Op consultatie bij de dokter: 5 dingen die nooit meer hetzelfde worden

© Getty Images/iStockphoto
Ann Peuteman

Een bezoek aan een huisarts of specialist wordt nooit meer hetzelfde. Niet alleen omdat we in het postcoronatijdperk alerter zullen blijven om elkaar niet te besmetten, maar ook omdat is gebleken dat sommige dingen een pak efficiënter kunnen.

1. Geen overvolle wachtzalen meer

Zowel in ziekenhuizen als bij huisartsen en in de privépraktijk van specialisten moet je vaak erg lang wachten. Meestal doe je dat niet alleen, maar met een heleboel andere mensen die allemaal dicht bij elkaar zitten. Nu ook de niet-dringende zorg weer wordt opgestart, hebben veel artsen al hun creativiteit uit de kast moeten halen om ervoor te zorgen dat patiënten tijdens het wachten de nodige sociale afstand kunnen bewaren. Sommigen hebben hun wachtzaal uitgebreid naar de gang zodat de stoelen ver uit elkaar kunnen staan, anderen laten de mensen in de openlucht wachten. Huisartsen die tot voor kort nog vrije consultaties hielden, werken nu haast uitsluitend op afspraak. Doordat veel dokterskabinetten niet zo groot zijn en patiënten die elkaar kruisen onmogelijk afstand kunnen houden, trekken veel artsen noodgedwongen meer tijd uit per patiënt. Die strikte organisatie zal na de coronacrisis wellicht wat worden losgelaten, maar het ziet er niet naar uit dat de tijd van wachtzalen vol hoestende en koortsige patiënten ooit nog terugkomt.

2. Op consultatie in je woonkamer

Jarenlang ijverden artsenorganisaties tevergeefs voor een terugbetaling van telefonische consultaties. Daarom beperkten veel dokters lange telefoongesprekken met patiënten tot een minimum. Toen het coronavirus toesloeg, was het echter binnen de kortste keren geregeld: artsen krijgen nu 20 euro per telefoonsessie van het Riziv. In heel wat gevallen blijkt dat systeem bijzonder goed te werken. Niet alleen voor huisartsen die aan de telefoon snel kunnen inschatten of een patiënt moet langskomen of beter meteen naar de spoeddienst gaat, maar ook voor de opvolging van sommige mensen met een chronische ziekte, zoals diabetes of bepaalde hart- en vaatziektes. Het is de bedoeling om dat systeem ook na de crisis te blijven gebruiken.

3. Uitzieken is niet langer voor watjes

Tot een paar maanden geleden stond het stoer om hoestend en niezend te gaan werken. Zelfs lichte koorts was voor velen onder ons geen reden om thuis te blijven. Wilde de huisarts een ziektebriefje schrijven, dan drongen we aan op een paardenmiddel en kregen we dat doorgaans ook. Of het nu een griep, een keelontsteking of luchtweginfectie was, veel werknemers slikten een stevige dosis pijnstillers of antigriepmiddel en trokken gewapend met neusspray en hoestdrank naar kantoor.

Die houding getuigde van ijver, inzet en loyauteit, en werd doorgaans zeer gewaardeerd door de werkgever. Zelfs als zo’n hoestende werknemer vervolgens een handvol collega’s besmette. Uitzieken was voor watjes. De kans is klein dat die usance na de coronacrisis overeind blijft. Na amper twee maanden wordt iemand die in het openbaar durft te niezen of hoesten consequent door de omstanders neergebliksemd. Bovendien is gebleken dat telewerken in veel meer jobs mogelijk is dan werd gedacht. Veel werknemers die in de toekomst ziek worden, zullen wellicht niet meer hoeven te kiezen tussen werken of thuisblijven. Voelen ze zich goed genoeg om (gedeeltelijk) aan de slag te blijven, dan kan dat dus ook van huis uit.

4. Niet meer zomaar naar de spoed

De voorbije weken hebben huisartsen voor eens en altijd bewezen hoe belangrijk hun rol als doorverwijzer is. Niet alleen stonden ze in voor de triage van patiënten die vreesden met het coronavirus besmet te zijn, meer dan anders kregen ze ook mensen over de vloer (of nog vaker aan de telefoon) die in normale omstandigheden meteen naar de spoeddienst waren gereden. In België heb je voor veel specialistische gezondheidszorg geen doorverwijzing van een huisarts nodig en kun je ook rechtstreeks naar de spoeddienst van een ziekenhuis gaan. Het gevolg is dat nogal wat mensen er aankloppen als dat eigenlijk niet nodig is. Sinds het begin van de coronacrisis denken de meesten echter twee keer na voor ze dat doen. Uit angst om er besmet te worden, maar ook omdat ze het zorgpersoneel niet nog meer willen belasten. Zelfs patiënten die dringend medische zorgen nodig hadden, bleven er om die reden weg. De medische sector hoopt dat mensen ook op dat vlak iets uit de coronacrisis zullen hebben geleerd en eerst naar hun huisarts zullen stappen voor ze zich bij een specialist of in het ziekenhuis melden.

5. Nieuwe kleren voor de dokter

Ook veel artsen en (thuis)verpleegkundigen zijn met het coronavirus besmet geraakt. Meer dan ooit werden we geconfronteerd met het feit dat gezondheidswerkers een aanzienlijk risico lopen om een besmettelijke ziekte te krijgen, maar ook om die aan andere patiënten door te geven. Vandaar dat medisch beschermingsmateriaal, van mondmaskers tot brillen, handschoenen en schorten, het nieuwe goud is in de gezondheidszorg. De komende maanden en misschien wel jaren lijkt het evident dat ook artsen en verpleegkundigen die niet in een ziekenhuis werken zich zo zullen blijven beschermen als ze patiënten onderzoeken, behandelen of verzorgen. Maar ook zodra het coronavirus met een vaccin is bezworen, is de kans klein dat de tijd nog terugkomt dat huisartsen en thuisverpleegkundigen zich in hun gewone kleren en zonder mondmasker over hoestende of niezende mensen buigen.

Partner Content