Crisis legt gevaren van Smartschool bloot: ‘Het maakt het voor kansarme jongeren extra moeilijk’

'De jongeren die vandaag een laptop krijgen zijn over enkele jaren vervangen door andere jongeren zonder laptop.' © PHOTONEWS

Nu ons onderwijs haast volledig digitaal verloopt, wordt meer dan ooit duidelijk dat er aan die ontwikkeling ook gevaren verbonden zijn. ‘Dit probleem had al voor de crisis op de agenda moeten staan.’

De eerste digitale schooldag na de paasvakantie verliep voor veel leerlingen en leraren bepaald niet gesmeerd. Belangrijke hinderpaal was Smartschool, het digitale schoolplatform dat, al vóór de coronacrisis, door naar schatting 97 procent van de middelbare en 40 procent van de lagere scholen werd gebruikt.

Dat de tool na de paasvakantie plots verstoord werd, had alles te maken met de nieuwe, veel grotere rol die Smartschool in deze tijden krijgt toebedeeld. Waar het tot voor kort vooral gebruikt werd als een soort interactieve klasagenda, droppen leraren vandaag hele videolessen op het platform.

Duizenden leerlingen lopen een leerachterstand op die ze nog jaren zullen voelen.

Onderwijseconoom Kristof De Witte

‘Smartschool is daar niet rond gebouwd’, zo verklaarde CEO Jan Schuer van de Smartschool-ontwikkelaar Smartbit aan DataNews. ‘Nieuwe oplossingen krijg je ook niet in enkele weken ontwikkeld. Bovendien denken we ook nog altijd graag na over wat we bouwen, en doen we dat in samenspraak met onze onderwijspartners.’

Reflectie en samenspraak lijken hier inderdaad noodzakelijk. Pedagoog en onderzoeker Pedro De Bruyckere wijst erop dat de zogenaamde ‘platformisering’ van het onderwijs in Nederland al voor hevige debatten zorgt. ‘Het gaat dan onder meer over Magister, de Nederlandse Smartschool, en of de taken die deze tool aanbiedt in buitenlandse handen mogen komen. Giganten als Google en Microsoft proberen deze crisis namelijk aan te wenden om hun positie in het onderwijs te versterken.’

Stressfactor

De impact van platformen als Smartschool op ons onderwijs was al voor de coronacrisis onderwerp van kritiek. De crisis maakt die bezwaren alleen maar relevanter. Veel leerlingen en leraren noemen het feit dat ze permanent online moeten zijn een bijkomende stressfactor. ‘Vanuit scholierenbonden hoor je vaak de klacht dat leraren voortdurend en op elk ogenblik van de dag meldingen posten’, zegt onderwijseconoom Kristof De Witte (KULeuven). ‘Die worden naar de leerlingen doorgestuurd. Omgekeerd hoor je leraren klagen dat leerlingen hen voortdurend met vragen bestoken. Uiteraard zorgt dat voor extra stress, al vermoed ik dat we dit probleem wel opgelost krijgen. Uiteindelijk gaat het over een vorm van digitale geletterdheid. Als een student mij de avond voor het examen vraagt of hij een hoofdstuk al dan niet moet kennen, krijgt hij geen antwoord. Hier zijn goede afspraken over gemaakt. Net als bij andere nieuwe technologie heeft een bewustwordingsproces wat tijd nodig. In de toekomst zullen wellicht meer en meer scholen hier afspraken rond maken in het schoolreglement.’

Onderwijs verloopt vandaag meer dan ooit online, vanachter een scherm. Dat maakt dat leren en amuseren vaak op dezelfde plek gebeurt. ‘Zeker voor jongere leerlingen is dat heel moeilijk’, zegt De Witte. ‘TikTok en Instagram liggen voortdurend te wachten op likes. De fear of missing out is bij twaalf- tot veertienjarigen heel groot. Voor ouders is het bijna onmogelijk om een onderscheid te maken tussen de schermtijd die al lerend wordt doorgebracht en de schermtijd die alle aandacht van dat leren wegneemt.’

Stigmatiserend

Een probleem dat wellicht nog belangrijker is dan voortdurend met het internet verbonden zijn, is dat naar schatting 5 procent van de middelbare scholieren thuis geen computer heeft.

Karlien Craps is coördinator van Domo vzw, een vrijwilligersorganisatie die steun biedt aan kansarme gezinnen in Vlaanderen. ‘Al voor de coronacrisis wisten we dat de digitalisering van het onderwijs het voor kansarme jongeren soms extra moeilijk maakt’, vertelt Craps. ‘Vaak hebben ze thuis geen laptop, laat staan dat er meer dan één in huis is. In veel gevallen hebben ze wel een smartphone, maar probeer daar maar eens een huistaak op te maken. Scholen bieden dikwijls de mogelijkheid om die taak in de computerklas te maken, tijdens de pauzes of na de schooluren. Maar dat wil niet zeggen dat die leerlingen dat ook effectief doen. Ze geven daarmee toe dat ze thuis geen laptop hebben, wat extra stigmatiserend is.’

Voor ouders is het bijna onmogelijk om een onderscheid te maken tussen de schermtijd die al lerend wordt doorgebracht en de schermtijd die alle aandacht van dat leren wegneemt.

Voor leerlingen uit een kansarm milieu is de sluiting van de scholen een catastrofe, zegt Craps: ‘Onze vrijwilligers zijn voor de paasvakantie nog op pad geweest om laptops uit te delen en de nodige software te installeren. Maar daarmee heb je het probleem niet opgelost. Het vergt vaardigheden die je niet in één minuut onder de knie hebt. En uiteraard bereiken we niet iedereen. Voor die leerlingen die het nu moeilijk krijgen, was er voor de crisis nog het dagelijkse contact op de school. Vandaag is dat contact volledig weggevallen.’

Professor De Witte twijfelt er niet aan: voor kinderen en jongeren uit kansarme gezinnen zal deze crisis voor een haast onmogelijk in te halen leerachterstand zorgen. ‘Ons onderwijs is al een koploper in de reproductie van ongelijkheid. Deze twee maanden zullen die ongelijkheid nog groter maken.’ De oorzaak ligt volgens De Witte niet zozeer bij tools als Smartschool. ‘In principe heeft iedereen met een smartphone daar toegang toe. Het probleem is vooral preteaching. Vier uur geconcentreerd oefeningen maken op een smartphone is simpelweg onmogelijk. Goed, er worden nu laptops verspreid, maar ze komen te laat en er zijn er veel te weinig. Duizenden leerlingen worden op dit ogenblik niet door de school bereikt. De leerachterstand die ze nu oplopen zal nog jaren doorwerken. Dat probleem stelt zich trouwens ook voor leerlingen die in ideale omstandigheden kunnen werken. Als scholen enkel focussen op essentiële leerstof, zullen ze de lat lager leggen, waardoor ook de sterkere leerlingen eronder zullen lijden.’

Lapmiddel

Pedro De Bruyckere wijst erop dat het uitdelen van laptops zeker geen fundamentele oplossing is. ‘Mensen die met kansarme jongeren werken vertelden me dat er vandaag ongeveer vijfduizend laptops geleverd zijn, terwijl er minstens dertigduizend nodig zijn. Bovendien zien ze dat de digitale vaardigheden van die jongeren en hun ouders soms ook een probleem vormen. Software installeren is voor hen vaak niet zo eenvoudig. Mensen die voor meer technologie in het onderwijs pleiten, leven dikwijls in een wereld waarin iedereen vlot overweg kan met technologie. De echte wereld is anders. Oók bij jongeren. Het is een mythe dat digital natives allemaal digitaal geletterd zijn.’

Laptops, zegt De Bruyckere, zijn ook maar een tijdelijk lapmiddel. ‘Men vergeet vaak iets heel evidents. Eigen aan scholieren is dat er altijd nieuwe komen. De jongeren die vandaag zo’n laptop krijgen, zijn over enkele jaren vervangen door andere jongeren zonder laptop.’

Een positief neveneffect van deze crisis zou kunnen zijn dat het bewustzijn over deze problematiek groeit. ‘Dat is ook wat de armoedeorganisaties vertellen’, zegt De Bruyckere. ‘Dit probleem staat nu op de agenda, al had het daar al veel eerder op moeten staan.’

Maar of ons onderwijs de digitalisering, in naam van de gelijkheid, een halt moet toeroepen? ‘Dat vind ik een moeilijk dilemma’, zegt De Bruyckere. ‘Wij weten uit onderzoek dat digitale tools in sommige gevallen een positief effect hebben op de leerprestaties. Ga je, in naam van de gelijkheid, alle leerlingen die extra kansen ontnemen? Laten we in elk geval hopen dat deze crisis ervoor zal zorgen dat iedereen toegang krijgt tot digitaal onderwijs.’

Partner Content