Aaron Ooms

‘Niemand kan beweren dat een CEO 43 keer harder werkt dan een verpleger of een agente’

Aaron Ooms Politicoloog en SP.A-militant

‘Als de economie aantrekt is dat de verdienste van de gemiddelde werknemer die iedere dag zijn of haar job doet’, schrijft Aaron Ooms (SP.A) op Fat Cat Day, de dag waarop de top van het bedrijfsleven even veel verdiend heeft als een gemiddelde werknemer op een volledig jaar.

Vandaag mogen de CEO’s en topmanagers de champagnekurken opnieuw laten knallen. Het is namelijk Fat Cat Day in België. Dat is de dag waarop de toplui uit de bedrijfswereld evenveel verdiend hebben als u en ik zullen verdienen in het volledige jaar. Ze verdienen maar liefst 43 keer meer dan de gemiddelde werknemer in ons land. En dan gaan we er voor het gemak nog van uit dat ze bijzonder hard werken: zo’n 12 uur per dag en minstens drie weekends op vier.

Niemand kan beweren dat een CEO 43 keer harder werkt dan een verpleger of een agente

Er is gelukkig ook goed nieuws. In Groot-Brittanië viel Fat Cat Day al zo’n twee weken terug zo berekende het High Pay Centre, de ngo die de Fat Cat Day daar jaarlijks berekend. Maar tot zover het goede nieuws. Want waar de Fat Cat Day in Groot-Brittannië dit jaar net iets later viel dan vorig jaar is bij ons het omgekeerde waar. Onze toplui verdienden alweer iets sneller ons jaarloon. Ze kregen vooral hogere bonussen. De mediane verloning van een CEO in een BEL20-onderneming bedroeg, volgens cijfers van Vlerick-professor Xavier Baeten, in 2016 zo’n 2,08 miljoen euro. Dat is een uurloon van 541,67 euro. Een gemiddelde werknemer verdient jaarlijks 47.954 euro. Het is een understatement om te zeggen dat die kloof niet enkel overdreven maar simpelweg onrechtvaardig is.

Begrijp me niet verkeerd: iedereen mag goed geld verdienen. Zelfs veel geld. Maar laat het dan loon naar werken zijn. Niemand kan beweren dat een CEO 43 keer harder werkt dan pakweg een verpleger of een agente. Simpelweg omdat er niet genoeg uren in een een dag, week of maand zijn. Die ongelijkheid is absoluut nefast. Een volledige scheve verhouding tussen de 1% superrijken en de 99% zorgt voor een scheve samenleving. Nochtans waren we op de goede weg: tussen 1990 en 2013 daalde de ongelijkheid in ons land, zo bleek uit onderzoek van de economen André Decoster, Koen Dedobbeleer en Sebastiaan Maes. In 1990 vloeide zo’n 9,2% van alle inkomsten naar de rijkste 1%, in 2013 was dat gedaald naar 8,3%. Goed gewerkt me dunkt, in die jaren. Zelfs al houden deze cijfers nog geen rekening met de inkomsten uit roerend vermogen of vastgoed. Maar ondertussen stijgt die ongelijkheid dus opnieuw. En meer zelfs: terwijl het ondertussen in de hele eurozone beter gaat met onze economie, de groei stevig aantrekt, stijgen onze lonen, van de gemiddelde werknemer, niet. De bonussen van bankiers en CEO’s van multinationals zijn ondertussen astronomisch hoog. Het gemiddelde loon mocht zelfs, via de index, niet mee stijgen met de stijgende prijzen.

Maar het klopt: onze belastingen zijn gedaald. Zo’n 45 euro houden we vandaag meer over. Met dank aan rechts. We houden maandelijks maar liefst één twaalfde van het uurloon van een CEO in ons land extra over. Dit terwijl de prijs voor elektriciteit steeg met meer dan 15%, en ook onder meer water, openbaar vervoer en onderwijs duurder werden. Met dank aan onze regeringen. De aantrekkende economie had daar een mouw aan kunnen passen, de lonen hadden kunnen stijgen, maar niks daarvan. Terwijl steeds meer mensen moeten schrapen om rond te komen om de huur te betalen of zelfs naar de tandarts te kunnen gaan staat onze regering erbij en kijkt ernaar.

Als de economie aantrekt is dat de verdienste van de gemiddelde werknemer die iedere dag zijn of haar job doet, het zou dan ook de logica zelve zijn dat diezelfde aantrekkende economie ten goede komt aan alle werknemers. Als de vrije markt dat niet verwezenlijkt, is het aan de overheid om in te grijpen. Maar blijkbaar heeft onze overheid andere dingen aan haar hoofd.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content