Guido Tack, behoeder van Bos t’Ename in Oudenaarde: ‘Onze bossen zijn nog niet verloren’

© JONAS LAMPENS
Simon Demeulemeester

Voor zijn twaalfde stroopte hij lijsters, daarna groeide hij uit tot een pionier van de Belgische natuurbeweging. Een gesprek met Guido Tack over zijn Bos t’Ename, halfwilde koeien en waarom hij inzet op PIMBY.

Wie da ’t langst leeft, kapt den Bos t’Ename.‘ Oude inwoners uit Nederename, een deelgemeente van Oudenaarde in de Vlaamse Ardennen, bezigen dat spreekwoord voor wie het langst wacht met iets te doen, en uiteindelijk voor een schier onmogelijke opdracht staat. Geen spreekwoord kan meer haaks staan op Guido Tack. Hij is geen man die draalt, integendeel, hij krijgt onmogelijk lijkende opdrachten voor elkaar. Bijvoorbeeld: een vlot lezend, inspirerend en soms zelfs geestig boek van 864 bladzijden schrijven over de 12.000 jarige geschiedenis van een bos. Deze week verschijnt 12.000 jaar Bos t’Ename. Een hoopvol perspectief voor bos in de Lage Landen, het resultaat van tien jaar onderzoek onder het loof en in de archieven. Het boek mixt biologie met geschiedenis en erfgoed met biodiversiteit en verweeft een levensverhaal met diepgaand, internationaal gereviewd wetenschappelijk onderzoek. Het Bos t’Ename is het best onderzochte en in kaart gebrachte bos van België, en ook Europees speelt het mee aan de top.

De Werkgroep Bos t’Ename is atypisch: we bestaan niet louter uit “donkergroenen”.

De biodiversiteitsaudit waarop het boek is gebaseerd, levert straf materiaal op. Het 185 hectare grote bos bevat zo’n 8000 waargenomen soorten. Geschat wordt dat er in totaal 15.000 à 20.000 dier-, planten- en paddenstoelensoorten in leven. Een derde van de bekende soorten die in België leven, kun je in het Bos t’Ename aantreffen. En dat is deels de verdienste van de Werkgroep Bos t’Ename, aangevuurd door onder meer Tack. Wanneer ik bij de aanvang van dit interview spreek over ‘het bos van Ename’ levert dat een vaderlijke reprimande op. ‘Het is Bos t’Ename! Het is belangrijk dat je dat juist zegt, want elk bos heeft zijn eigenheid, en daar hoort een naam bij en die naam is een onlosmakelijk deel van de cultuurhistorie van dat bos. Bos t’Ename, dus, hier kappen ze de “te” af.’

U noemt het boek het verhaal van een bos ‘door een van zijn minnaars’. Hoe bent u een natuurliefhebber geworden?

Guido Tack: Vanuit een atypische achtergrond. Omdat mijn moeder is gestorven toe ik negen was, ben ik voor- namelijk opgevoed door mijn twee grootmoeders. Zij deden met mij wat ze zelf hadden gedaan als kind: de velden en bossen intrekken, kikkervisjes en stekelbaarsjes en salamanders vangen. Mijn vader stroopte ook, hij leerde me lijsterstropjes maken van paardenhaar en mussenklemmetjes plaatsen. Die zette ik uit voor ik naar school vertrok. Lijsters zijn vreselijk lekker, hè. Door die zeg maar negentiende-eeuwse opvoeding werd ik een natuurconsument. Ze opende oog en hart voor de natuur. In de jaren 1970, toen de milieubeweging voor het eerst een breed maatschappelijk draagvlak kreeg, ben ik actief geworden bij de Belgische Jeugdbond voor Natuurstudie én De Wielewaal- jongeren. Cruciaal voor mijn bewustwording was de komst van de A9. Die autosnelweg zou de Vlaamse Ardennen doormidden snijden. Nu was de Oudenaardse afdeling van De Wielewaal, voorloper van Natuurpunt, de grootste en meest actieve van Vlaanderen. Van daaruit werd in 1975 de Stichting Omer Wattez uit de grond gestampt om het verzet te trekken. We organiseerden twee grote betogingen, met duizenden mensen, fietsers én honderden trac- toren: voor het eerst vormden in Vlaanderen boeren en natuurbeschermers één front. Wij gingen ’s nachts affiches plakken, reden rond met auto’s zonder nummerplaat, ik belandde weleens een nachtje in de cel… Dat heeft mij gevormd, ik zat al snel volledig in dat actievoeren. Van mijn studie geschiedenis kwam dus niks. Ik had geen tijd om te blokken, ik was bezig de wereld te redden. (lacht)

En toch was u een bolleboos. In 1976 had u 18/20 gekregen voor uw eindwerk aan het college van Oudenaarde, met als titel: Milieudossier Bos t’Ename.

Tack: Daarin had ik alle kennis over het bos samengebracht met mijn eigen observaties en waarnemingen. De Leuvense professor Ulrich Libbrecht, lokaal voorzitter van De Wielewaal, vond mijn eindwerk zo goed dat hij het op 100 exemplaren liet drukken en verkopen door De Wielewaal. Ze raakten vlot uitverkocht. Het was een onversneden pleidooi voor het behoud van het Bos t’Ename, in een tijd waarin alle bossen in Vlaanderen onder druk stonden. Een lokale industrieel- politicus wilde van het bos een golfterrein maken. Dat kun je je nu niet meer voorstellen.

Vanaf wanneer was het Bos t’Ename een volwaardig beschermd natuur- reservaat?

Tack: De eerste stappen zijn gezet in 1981, toen we via het Vlaamse decreet voor monumenten het bos lieten beschermen als landschap. Dat was de enige manier toen, want er bestond nauwelijks natuurwetgeving. Wonder boven wonder hadden wij gehoor gevonden bij de bevoegde minister toen, wijlen Rika De Backer, een progressieve CVP’ster met voeling voor cultuur, wat vaak samengaat met oog voor natuur. Zonder mijn medeweten had De Wielewaal een kopie van mijn eindwerkje bezorgd aan de administratie, waar ze welwillend reageerden op het verzoek om het bos te beschermen. En dus kon de stad er niet meer doen wat ze wilde. In 1992 zijn we percelen beginnen op te kopen van de familie Gevaert, voor- malige textielbaronnen. Die familie had het bos verworven in de jaren 1920 als jachtgebied. Sommige milieuactivisten zullen het niet graag horen, maar dat is een groot geluk geweest. Had ze Bos t’Ename verkaveld in landbouwpercelen, dan was het verdwenen. Voor mij heeft die familie iets heel waardevols gedaan. We hebben er nog steeds een goede verstandhouding mee.

Guido Tack, behoeder van Bos t'Ename in Oudenaarde: 'Onze bossen zijn nog niet verloren'
© JONAS LAMPENS

U hebt met de Werkgroep Bos t’Ename altijd bondgenootschappen gesmeed. Ook met jagers en boeren.

Tack: Radicaal waar het moet, pragmatisch waar het kan. We werken hard aan een goede relatie met iedereen die een link heeft met het bos. Je moet de sociologie kennen van de plek die je wilt beschermen. Vanaf de Schelde, uit Ename, Nederename en Oudenaarde kijken ze heel positief naar bosuitbreiding. In de dorpen Mater en Volkegem ervaren de landbouwers het nog steeds als een verlies wanneer een landbouwperceel wordt ingenomen door het bos. Maar anders dan bij veel andere natuurreservaten is het hier nooit tot echte confrontaties gekomen.

Hoe hebt u dat voor elkaar gekregen?

Tack: Ik had altijd een rechtstreekse lijn met de regionale voorzitter van de Boerenbond, Richard Eeckhout, die ook schepen van Landbouw is geweest. Een man met een brede kijk, die ons vaak heeft gesteund. Wij van onze kant streven er altijd naar om niet al te diep in het vlees van landbouwers te snijden. Zo was er een boer die met een vijftal hectare grasland in bosuitbreidingsgebied zat. We hebben hem een gelijkwaardig perceel aangeboden in het gebied waar we niet aan bosuitbreiding willen doen, maar wel kleinschalige landschapselementen zoals knotwilgenrijen willen behouden. Die twee kun je perfect verzoenen.

Was het moeilijk om ook uw achterban daarvan te overtuigen?

Tack: Nee. De Werkgroep Bos t’Ename is atypisch: wij bestaan niet louter uit ‘donkergroenen’. We versturen onze nieuwsbrief naar zo’n 550 gezinnen. Een minderheid is lid van Natuurpunt, hoewel onze werkgroep een kern is van de Natuurpunt-afdeling Oudenaarde Plus. Dat zijn mensen die op hun manier gehecht zijn aan het bos, bijvoorbeeld omdat ze er uitzicht op hebben vanuit hun keuken. We zetten hard in op wat wij PIMBY noemen: Please In My Back- yard, het tegenovergestelde van Not In My Backyard of NIMBY. Zelfs met de jagers werken we samen. Beheerders van een natuurreservaat en jagers zijn vaak in het beste geval on speaking terms. Wij spreken met hen af wie welke stukken grond koopt en we adviseren hen bij hun bebossing. Ze komen ook naar onze nieuwjaarsreceptie en hadden zelfs eens een standje op een van onze wandelingen.

Uniek aan het Bos t’Ename is dat er het hele jaar een kudde halfwilde koeien rondloopt. Is dat voortgevloeid uit de goede relatie met landbouwers?

Tack: Nee. Het idee om aan extensieve begrazing te doen, komt voort uit het onderzoek voor Bossen van Vlaanderen, ons boek uit 1993. Dat was baanbrekend omdat we twee discoursen over bos- beheer samenbrachten. Enerzijds het oude discours dat het bos moet opbrengen, en anderzijds het discours van de prille milieubeweging dat je de natuur haar gang moet laten gaan. In het Bos t’Ename combineren we die twee. In de ene helft van het bos doen we niks, in de andere helft net heel veel, op traditionele wijze weliswaar.

Is het ene dan gericht op biodiversiteit en het ander op erfgoed?

Tack:Zo strikt is de scheidslijn niet. Wij interpreteren erfgoed als heritage, zoals in de Britse traditie en de wetenschap: dat omvat zowel cultuur als biodiversiteit. Niet ingrijpen geeft inderdaad een enorme boost aan de biodiversiteit. Bijvoorbeeld omdat het zorgt voor veel dood hout in het bos en daar leven erg veel beestjes, zwammen en planten van. Maar ook het maaien of het hakhoutbeheer zorgt voor meer biodiversiteit, omdat het licht brengt in het bos, en dat hebben de bosdagvlinders nodig. Nu, onze kudde is hier louter vanuit natuuroverwegingen. Begrazing vermijdt volledige bebossing en creëert wastine: een vlekkenpatroon van weide met vaak doornig struweel, zoals mei- en sleedoorn. Wat wél voortvloeit uit die goede relatie met de lokale boeren, is onze keuze voor een lokaal runderras. In andere natuurreservaten, waar men op gezette tijden van het jaar ook begrazers inzet, werkt men met Schotse Hooglanders, Aberdeen Angus of Heck-runderen. Wij zijn het enige reservaat in België – en een van de weinige in West-Europa – dat met autochtone rassen werkt. Het zijn de lokale boeren die ons overtuigden om met ‘oes Ust-Vloms ras‘, de Oost-Vlaamse roodbonte of de Belgische wit-rode, te werken, en niet met wat zij ‘dat langharig werkschuw tuig’ uit Schotland noemen. (lacht) Je kunt je niet voorstellen hoe gevoelig dat ligt, hoor. Die boeren zien ook met lede ogen aan hoe het ras uit eigen streek verdwijnt door landbouwtechnische evoluties.

Guido Tack, behoeder van Bos t'Ename in Oudenaarde: 'Onze bossen zijn nog niet verloren'
© JONAS LAMPENS

U schrijft dat het bos in zijn lange geschiedenis veel mensen heeft gered.Hoe bedoelt u?

Tack: Dat gaat onder meer over de periode van ‘arm Vlaanderen’ in de negentiende eeuw. In Zuid-Vlaanderen had je toen hongersnoden en volksverhuizingen. Die waren het gevolg van de teloorgang van de thuistextielnijverheid, die vanaf de jaren 1840 de wevers- lonen halveerde, de uitzonderlijk strenge winter van 1844-1845 én de daaropvolgende plaag die de aardappel- en tarweoogst kelderde. We kennen allemaal de Ierse toestanden, maar we weten amper dat hier ook 50.000 mensen het leven lieten. Het bos heeft velen gered door zelf bijna te verdwijnen. De toenmalige eigenaar, Ernest Coppée, een kolenhandelaar en bankier uit Bergen, liet in 1851 het bos ontginnen en verkocht de grond in een duizendtal kleine perceeltjes. Dat bracht hem veel geld op en ongeveer twee derde van de gezinnen in de omliggende dorpen verkreeg zo een grote tuin. Maar het bos was weg, op de houtkanten na.

De antiwolfbeweging moet inzien dat de wolf enkel gevaarlijk was onder welbepaalde, tijdelijke omstandigheden. Dat die terugkeren, is nagenoeg uitgesloten.

Het is toch verbluffend dat het bos amper 150 jaar later een uniek natuurreservaat is?

Tack: Zeker, dat is dé les die je uit dit onderzoek en boek kunt leren. En doordat ons onderzoek zo diepgaand was, kun je conclusies trekken die het lokale ver overstijgen. De methodiek van zo’n biodiversiteitsaudit komt van de Engelse University of East Anglia. Eerst taxeer je elke soort in het gebied. Bij de meeste natuur- en bosgebieden weten we ofwel iets over de vogels, of over de kikkers of de zwammen. Dat is begrijpelijk, alleen al voor de paddenstoelen heb je 10 specialisten nodig. Alle biodiversiteit proberen te bemeesteren, is een gigantische operatie. Wij zijn daarin geslaagd door van 2012 tot 2016 zo’n 70 specialisten op het bos los te laten: 50 vrijwilligers en 20 betaald met subsidies van het Agentschap Natuur en Bos. De verwerking van al die data duurde tot 2020.

Wat was het resultaat?

Tack: Bijna 8000 waargenomen soorten, die je allemaal kunt opzoeken op Waarnemingen.be. Het gaat onder meer over 1619 soorten kevers, 1515 soorten zwammen, 1026 soorten vlinders, 725 soorten planten, 172 vogelsoorten…

Is dat veel?

Tack: Gigantisch veel. Van alle zeer goed geïnventariseerde soorten die je in België hebt, kun je één derde in Bos t’Ename aantreffen. Dat stijgt zelfs naar 40 procent als je het op Vlaams niveau bekijkt. Extrapoleren we naar de minder goed onderzochte soorten, dan schatten wij dat het Bos t’Ename 15.000 à 20.000 soorten kent. Daaruit kun je enkele lessen trekken, én een hoopgevende conclusie. Ik begin met de lessen. Ten eerste is opnieuw de ecologische meerwaarde van houtkanten aangetoond. Een groot deel van de ongeveer 10.000 dieren- en plantensoorten die het bos rijk was, is daarin ondergedoken toen het bos na- genoeg verdwenen was. Toen de her- bebossing aanving, vanaf 1882, konden ze vanuit die houtkanten het bos weer koloniseren. Zonder de houtkanten hadden we vandaag nóóit zo veel soorten gehad in dit bos. Salamanders, mieren, kevers… Die overbruggen geen kilometers. En soorten uitzetten werkt amper. Ik denk dat je van die 15 à 20.000 soorten er amper 5 succesvol kunt uitzetten. Om bepaalde kevers terug te krijgen, zullen we nog honderden, misschien zelfs 1000 jaar geduld moeten hebben.

Kun je de wolf uitzetten? Sommigen van zijn tegenstanders beweren dat groene jongens dat hebben gedaan in Vlaanderen.

Tack: Wie dat zegt, begrijpt niet hoe de natuur werkt. Natuurbeschermers staan huiverachtig tegenover herintroductie. Omdat ze niet werkt, maar ook om genetische redenen. Nu, over de wolf wil ik wel dit zeggen: het discours van de natuurbeweging klopt niet 100 procent als ze zegt dat de wolf geen gevaar betekent voor de mens. Voor Bossen van Vlaanderen heb ik onderzoek gedaan naar de wolf, en in zeer welbepaalde periodes en onder zeer welbepaalde omstandigheden vallen wolven wél mensen aan. In de zestiende eeuw had je hier bijvoorbeeld ontvolking, waardoor de wolf meer ruimte kreeg. Wanneer de mens gaandeweg terugkwam, en de winters streng waren, met langdurig sneeuwdek, dan kwam de wolf naar de dorpen. Eerst voor de schapen en koeien, uiteindelijk voor vrouwen en kinderen. De wolven kenden mensenvlees van de slagvelden en ook hondsdolheid speelde wellicht een rol. ‘Roodkapje en de boze wolf’ is wel degelijk ergens op gebaseerd. De impact van die historische werkelijkheid op ons collectief bewustzijn moet de natuurbeweging erkennen. De antiwolfbeweging moet inzien dat de wolf enkel gevaarlijk was onder welbepaalde, tijdelijke omstandigheden. Dat die terugkeren, is nagenoeg uitgesloten.

12.000 jaar Bos t'Ename, Guido Tack, Pieter Blondé, Martin Hermy en Paul van den Bremt, Sterck & De Vreese, 864 blz, €89,95
12.000 jaar Bos t’Ename, Guido Tack, Pieter Blondé, Martin Hermy en Paul van den Bremt, Sterck & De Vreese, 864 blz, €89,95

U had nog een paar lessen voor ons en een hoopvolle conclusie?

Tack: Eerst nog één kritische les: de retoriek over boscompensatie moet je met een flinke korrel zout nemen. Bos t’Ename leert dat je snel biodiversiteit kunt hebben door een oud bos uit te breiden. Maar als je een compleet nieuw bos aanlegt op vijf kilometer van het eerstvolgende oude bos, zul je vele honderden jaren geduld moeten hebben.

De UGent wil een bosje van 30 jaar oud rooien, maar belooft een veelvoud in oppervlakte te compenseren. Een goed plan?

Tack: Dat is dus kletskoek vanuit biodiversiteitsoogpunt. Dat bosje heeft 30 jaar spontane evolutie gekend en dus al een en ander verworven. Maar het gaat over vlot koloniserende soorten, zoals vogels en plantenzaden die met de wind meekomen. Op de hele slechte kolonisatoren, veelal insecten, is het nog lang wachten, hoor. En die vormen een flink deel van de bosdiversiteit. Het zal nog vele honderden jaren duren voor dat bosje zijn volledige biodiversiteitspotentieel heeft bereikt. Een bos is meer dan wat bomen, het is een enorm diverse levensgemeenschap die pas haar volledige potentieel kan bereiken als er nog een link is met het oerbos. Zonder die link spreek je over honderden, zelfs duizenden jaren wachten om het biodiversiteitspotentieel volledig te bereiken.

En wat is de hoopvolle conclusie uit uw boek?

Tack: Het Bos t’Ename is tegelijk uniek én exemplarisch. In het hele gebied van Noord-Frankrijk tot Zuid-Nederland was de menselijke druk enorm, maar in twee kernen – deze streek en die rond Haspengouw – was ze het grootst omdat de dorpen er ongewoon dicht bij elkaar liggen. Hier kun je in een straal van vier kilometer naar tien dorpen wandelen. Die maximale exploitatie heeft in dat hele gebied geleid tot fragmentatie en het verdwijnen van bossen met nog een link met het oerbos. Maar niet hier, dus. Het Bos t’Ename is geen bos dat al millennia onbekommerd voortleeft als restje oerbos, maar een bos dat er nog steeds is ondánks alles. Bovendien zou je verwachten dat die eeuwen van intensief gebruik hebben geleid tot een arme biodiversiteit in Bos t’Ename. Wat blijkt? De biodiversiteit is verbazingwekkend hoog. Ook internationale biodiversiteitsindexen leren dat: het Bos t’Ename scoort ook internationaal heel hoog, even goed soms als de beste Engelse bossen die vol staan met fantastisch oude bomen.

De veerkracht van dit bos stemt jullie hoopvol?

Tack: Precies. Ook al denken we dat onze Vlaamse boskes te gefragmenteerd en verminkt zijn, het Bos t’Ename leert dat ze door erg veel flessenhalzen kunnen kruipen zolang er een – zelfs flinterdunne – link is met het oerbos. Dit bos is gered door zijn houtkanten, elders kan dat een historisch grasland zijn. Maar ook andere factoren dragen natuurlijk bij tot de biodiversiteit: een rijke boom- soortensamenstelling die is behouden, voldoende omvang of een goede bodemkundige ligging. Dat onderbouwt ook de bosuitbreidingsplannen van minister van Omgeving Zuhal Demir (N-VA): het snelste succes kunnen we boeken door al bestaande bossen uit te breiden. We moeten niet pessimistisch zijn, we hebben het niet helemaal verprutst. Onze bossen zijn nog niet verloren, de bossen van Vlaanderen zijn nog te redden. En meer: deze conclusie gaat op voor de hele West-Europese laagvlakte, van Frankrijk tot Denemarken. Dat geeft hoop.

Is dat de uitdaging voor de natuur- en milieubeweging: hoop bieden in barre tijden?

Tack: De boodschap moet wervend zijn, zonder te verbloemen dat het slecht gaat met de natuur en het klimaat. Toch moeten we hameren op wat wél goed gaat, op wat we kunnen doen om het beter te maken. Knacks campagne Maai Mei Niet is daar een zeer goed voorbeeld van. Iedereen kan iets doen, van tuin- eigenaar tot bosbezitter. Die instelling is wat Werkgroep Bos t’Ename tekent. Op onze werkdagen wordt niet geneut, hè, maar gewérkt. En het is er altijd plezant.

Zondag 24 oktober zijn er allerlei activiteiten in het Bos t’Ename naar aanleiding van het verschijnen van 12.000 jaar Bos t’Ename. Een hoopvol perspectief voor bos in de Lage Landen. Meer info hier.

Guido Tack

– 1958: geboren in Oudenaarde

– 1981: ambtenaar bij het agentschap Onroerend Erfgoed

– 1992: richt de Werkgroep Bos t’Ename op en start met de aankoop als natuurreservaat

– 1993: coauteur van Bossen van Vlaanderen, een baanbrekend werk over natuur- en bosbeheer

– 1997: publiceert met Anton Ervynck en Gunther van Bost De monnik-manager

– 2002: Bos t’Ename krijgt de Vlaamse Monumentenprijs

– 2005-2015: regionaal Natuurpunt-voorzitter in de Vlaamse Ardennen

– 2021: coauteur van 12.000 jaar Bos t’Ename. Een hoopvol perspectief op bos in de Lage Landen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content