Spionageproces in Brugge: ‘Elke diplomaat zou een beetje spion moeten zijn’

Archiefbeeld van een voormalige KGB-hoofdkwartier in Riga. © Reuters
Kristof Clerix
Kristof Clerix Onderzoeksjournalist

Afluisterapparatuur, telefoontap, een leugendetector en zelfs twee undercoveragenten: in het onderzoek naar de contacten tussen consul Oswald G. en Russische spionnen zijn kosten noch moeite gespaard. Dat bleek op het proces voor de Brugse correctionele rechtbank.

Een ultrageheime bron die overliep van de KGB, verhalen over semi-clandestiene ontmoetingen, en een heuse undercoveroperatie met Joeri en Boris: het was eens iets anders in de rechtbank van Brugge vandaag. Daar vonden de pleidooien plaats in de rechtszaak tegen Oswald G. (63), de Brugse consul die verdacht wordt van een kwarteeuw contacten met Russische inlichtingenofficieren. Het misdrijf dat hem ten laste wordt gelegd? Deelname aan een vereniging van misdadigers.

Naast G. vervolgt het federaal parket ook de Rus Valeriy S., die tussen 1980 en 1986 in Brussel op post was als eerste secretaris. De inlichtingenofficier werd op 26 april nog door de Brusselse correctionele rechtbank veroordeeld tot 30 maanden gevangenisstraf in een gelijkaardige spionagecase.

Voor S. vorderde het openbaar ministerie ditmaal vijf jaar gevangenis, voor G. twee jaar met uitstel. Zijn advocaat vroeg de vrijspraak, ‘zodat de nachtmerrie afgelopen is’.

Op 13 juni velt de rechter een vonnis.

Een fictief leven

‘Uit inlichtingen van de Staatsveiligheid blijkt dat G. 20 tot 25 jaar contact onderhield met Russische inlichtingenofficieren die deel uitmaken van Lijn N van de voormalige KGB, tegenwoordig de SVR genaamd. De Russen omschreven G. als een ‘vertrouwd contact’ en ‘agent van de SVR’.’

Zo stak advocaat Patrick De Maeyer van wal, die optrad namens de Belgische staat. Aangezien Oswald G. werknemer is van Buitenlandse Zaken, stelde de staat zich burgerlijke partij in de zaak.

‘Om als ‘vertrouwd contact’ omschreven te kunnen worden’, aldus De Maeyer, ‘moeten tientallen contacten met een informant hebben plaatsgehad, moeten contacten hebben geleid tot rapporten die door Moskou als positief omschreven worden, en moet het gaan om informatie die de nationale veiligheid van het land van betrokkene in gevaar kan brengen. G. zou politieke informatie over de NAVO hebben bezorgd aan de Russen, én informatie die nuttig is voor Lijn N. Die afdeling is verantwoordelijk voor het zogenaamde Russische illegalenprogramma. Dat bezorgt inlichtingenofficieren een nieuwe identiteit, onderbouwd met een fictief leven -een legende. En om die te creëren heb je valse documenten nodig, zoals geboorteakten, huwelijksakten en identificatiepapieren van overtal ter wereld.’ De kennis over de Belgische naturalisatiewetgeving waarover consul G. beschikte, zou daarbij handig van pas kunnen komen.

‘Het feit dat de Russen bereid waren om voor informatie geld te geven, had bij G. toch een belletje moeten doen rinkelen. Het ging niet zomaar om koetjes en kalfjes, maar om informatie die nuttig was voor de Russische inlichtingendiensten.’

Volgens De Maeyer bracht G. morele schade toe aan de Belgische staat. ‘Dat G. gedurende meer dan 20 jaar contacten heeft onderhouden met een vreemde mogendheid, en dat vlak onder de neus van Buitenlandse Zaken, plaatst België in een slecht daglicht.’

Semi-clandestiene contacten

Federaal magistrate Ann Fransen benadrukte in haar pleidooi dat het Federaal parket G. en S. vervolgt voor deelname aan een vereniging van misdadigers. ‘Lijn N van de KGB/SVR is wel degelijk zo een vereniging, met als oogmerk onder meer het plegen of doen plegen van valsheid in geschrifte. De inbreng van G.? Zijn expertise. Consulaire medewerkers zijn uiteraard een belangrijk doelwit voor inlichtingenofficieren. Zij beschikken immers over kennis die bij uitstek nuttig is voor inlichtingenofficieren onder een valse identiteit.’

G. wordt vervolgd voor de periode tussen 27 augustus 1995, het moment dat hij als consul aantrad in Portugal, en 30 april 2011.

Volgens Fransen hebben G. en S. bewust aan de activiteiten van Lijn N deelgenomen. G. onderhield volgens het federaal parket contacten met Russische inlichtingenofficieren in Tokio, Lagos, Algiers, Lissabon, New York, opnieuw Lagos, New Delhi en Kopenhagen.

‘G. heeft op eigen initiatief vermeld dat hij in New Delhi een enveloppe met geld aangereikt kreeg’, aldus Fransen. ‘Hij zou het geld niet aanvaard hebben. Maar volgens de Staatsveiligheid was G. zich vanaf dat moment wel degelijk bewust van het inlichtingenkarakter van de contacten. Het ging om semi-clanestiene contacten, die duidelijk de modus operandi van de SVR weerspiegelden.’

Eén voorbeeld daarvan is een soort wachtwoord dat zou zijn afgesproken in Tokio: tijdens een volgende contactname zouden de Russen G. ‘herinneren aan zijn werk in Lissabon’. Op die manier trad de Russische inlichtingendienst volgens de Staatsveiligheid opnieuw in contact met G. toen hij op post was in New York.

Fransen verwees ook naar de zes verhoren van G., afgenomen door de gerechtelijke politie van Brugge. ‘Ze zijn doorspekt van tegenstrijdigheden, van een gebrek aan herinneringen, en van het verzwijgen van bepaalde situaties. Voor mij is het verhaal van G. niet geloofwaardig.’

De mysterieuze overloper

Een belangrijk document in het gerechtelijk onderzoek is een nota van de Staatsveiligheid van 21 november 2011. Daaruit blijkt dat de Staatsveiligheid getipt werd door een buitenlandse inlichtingendienst, die informatie over G. had gekregen ‘afkomstig van een betrouwbare en precieze bron, die lid was van de SVR. Vermoedelijk een overloper dus’, aldus Fransen. ‘Volgens de bron had de SVR-residentie in New York in maart 2000 informatie gekregen vanuit Moskou waaruit bleek dat G. een ‘vertrouwd contact’ was, gerekruteerd op ideologische basis.’

Over de identiteit van de ‘betrouwbare en precieze bron’ werd in de Brugse rechtbank met geen woord gerept. Het is dus helemaal niet duidelijk of het daarbij gaat om Sergei Tretyakov, een Russische inlichtingenofficier van de SVR die in oktober 2000 overliep naar de VS. Van april 1995 tot oktober 2000 was Tretyakov de vice-resident van de SVR in New York -de tweede in commando dus. In 2009 briefte Tretyakov de Staatsveiligheid en de militaire inlichtingendienst ADIV over de modus operandi van de Russische geheime diensten. Maar dat terzijde.

‘Compleet ongeloofwaardig’

Volgens de niet nader genoemde SVR-bron zou over G. een zogenaamd DOR-dossier bestaan, een dossier of recruitment. Fransen: ‘G. zal zeggen dat hij niet kon vermoeden dat die mannen van de KGB waren, maar dat vind ik compleet ongeloofwaardig.’

De federaal magistrate voerde aan dat G. zo weinig mogelijk telefonisch communiceerde met zijn Russische contacten. ‘Nieuwe afspraken werden steeds vastgelegd op het einde van een etentje. Nooit werden die afspraken in de agenda van G. genoteerd, en hij diende er ook nooit onkosten voor in.’

De federaal magistrate verwees verder nog naar een test met een leugendetector, die plaatsvond op 24 juni 2016. ‘De eerste test was onbeslist. De tweede test stelde vast dat G. leugenachtige verklaringen aflegde. Dat was tijdens het antwoord op de vraag of hij tijdens zijn actieve kanselarij-carrière bewust informatie had gegeven aan een Russische inlichtingenofficier.’

Fransen vermeldde voorts dat twee undercoveragenten -die zich voordeden als de Russen Joeri en Boris- werden ingeschakeld tijdens het onderzoek. ‘Op 21 september 2012, nadat G. de lokalen van de federale politie verliet na een verhoor, sprak Boris hem aan: ‘Kunnen we iets voor u betekenen?’ Op Boris’ vraag of tijdens het verhoor namen genoemd waren, bevestigde G. dat drie namen waren vermeld.’

Ten slotte vermeldde Fransen ook nog het motto van G: ‘Elke diplomaat zou een beetje spion moeten zijn’.

Feitelijke en juridische bloedarmoede

Daarna was het de beurt aan Luc Arnou, advocaat van G. Hij vloog er snoeihard in. ‘Het openbaar ministerie heeft veel lucht gespuid en allerlei principes in de lucht gezwierd om er algemene beschludigingen aan vast te koppelen. Zaken die non-events zijn, worden uitgewrongen als een dweil.’

Arnou stipte aan dat zijn cliënt alles samen meer dan 30 uur verhoor werd, verspreid over een periode van drie jaar. ‘Dan is het toch logisch dat je jezelf soms tegenspreekt? Als je dat helemaal niét zou doen, dat zou pas verdacht zijn.’ De teneur van het ganse dossier, aldus Arnou, kwam neer op ‘feitelijke en juridische bloedarmoede’.

Volgens Arnou staat G. bij zijn oversten bekend als een elite-ambtenaar, een excellente kanselier. ‘Doordat één anonieme bron hem een ‘vertrouwd contact’ noemt, is zijn carrière volledig kapotgemaakt.’ Sinds 20 juli 2011 is G. geschorst door Buitenlandse Zaken.

‘Men is het onderzoek gestart met grote verwachtingen’, zei Arnou. ‘Mijn cliënt had zogenaamd zijn beroepsgeheim geschonden, was omgekocht, had valse getuigenissen afgelegd, had zelfs inbreuken gepleegd op de uitwendige veiligheid van de staat… Maar van al die oorspronkelijke inbreuken blijft niets meer over. Mijn cliënt zou met KGB hebben samengespannen om documenten te produceren. Maar men kan er niet één tonen. Men kan niet aantonen dat het ooit één keer gebeurd zou zijn. Men heeft geen concrete feiten. Geen enkel. Het enige dat men aanvoert, is dat hij zijn expertise zou hebben gedeeld.’

Met een grove korrel zout

Dat in het strafdossier verschillende stukken van de Staatsveiligheid zijn opgenomen, stoort Arnou. ‘Wij mogen enkel weten wat de Staatsveiligheid wil dat je weet. Dat geeft me een onverbiddelijk gevoel, een beetje zoals bij The X Files. Een ‘betrouwbare bron’ komt met zaken af. Wie? Dat mag je niet weten. Hoe wist ie dat? Dat mag je niet weten. Welke functie had hij? Dat mag je niet weten. Is hij wel betrouwbaar? Heeft hij geen eigen agenda?’

Ook bij de verhoren door de Staatsveiligheid heeft Arnou vragen. ‘Welke vragen zijn gesteld? Dat weten we niet. Het was alsof mijn cliënt op een stoel zat, en maar wat zat te ratelen. De twee werknemers van de Staatsveiligheid schrijven letterlijk dat hun verslag een weergave is van de ‘relevante passages’ van hun interview. Ze bepalen dus zelf wat ze erin zetten. Als dàt de manier is van onderzoeken, dan zou ik mij als burger zorgen maken.’

Arnou vindt dat de rechtbank het onderzoek door de Staatsveiligheid ‘met een grove korrel zout moet nemen’ en ‘er geen grote geloofwaardigheid’ aan mag verlenen.

‘Nougatbollen aan bezwarend materiaal’

Ook bij het onderzoek door het Federaal parket heeft Arnou vragen. ‘They left no stone unturned. Ik denk niet dat er veel onderzoeksdaden niét gebruikt zijn. Alles is uit de kast gehaald. De dweil is helemaal droog gewrongen.’ En dan begon de advocaat van G. aan een opsomming:

‘Telefonie onderzoek? Niets opgeleverd.

Gsm’s, pc’s en laptops in beslag genomen en gescreend. Niets gevonden.

Zendmasten onderzocht. Niets gevonden.

Drie telefoonnummers getapt gedurende twee maanden. Geen resultaat.

Op een bepaald moment zijn zelfs twee infiltranten én twee undercoveragenten ingezet, Joeri en Boris. Zelfs wanneer G. met zijn tante een koffie ging drinken in een tearoom, zat Joeri in de buurt.

Twee maanden zijn alle internetverbindingen gecheckt: elke site die G. had bezocht. Men vond inderdaad één Russisch stuk. Over de edele kunst van het bijenkweken.

En dan zijn er nog de huiszoekingen. Twee. Eentje om afluisterapparatuurt te plaatsen. Een tweede om de apparatuur een maand later weer weg te halen. En wat heeft men gevonden aan bezwarend materiaal? Nougatbollen.’

Het resultaat van de leugendetector doet Arnou af als ‘pseudo-wetenschap’. ‘Alles hangt ervan af hoe je de vragen stelt.’

Dienstbaarheid

Na drie uur pleidooien kwam de rechter voor het eerst spontaan tussen.

‘Waarom heeft uw cliënt zijn twijfels over die contacten met de Russen nooit kenbaar gemaakt aan zijn oversten of aan de veiligheidsofficier bij Buitenlanse Zaken?’

Dat hij het niet had gemeld was misschien een deontologische fout, aldus advocaat Arnou. ‘Maar dat bewijst nog niet dat je een alliantie hebt met die personen om samen misdrijven te plegen.’

Ook G. nam het woord in de rechtbank en voegde er aan toe: ‘Toen ik die ontmoetingen had, wist ik zeker dat ik niets zei dat het boekje te buiten ging.’

De rechter sprak de beklaagde ook aan op de poging van de Russen om smeergeld aan te bieden.

G. antwoordde dat hij het geld teruggaf, waarop de Rus met een excuus kwam aanzetten: ‘Dat is mijn reisgeld, ik had het per ongeluk in de zak laten zitten.’ Volgens G. gaf hij daarop de Rus het voordeel van de twijfel.

‘Het is toch eigenaardig dat ook na dat incident jullie contacten bleven voortduren’, aldus de rechter. ‘Eigenlijk niet’, antwoordde G. ‘Ik gaf hem het voordeel van de twijfel, maar zei wel bij mezelf dat ik dubbel moest opletten.’

Of G. zelf nog iets wilde toevoegen, peilde de rechter aan het einde van de zitting. G.: ‘Men zegt dat ik handelde uit ideologische motieven. Maar dat is zeker niet juist. Ja, ik lees Tolstoj en Dostojevski en ik hou van Russische opera, maar verder dan dat gaat het niet -zeker niet op politiek vlak. En ja, ik ben lid geweest van de Belgo-Russische vriendschapsvereniging. Maar wie zit daarin? Russische oudjes die na Wereldoorlog II hier gebleven zijn. Mijn motief? Dienstbaarheid aan de burger.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content