‘Wat als we onze steden zouden beschouwen als levende ecosystemen – veerkrachtig, ademend, beschermend?’ schrijft Lara Hotyat. In deze zomerreeks buigen de leden van de Vrijdaggroep zich over de verschillende manieren waarop samenleving zich beter kan voorbereiden op schokken en crisissen, niet uit angst, maar uit verantwoordelijkheid.
Onze manier van stadsontwikkeling botst op haar grenzen, zeker nu de klimaatverandering zich steeds nadrukkelijker laat voelen. De Graystraat in Brussel is daar een pijnlijk voorbeeld van: verdicht, versteend, zonder groen. Functioneel bedoeld, maar met woningen die regelmatig onder water lopen, en een sociale woningen die onbewoonbaar zijn geworden. Deze omgeving symboliseert het falen van een twintigste-eeuws urbanisme, dat de natuur wilde beheersen, in plaats van ermee samen te leven.
Hittegolven, droogte, hevige regenval en overstromingen zullen in de toekomst nog frequenter gaan voorkomen. Volgens voorspellingen zullen er in België tegen 2100 tot 50 hittegolfdagen per jaar zijn. Die klimaateffecten treffen vooral kansarme wijken, waar beton domineert en groen schaars is. In die verharde stad ontstaan hitte-eilanden, daalt de levenskwaliteit en groeit de ongelijkheid.
Om steden weerbaar te maken, moeten we ze benaderen als levende ecosystemen – opgebouwd uit wijken, infrastructuur, natuurlijke elementen, bewoners, werknemers, bezoekers, menselijk én niet-menselijk.
Steden zijn constant in beweging: functies verschuiven, gebouwen transformeren, buurten herschikken. Dat vraagt om een systemische benadering, met circulaire economie en regeneratieve architectuur als leidraad.
Concreet betekent dit dat stadsprojecten niet vertrekken van een blauwdruk, maar van observatie. En van fundamentele vragen: Op welke echte noden speelt dit project in? Wat ontbreekt er vandaag én binnen dertig jaar om levenskwaliteit te garanderen voor álle levende wezens? Hoe beïnvloedt het gebouw zijn omgeving en microklimaat?
De tools bestaan al. Het wiel hoeft niet heruitgevonden – wel eindelijk in gang gezet.
Versterk wat lokaal werkt
Sommige steden wijzen de weg. Gent, Mechelen en Luik vergroenen verharde pleinen om hitte-eilanden te temperen. In Brussel komt een stuk van de Zenne opnieuw bovengronds.
Maar voorlopig blijven dit uitzonderingen – goedbedoelde ingrepen, geen structurele oplossingen.
Structurele verandering vraagt ook bestuurlijke vernieuwing. Het bestaande “Bouwmeester”-model – actief in Vlaanderen, Brussel, Antwerpen, Gent en Charleroi – bewaakt de kwaliteit van architectuur en stadsontwikkeling. Maar het model kan én moet breder: naar alle grote steden, inclusief Wallonië.
Ook de inhoud van het mandaat kan ruimer: niet alleen esthetiek of functionaliteit, maar ook ecologische, sociale, economische en geopolitieke uitdagingen verzoenen. Zo kunnen stadsprojecten, wijkcontracten en masterplannen uitdrukking geven aan een inclusieve, systemische visie.
Ook de inhoud van het mandaat kan ruimer: niet alleen esthetiek of functionaliteit, maar ook ecologische, sociale, economische en geopolitieke uitdagingen verzoenen. Zo kunnen stadsprojecten, wijkcontracten en masterplannen uitdrukking geven aan een inclusieve, systemische visie.
Zo’n rol hoeft trouwens niet beperkt te blijven tot één figuur: een multidisciplinair college van onafhankelijke experts kan lokale actoren beter betrekken en structurele verandering in gang zetten.
Wijkrenovaties mogen geen op zichzelf staande projecten zijn, maar hefboommomenten om stedelijke ecosystemen op te bouwen. Door projecten te clusteren op wijkniveau kunnen middelen worden gedeeld, afbraakmateriaal hergebruikt en echte synergieën ontstaan.
Bouwen buiten het bestaande denkkader
België mist nog te veel voorbeeldprojecten van architectuur die werkelijk geworteld zijn in de 21e eeuw. De Graystraat zou zo’n proeftuin kunnen zijn. Een plek waar oplossingen samenkomen: de afbraak van ongezonde woningen, heropenlegging van de Maalbeek, sociale huisvesting, burgerparticipatie en samenwerking tussen gemeenten.
Er bestaan goede mechanismen om dat soort innovaties te ondersteunen – denk aan architectuurwedstrijden die vernieuwende ideeën vertalen naar concrete ingrepen.
De voordelen zijn duidelijk en goed onderbouwd: betere gezondheid, meer welzijn, minder ongelijkheid, zelfs economische winst. Parijs toont dat ook een historische en dichtbebouwde stad radicaal kan transformeren.
De tijd van losstaande experimenten is voorbij. Wat we nodig hebben, is een systemische herziening van onze visie op stadsontwikkeling en -bewoning.
Rol van de gewesten
De Belgische gewesten kunnen daarin een sleutelrol spelen. Door duidelijke normen op te stellen – over groenvoorziening, ontharding, waterbeheer, energie en mobiliteit – én de nodige middelen vrij te maken om steden te ondersteunen in het behalen van die doelstellingen.
De kennis is er. De tools zijn er. Wat ontbreekt, is politieke wil.
Zodat onze steden zich niet uitputten in crisistijden, maar zich kunnen aanpassen – en opnieuw kunnen bloeien.
Lara Hotyat heeft een master in Europese studies (UCL) en beheer van natuurlijke hulpbronnen (Vrije Universiteit Amsterdam), aangevuld met een specialisatie in de circulaire economie. Ze is lid van de Vrijdaggroep.