stoort is dat politici als Bart De Wever en Koen Geens aan de voordeur een straf discours houden waarbij strenge maatregelen worden voorgesteld, maar dat zij, in de werkelijkheid, de achterdeur wagenwijd laten open staan: straffeloosheid kan je niet met woorden bestrijden, er zijn ook daden voor nodig.
Straffeloosheid kan je niet met woorden bestrijden, er zijn ook daden nodig
Wat kan de burgemeester doen? In de strijd tegen het terrorisme wilde hij eerder al onderzoeksrechter spelen en alle extremisten opsluiten. Nu wil hij jeugdrechter zijn: alle veelplegers uit hun omgeving halen, en hen in een instelling plaatsen. Indien de achterliggende gedachte betekent dat er ook echt wat moet gebeuren, en veelplegers niet zo maar op de straat kunnen worden gezet, ben ik daar lang niet tegen. Omdat ik het ooit bijna woordelijk in een vonnis schreef werd ik ervoor vervolgd: de toenmalige justitieminister noemde dat ‘rechtsweigering’ en de toenmalige procureur-generaal Yves Liégeois sprong gretig op die kar. Beiden hadden schrik dat nog andere rechters zouden schrijven wat zowel De Wever als Geens nu orakelen. ‘Eén erin is één eruit’, is echter wat De Wever en Geens er nu in de werkelijkheid van maken.
Nogmaals: Wat kan een burgemeester doen? Toen Bob Cools nog burgemeester van Antwerpen was, stelde ik voor de veelplegers ’ter zijner beschikking’ te stellen. Dat was voor er beweerd werd dat werken een straf was, en de strafrechters aangemaand werden er een nuttige vervanging voor de opsluiting van te maken. Wie beter dan een burgemeester kon van die werkstraf een dienstig instrument maken? Als je ziet hoe de stad erbij ligt, is er werk genoeg. Ik dacht ook dat de burgemeester politie had om er toezicht op te houden, zodat er als het verkeerd liep er onmiddellijk kon ingegrepen worden. Dat was tweemaal mis: de gesyndiceerden van de groendienst verzetten zich tegen de oneerlijke concurrentie van gratis werkkrachten, en er was geen politie meer om toezicht te houden. Burgemeester De Wever wijzigde immers de aard van zijn politiekorps: van een nabijheidspolitie werd het een interventiepolitie, de wijkbureau’s werden gesloten en vervangen door een telefoon nummer.
Tegenspraak
Hierdoor zie je dat de burgemeester de kennis en ervaring mist die onderzoeksrechters en jeugdrechters wél hebben. Als je aan veelplegers wat wil doen kom je met een interventiepolitie nergens. Om de door de burgemeester gekende tweehonderd leeglopers aan te pakken heb je een nabijheidspolitie nodig: mensen die de wijk kennen, weten wie er in rondloopt, waar de probleemgezinnen zitten, die ook de straathoekwerkers kennen, een oog kunnen houden op wat er verkeerd loopt en er ook snel bij zijn.
Met een centraal aangestuurde interventieploeg kan je dat niet: wie van hen weet waar zij terecht komen, wie wie is, hoe je er kan op inspelen? Hooguit kunnen zij iemand opleiden, een verklaring acteren en deze door sturen. Op papier is dan alles geregeld, in werkelijkheid gebeurt er niets. Geef mij dan maar de kwartieragent: die weet wél waar de problemen zitten, wie ‘de ambetanterikken’ zijn, en wie zijn kinderen de straat op stuurt om er vanaf te zijn.
Het is dan ook opmerklijke dat zowel Bart De Wever als Koen Geens politiek verplicht zijn regelmatig publiekelijk straffe verklaringen te doen. Het lijkt eropda dat dat de enige manier is om het ongeloof van de bevolking tegen te gaan. Ik zou echt niet in hun plaats willen zijn: zij weten best zelf wel dat het maar woorden zijn. Ik zou ook niet opnieuw in de stoel van de onderzoeksrechters of de jeugdrechters willen gaan zitten. Want die kunnen er zich niet met ronkende verklaringen van af maken. Zij moeten het iedere dag opnieuw doen met de middelen die zij niet krijgen.
Als zij beroep doen op de stedelijke politie antwoordt De Wever hen langs zijn directeur dat er geen capaciteit voor is. En Koen Geens wil kost wat kost de werklast van de magistraten meten: dat zal wel niet zijn om de leeglopende kaders te kunnen aanvullen.
Eigenlijk is het beste wat de heren De Wever en Geens kunnen doen erg eenvoudig: uitvoeren wat de onderzoeksrechters, de jeugdrechters en de strafrechters na een onderzoek, een gesprek en een debat hebben beslist. Waarom doen zij dat dan niet?
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier