Onderwijsspecialist Simon Mensaert: ‘Zodra ik streng was, kreeg ik te horen dat ik een racist was’

Simon Mensaert: 'Leerkrachten zien veel door de vingers, uit gelatenheid, maar ook omdat ze niet méér van hun leerlingen verwachten.' © Bas Bogaerts
Ann Peuteman

Leerkrachten hebben soms zo veel begrip voor kwetsbare leerlingen met een migratieachtergrond dat ze hen te veel ontzien. ‘We moeten net strenger worden voor die leerlingen’, zegt onderwijsspecialist Simon Mensaert. ‘Anders zijn ze later een vogel voor de kat.’

‘Te veel leerkrachten zijn zo bang om racistisch over te komen dat ze de lat onbewust te laag leggen voor kwetsbare leerlingen van vreemde origine’, zegt Simon Mensaert, dagelijks bestuurder van SODAplus, een organisatie die een honderdtal Vlaamse scholen uit het bso en tso begeleidt. ‘Ik vrees dat de polemiek over de zaak-Floyd en de Black Lives Matter-protesten dat fenomeen nog zullen versterken.’

Naar eigen zeggen was Mensaert als jonge leerkracht mechanica in een concentratieschool ook te lief voor zijn leerlingen. ‘Ik gaf les aan tso- en bso-klassen met veel kwetsbare jongeren die het thuis moeilijk hadden’, zegt hij. ‘Door hen te sparen, legde ik zonder dat zelf te beseffen de lat aanzienlijk lager.’

Simon Mensaert: Als de school op vrijdagnamiddag uit was, bijvoorbeeld, moest ik vaak een leerling aan een straftaak herinneren of hem erop wijzen dat hij nog een machine moest schoonmaken. ‘Maar meneer, ik moet echt naar huis, want anders krijg ik grote problemen’, klonk het dan. Vaak gaf ik toe en liet ik de leerling vertrekken. Omdat ik heel moe was na een dag praktijklessen, maar ook omdat ik vond dat mijn leerlingen het zo al moeilijk genoeg hadden. Hetzelfde zie ik gebeuren in scholen die we met SODAplus begeleiden. Zo waren er leerlingen die altijd zaten te eten tijdens de les en hun bananenschillen en snoeppapieren op de grond achterlieten. Heel respectloos voor het schoonmaakpersoneel, natuurlijk. In het reglement van die school stond ook expliciet dat wie afval in de klas achterlaat een officiële uitbrander krijgt. Maar in de praktijk lieten veel leerkrachten het gewoon gebeuren. Voor een stuk uit gelatenheid, maar ook omdat ze niet méér van hun leerlingen verwachten.

Geen enkele werkgever zal later zeggen: ‘Jij bent van Afrikaanse origine? Dan mag je later komen.

Iets vergelijkbaars heb ik meegemaakt in een andere school, waar een paar jongens van Afrikaanse afkomst systematisch te laat kwamen. De directeur zag dat vaak door de vingers omdat te laat komen volgens hem eigen was aan de Afrikaanse cultuur. Hij bedoelde het ongetwijfeld goed, maar die jongens waren daar niet mee geholpen. Geen enkele werkgever zal later zeggen: ‘Jij bent van Afrikaanse origine? Dan mag je later komen.’ Scholen en leerkrachten zijn soms zo bang om te discrimineren dat ze net ongelijkheid in de hand werken.

U pleit er dus voor dat leerkrachten strenger worden voor jongeren met een migratieachtergrond?

Mensaert: Strenger worden voor álle leerlingen. Als je niet duidelijk communiceert over hun werkpunten, straf je hen eigenlijk. Zelf heb ik er als leerkracht een paar jaar over gedaan om te beseffen dat ik de lat net hoger moest leggen in plaats van lager. Het was mijn ultieme doel om van al mijn leerlingen mechanica, zowel in het tso als het bso, ingenieurs te maken. Dat zou nooit lukken als ik hen bleef ontzien. Maar zodra ik strenger voor hen werd en meer van hen begon te eisen, kreeg ik te horen dat ik een racist was. Zo’n verwijt komt hard aan. Ik wist dat pubers er weleens iets uitgooien wat ze niet echt menen. Maar ik was als de dood om als een racist te worden beschouwd in een school waar haast alle leerlingen een migratieachtergrond hebben. Nachten heb ik daarvan wakker gelegen.

Gelukkig had ik een collega van Turkse afkomst die er korte metten mee maakte. Zodra een van de leerlingen me van racisme beschuldigde, riep hij die streng tot de orde. Alleen al daarom hebben we in ons onderwijs meer leerkrachten met een migratieachtergrond nodig. Zij kunnen veel van hun leerlingen eisen zonder een racist te worden genoemd.

Is het gedrag van die jongeren dan zo’n probleem?

Mensaert: Bij velen niet. Ik had veel topleerlingen in mijn klas. Heb je daarnaast twee of drie jongeren die zich misdragen, dan is dat nog doenbaar. Je geeft hen gewoon een plek dicht bij jou en ver van elkaar. Maar zijn er zes of zeven die soms beginnen te roepen, een vuilnisbak omverschoppen, je bedreigen of in je gezicht spuwen, dan kun je met die klas onmogelijk het niveau van de eindtermen halen.

De meeste leerlingen en ouders hechten ook weinig belang aan attituderapporten. Er hangt toch niets van af, denken ze. Het zijn de punten die tellen, want als die goed zijn kun je je diploma halen en een degelijke job vinden. Nochtans is de attitude van een leerling cruciaal. Destijds had ik een jongen in de klas die het thuis heel zwaar had – zijn vader was weg en zijn moeder was alcoholist – en in het vijfde middelbaar van school ging. Toen ik hem later nog eens tegenkwam, vertelde hij me dat hij even had gewerkt. ‘Maar mijn baas had een felle bek. Dus heb ik hem eens goed getoond wie hij voor zich had’, zei hij, terwijl hij me zijn vuist liet zien. Die baas had hem ontslagen en ondertussen was hij al jaren werkloos. Voor mij bewees dat nog maar eens dat we in het onderwijs veel meer op attitudes moeten inzetten. Anders schuiven we het probleem alleen maar door: als we op school te veel door de vingers zien omdat sommige leerlingen het moeilijk hebben, dan zijn ze daarna een vogel voor de kat.

Hoe kun je ervoor zorgen dat jongeren uit kwetsbare groepen inspanningen willen leveren om een goede attitude aan te leren?

Mensaert: Door te focussen op leerlingen die het goed doen in plaats van op degenen die voor problemen zorgen en doorgaans alle aandacht krijgen. Dat is precies wat we met SODAplus doen: jongeren die zich inzetten en goed presteren, krijgen een SODA-attest. Dat is een soort kwaliteitslabel waarmee ze naar potentiële werkgevers kunnen stappen. Op die manier worden ze ook niet meer meegesleurd door de slechte reputatie van sommige scholen. Heeft een school een slechte naam doordat enkelingen het verprutsen, dan keldert dat vaak ook de kansen van jongeren die het wel goed doen. Dat heb ik zelf meegemaakt op de school waar ik lesgaf. Toen we een jobbeurs organiseerden, kwamen daar maar twee werkgevers op af: de brandweer en de groendienst van Gent. En die waren verplicht om naar élke school te gaan.

Is het probleem niet dat werkgevers niet bepaald in de rij staan om een jongere met een migratieachtergrond aan te werven?

Mensaert: Ik wil zeker niet ontkennen dat er op de arbeidsmarkt gediscrimineerd wordt – dat bleek onlangs nog maar eens uit een onderzoek van arbeidseconoom Stijn Baert. Maar er zijn ook veel werkgevers die níét discrimineren. Alleen gaan nogal wat jongeren er bij voorbaat van uit dat ze nooit een goede stageplaats of job zullen vinden en verstoppen ze zich daarachter. Daarom zijn rolmodellen die het tegendeel bewijzen ontzettend belangrijk. Zo herinner ik me een leerling van Turkse origine die op een dag trots en met opgeheven armen de klas binnenkwam omdat hij telefoon had gekregen van een werkgever die hem een vakantiejob aanbood. Zijn klasgenoten, die ik al zo vaak had horen beweren dat al die bedrijven en uitzendkantoren racistisch waren, wisten niet wat ze hoorden. Plots stond daar iemand van hun eigen leeftijd die ook Turkse roots had en door een werkgever werd gevráágd. Zo’n voorbeeld kan het verschil maken.

Simon Mensaert

– 25 januari 1984: geboren in Gent

– Professionele bachelor elektromechanica

– 2009-2010: werfleider bij Ecopuur

– 2010-2016: leerkracht mechanica

– 2012: bedenker SODA-project

– Sinds 2014: dagelijks bestuurder vzw SODAplus

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content