Nikolos bij de monniken

Bejan is druk bezig met het kussen van iconen en heilige voeten als vader Jozef binnen treedt, met zijn botinnen, rode ski-jas en gescheurde rok. “Dit is Nikolos”, stelt Bejan me voor. “Aangenaam.”

De kraaiende haan is het gsm-alarm voor. Bella serveert ons een ontbijt waarmee we voor de rest van de dag hebben gegeten: Roerei, kaas, verloren brood, rijstpap. En vodka, om wakker te worden.

In de schaduw van de benevelde Kazbegi-berg (5047 meter) ligt het Tsminda Sameba klooster. De Georgiers zijn erg goed in het bouwen van kerken op idyllische plekken.

Op zoek naar het pad omhoog, krijgen we gezelschap van een enthousiaste hond. Het beest loopt twintig meter voorop en toont ons de ondergesneeuwde weg doorheen de naaldbomen.

We vorderen traag. Bij elke stap zakken we tot aan het kruis in de sneeuw. Vermoeiend. Onze sokken zijn nat, de broekspijpen stijf bevroren. Anja is het geploeter beu en keert terug. Ik verlaat het pad en zet een steile klim in, recht naar boven.

Daar zit de hond te wachten aan de veranda van het klooster. Hij krijgt hapjes toegeworpen van broeder Bejan Khazalia.

“Hier leven vier broeders, plus vader Jozef”, vertelt Bejan terwijl hij me rond leidt. Bejan is afkomstig uit Samtredia in West-Georgie, en woont al meer dan een jaar in het bergklooster.

De klokken luiden. Bejan excuseert zich en loopt naar de afgrond. Zijn collega reciteert monotone gebeden, terwijl beide broeders kruistekens maken met de blik op de wijdse Kazbegi-vallei. Je zou voor minder religieus worden.

Na het gebed wijst Bejan naar de bergen aan de overkant. “Daarachter ligt Dagestan, en daar Tsjetsjenie. En onder deze stapel rotsen vertrekt een tunnel helemaal tot in Gergeti.”

Bejan opent voorzichtig de houten deur van de 14de eeuwse kerk. “Geen foto’s hier”, fluistert hij. In de kerk is het verrassend warm. Een flakkerende gaskachel breekt de stilte. Electriciteit halen de broeders uit zonnepanelen.

Bejan is druk bezig met het kussen van iconen en heilige voeten als vader Jozef binnen treedt, met zijn botinnen, rode ski-jas en gescheurde rok. “Dit is Nikolos”, stelt Bejan me voor. “Aangenaam.”

En dan de onvermijdelijke vraag – ik voelde ze al aankomen. “Wat is jouw godsdienst?”, wil vader Jozef weten. Uit vrees de vertrouwelijke sfeer teniet te doen, antwoord ik dat mijn ouders katholiek zijn. Een leugentje om bestwil.

“En jij zelf?”, vraagt Jozef door.

“Ik niet”, zeg ik twijfelend. “Ik moet niets hebben van de paus en het Vatikaan en zo.”

“Jij bent atheist, niet?”

Vader Jozef en broeder Bejan lachen en mompelen elkaar iets toe in het Georgisch.

Maar de broeders zijn gastvrij. “Koffie of thee?”, vraag Jozef. Bejan schuift me een stoel toe in de nieuwe, ingebouwde keuken van het complex, en zet koekjes, appelsienen en snoep op tafel. “Vodka?”, zegt Bejan, de karaf met het doorschijnend vocht al in de hand. “Goeie, uit Kakhetie. Vijftig procent alcohol.”

Vooruit dan. Eentje. Ik moet nog naar beneden.

“Hier is nog nooit een vrouw binnen geweest”, beweert Bejan. “In de kerk is iedereen welkom. Voor de liturgie komen de mensen helemaal uit het dorp naar hier gestapt. Alleen gedurende de zomermaanden is het klooster met de wagen bereikbaar.”

We drinken nog een vodka. “Op jouw reis!”, wenst Bejan me toe, terwijl hij zijn glaasje omhoog houdt. Ik kom niet meteen op een zinnige repliek. Wat wens je broeders in afzondering toe?

Ik maak een portret van beide mannen, gezeten op hun planken bed. Aan Bejans bed hangt een christuskop. Ernaast liggen klimijzers.

“Kijk Nikolos”, zegt Bejan, “dit is de kamer van patriarch Elia II.” Verboden toegang, maar even binnen gluren mag wel. De patriarch heeft zicht op de Kazbegi. De stoof brandt, ook al is hij er niet.

Ik krijg een kalender cadeau, met de orthodoxe feestdagen er op. “Voor uw vrouw”. We nemen afscheid. Ik heb het gevoel dat ik Bejan en Jozef nog zal terug zien.

De vodka werkt. De zon schijnt. Ik zie mezen en mooie rode kruisbekken in de bosjes.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content