Professor Dirk Voorhoof over de zaak-Fabre: ‘Het vermoeden van onschuld is geen absoluut principe’

'Misschien waren sommige praktijken van Fabre niet wettelijk strafbaar, maar ze kunnen door de samenleving wel als onaanvaardbaar beschouwd worden.' © Frank Bahnmuller/ID Photo Agency
Jan Lippens
Jan Lippens Freelancejournalist

Jan Fabre is nu al veroordeeld door de media, vindt zijn advocaat Hans Rieder. Emeritus professor mediarecht Dirk Voorhoof van het Human Rights Centre (UGent) is het daar helemaal niet mee eens.

Een open brief van twintig (ex-)medewerkers en stagiairs van Jan Fabre over jarenlang grensoverschrijdend gedrag veroorzaakte heel wat deining in de media. Het gerecht is inmiddels met een onderzoek gestart. Vrij snel ging de discussie over ‘ trial by media’: Fabre was aan de schandpaal genageld, het vermoeden van onschuld was geschonden, een eerlijk proces was uitgesloten. Fabres advocaat Hans Rieder vergeleek een en ander in De Zevende Dag met ‘mobbing’, een term uit de maffiapraktijk.

Heeft advocaat Rieder geen punt? Jan Fabre kreeg de open brief nauwelijks twee uur voor publicatie te lezen – zonder vermelding van de ondertekenaars.

Dirk Voorhoof: Het vermoeden van onschuld en het recht op een eerlijk proces zijn belangrijke normen, verankerd in wetten en procedures. Maar het vermoeden van onschuld is geen absoluut principe dat onverkort voor journalisten geldt. De media kunnen onder bepaalde voorwaarden berichten over zaken die niet door justitie onderzocht worden of waarvan het onderzoek nog loopt. Het is een eeuwige discussie. Toen de media uitpakten met getuigenissen over grensoverschrijdend gedrag van tv-maker Bart De Pauw, politicus Pol Van Den Driessche of bisschop Roger Vangheluwe, werd ook telkens geroepen dat het trial by media was.

Scherpe kritiek op de open brief is enorme miskenning van het recht van slachtoffers om hun verhaal te doen.

U kunt er toch niet omheen dat in al die dossiers, ook nu weer met Fabre, er geen enkele strafrechtelijke veroordeling is of was? Hun reputatie is wel definitief beschadigd.

Voorhoof: Volgens die strikte redenering had er nog geen letter mogen worden gepubliceerd over al die dossiers. De media hadden tot nu dus ook niet mogen schrijven over de dioxinecrisis van twintig jaar geleden, want pas vorige week is er nog een vonnis in die zaak geveld. Misschien waren sommige praktijken van Van Den Driessche, De Pauw of nu ook Fabre niet wettelijk strafbaar, maar ze kunnen door de samenleving wel als verwerpelijk en onaanvaardbaar beschouwd worden. Als het gerecht of interne controlemechanismen binnen organisaties niet werken, kunnen de media een belangrijke rol spelen om de problemen aan te kaarten. Het seksueel misbruik in de katholieke kerk is niet via het gerecht aan het licht gekomen, maar dankzij de media. De Panama Papers en Paradise Papers over fraude en belastingontwijking: ook die zijn door media blootgelegd. Zonder de Pano-reportage over Schild en Vrienden was er wellicht ook geen gerechtelijk onderzoek gestart naar die vereniging. Het is zelfs een taak van journalisten om dat soort zaken boven te spitten.

Terug naar Fabre. U verwijst naar bepaalde voorwaarden waaronder media het vermoeden van onschuld kunnen negeren. Welke zijn die?

Voorhoof: Die criteria vind je in rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Dat hof stelt dat er wel rekening moet worden gehouden met het vermoeden van onschuld, maar dat inbreuken op de privacy of reputatie van een persoon moeten kunnen bij ernstige feiten die tot maatschappelijk debat leiden. Dat is bij Fabre toch het geval?

Het is een taak van journalisten om dat soort zaken boven te spitten

Een ander criterium is dat het om publieke figuren gaat of dat ze zelf aanleiding gaven tot felle mediareactie. De Pauw had eerst zelf een filmpje gepost waarin hij zijn gedrag minimaliseerde en lokte zo reacties uit. Minister van Cultuur Sven Gatz maakte in juni een studie bekend waaruit bleek dat een op de vier mensen die actief zijn in de kunst- en cultuursector met grensoverschrijdend gedrag wordt geconfronteerd. Fabre deed daarop krasse uitspraken op de VRT dat zoiets in geen veertig jaar in zijn theatergezelschap was voorgekomen. Zijn uitspraken hebben wellicht mensen op de kast gejaagd en het resultaat lees je in die open brief. In feite ligt Fabre zelf aan de basis van de mediaberichtgeving.

Andere belangrijke criteria zijn hoe de journalist aan de informatie is geraakt, hoe die is nagetrokken bij betrouwbare bronnen of directe getuigen. Er zijn dus een heleboel voorwaarden, die ook in de deontologische code van de Raad voor de Journalistiek zijn opgenomen.

Hier gaat het om een open brief: veel eigen onderzoek hebben de media niet gedaan.

Voorhoof: De briefschrijvers zijn niet over één nacht ijs gegaan. Hun open brief was degelijk onderbouwd en overlegd met de vakbond. Het is een alarmkreet omdat interne procedures en overleg niet adequaat werkten. Vergeet ook niet dat acht van de twintig briefschrijvers ondertekenen met hun eigen naam. Dat geeft gewicht aan de inhoud, want die mensen riskeren zelf vervolgd te worden voor laster en eerroof. Dit was informatie die kon worden overgenomen door de media. De scherpe kritiek op de open brief is een enorme miskenning van het recht van slachtoffers om hun verhaal te doen, zeker na de uitspraken van Fabre zelf.

De rechtbank van Leuven heeft in 2013 over de zaak-Van Den Driessche een interessant vonnis geveld dat ook voor de zaak-Fabre belangrijk is. Van Den Driessche wilde een schadevergoeding, maar de rechtbank stelde dat van een ongeoorloofde trial by media geen sprake is als de journalist op redelijke wijze overtuigd is van de waarheidsgetrouwheid van verschillende getuigen. En het is evenmin foutief volgens de rechter om een maatschappelijk debat over seksuele intimidatie op de werkvloer te stimuleren, en daarbij uit te gaan van de handelswijze van een bekend politicus. Dat staat letterlijk in dat vonnis. Vergelijk met wat nu in de zaak rond Fabre gebeurt. Blijkbaar kennen commentatoren die nu moord en brand schreeuwen over de media de nationale en internationale rechtspraak onvoldoende.

De vraag blijft of je alles met een strafwet moet oplossen

Stel dat het onderzoek van het gerecht niets oplevert. Is Fabre dan niet het grootste slachtoffer, zoals zijn advocaat suggereert?

Voorhoof: Dan moeten de media ook daarover uitgebreid berichten en betrokkenen aan het woord laten. Maar wat is nu het alternatief? Artikels publiceren over theatermaker X, tv-figuur Y en politicus Z? Dan maak je meteen alle theatermakers, tv-figuren en politici verdacht.

Fabre moet het dus allemaal maar ondergaan?

Voorhoof: Nee, en dat doet hij ook niet als ik zijn advocaat hoor. Trouwens, dé media is een containerbegrip. Ik vind dat sommige media in dat soort delicate zaken wel meer inspanningen zouden mogen doen om sereen en onderbouwd te berichten. Maar het is nogal simpel te verwijzen naar de schandpaal en te stellen dat de media om het even wat in bladen of op websites kwakken.

Het vermoeden van onschuld en het recht op een eerlijk proces zijn uiteraard erg belangrijke principes die de rechterlijke macht zeer rigoureus moet bewaken. Anderzijds, als die principes te ver doorschieten en altijd en overal door iedereen in elke maatschappelijke geleding moeten worden gerespecteerd, kan dat ongewenste gevolgen hebben. Zoals media die niet meer mogen berichten over wantoestanden of klokkenluiders die belangrijke kwesties onthullen. De puur juridische invalshoek staat soms mijlenver af van hoe de samenleving evolueert. Er is steeds meer behoefte aan openbaarheid en transparantie om misstanden aan het licht te brengen, zodat ze ook kunnen worden aangepakt. Bovendien blijft de vraag of je alles met een strafwet moet oplossen. Maatschappelijke problemen los je misschien zelfs beter op met opvoeding, onderwijs, mentaliteitsverandering, bewustmaking en debat, onder andere in de media.

Partner Content