Brecht Decoene

‘Negationisme strafbaar maken laat uitschijnen dat je onkundig bent om het met argumenten te weerleggen’

Brecht Decoene Brecht Decoene is moraalwetenschapper en auteur

‘De behoefte aan de sterke arm der wet in de strijd om je gelijk te halen, is verdacht, een regelrecht zwaktebod’, schrijft Brecht Decoene. In deze bijdrage houdt hij een pleidooi voor meer kritisch denken in het onderwijs.

De Iraanse culturele organisatie ‘Het Huis voor Cartoon en Sarcheshmeh’ organiseert, om haar ongenoegen over de laatste Charlie Hebdo-cover te uiten, een cartoonwedstrijd als respons, zo lazen we in diverse media op 1 februari 2015. Een hilarisch idee! Dat lijkt me dé manier om te reageren; namelijk met ‘cartoon wars’! Humor is met verve het beste wapen, net omdat er geen mens aan dood gaat. Betreurenswaardig is echter dat het vooropgestelde onderwerp van weinig creativiteit getuigt: Holocaustontkenning.

Inconsequentie over vrije meningsuiting

Dit ruikt helaas naar agitprop en lijkt te insinueren dat dit conflict rond de Israël/islam-as zou draaien. Nogal vergezocht, want Charlie Hebdo houdt nauwelijks enig verband met joden of zionisme. De enige zichtbare link is de negationismewet die Frankrijk sinds 1990 kent, net als België (sinds 1995).

Met andere woorden, deze actie moet wel verwijzen naar die inconsequentie in onze vrije meningsuiting. En dat brengt me dus noodgedwongen bij een hoogstnoodzakelijk boompje over dit markante stukje wetgeving.

Wettelijk verbod op ontkennen Holocaust is niet bijster legitiem

Toegegeven, de negationismewet lijkt ook mij iets vreemds en zelfs bedenkelijk. Natuurlijk koester ik geen enkele sympathie voor negationistische ideeën: er is niet één geldig argument voor het ontkennen van de Holocaust, en alle andere dient men om allerlei redenen te verwerpen. Een wettelijk verbod is echter niet bijster legitiem.

Al in 1981 bijvoorbeeld verdedigde de linkse denker Noam Chomsky het recht van Robert Faurisson om negationistische uitspraken te doen. Chomsky kreeg een hoop kritiek over zich heen, maar legde in zijn tekst “His right to say it” netjes uit dat men de appreciatie van de inhoud van iemands opvattingen moet kunnen scheiden van de appreciatie van het recht om die inhoud te kunnen ventileren.

Bijgevolg staat ook strijden voor iemands recht om zijn gedachten te kunnen uiten, volstrekt los van de sympathie of antipathie die je kan opbrengen voor diens ideeën. Daarrond ontstaat al te vaak verwarring, zoals onlangs weer bleek toen sommigen veronderstelden dat een pleidooi voor het toelaten van het publiceren van de mohammedcartoons ook zou inhouden dat men ze niet tegelijkertijd smakeloos, kinderachtig en dwaas mocht vinden. Uiteraard is dat een dwaalredenering.

Vreemde selectiviteit

Negationisme is een weerzinwekkend fenomeen, dat makkelijk te veroordelen valt op rationele, ideologische en morele gronden. Vanuit rationeel-wetenschappelijk oogpunt is er bijvoorbeeld teveel bewijs: miljoenen originele documenten van deportatielijsten en kampregisters bleven bewaard. Zelfs ‘schrijftafelmoordenaar’ en ‘boekhouder van de dood’ Adolf Eichmann erkende het opzet en zijn deelname aan de Wannseeconferentie waar dit alles voorbereid werd.

Politiek-ideologisch gezien is het dan weer vreemd selectief omdat men oorlogsgruwelen van de geallieerden zoals het bombardement op Dresden en de atoombommen op Nagasaki en Hiroshima niet ontkent. Ten slotte is het voor ieder weldenkend mens op een bijzonder opzichtige manier moreel en emotioneel verwerpelijk vanwege het leed dat deze uitspraken bij nabestaanden uitlokken. Het lijkt daarom niet eens nodig om negationisme bij wet te verbieden.

Wat als cartoons geen specifieke bedoelingen hebben?

Bovendien moeten we ons afvragen of we mensen wel kunnen veroordelen op basis van de door ons veronderstelde intenties achter hun uitspraken. Wordt dat niet bijzonder riskant? Deze overtuigingen verraden in veel gevallen weliswaar de laakbare bedoelingen van de eigenaar, maar hoeven we daar rekening mee te houden?

Negationisme leidt ondanks haar verwerpelijke karakter in se niet onvermijdelijk tot geweld, moord, etnische zuivering, etc. De reactie erop mag daarom niet buitensporig zijn. Een interessante bedenking ook voor de initiatiefnemers van de wedstrijd in Iran; hadden de cartoons van Charlie Hebdo wel zeker de intentie om te spotten, te bekritiseren, te kwetsen, te doen nadenken? Ik weet het niet. Wat als er nu eens geen specifieke bedoeling achter zat? µ

Drogreden van het hellend vlak

Toch wordt de drogreden van het hellend vlak vaak aangehaald; dergelijke opvattingen zouden gevaarlijk zijn want eens je die toegelaten hebt, is het hek van de dam en belanden we binnen de kortste keren in toestanden vergelijkbaar met het Derde Rijk, zo veronderstelt men. Da’s nogal kort door de bocht, want tussen het hebben van negationistische denkbeelden en het organiseren van een genocide liggen toch minstens enkele grote stappen. (Natuurlijk, het oproepen tot een nieuwe Holocaust is dan weer evident onaanvaardbaar.)

Terzijde; in Groot-Brittannië, Denemarken, Zweden en Noorwegen bestaat hieromtrent helemaal geen wetgeving, met als argument dat het recht op vrije meningsuiting primeert. Het zou daarom interessant zijn om te onderzoeken of daar meer antisemitisme en geweld tegen joden voorkomt dan in de pakweg tien Europese landen die de laatste 25 jaar wel zo’n wet invoerden. Of is zo’n onderzoek reeds voorhanden? Ik ben op dit moment slechts op de hoogte van het rechtsantropologisch werk van Jogchum Vrielink waarin hij de legitimiteit van de wet bekritiseert vanwege haar ineffectiviteit, aangezien mensen die veroordeeld (dreigen te) worden, niet meteen van gedachten lijken te veranderen.

Meningen mogen kwetsen

Er is verder nog een belangrijk juridisch bezwaar tegen een wettelijke inperking. Het leed en de terechte verontwaardiging die negationisme veroorzaakt, wegen principieel niet zwaar genoeg om een verbod te verrechtvaardigen. Meningen mogen immers kwetsen, dat wordt duidelijk gestipuleerd in de definitie van het recht op vrije meningsuiting. Marginale en extreme meningen doen dat vaak. Dergelijke volkomen uit de lucht gegrepen ideeën gebaseerd op herhaaldelijk gefalsifieerde grondslagen mogen daarom echter nog niet door wetten worden onderdrukt.

En bovendien, een wet die specifiek wil voorkomen dat slachtoffers van de Holocaust uit WOII worden gekwetst, creëert een evident praktisch probleem. Helaas kent de geschiedenis wel meer van dit soort gruwelijke passages: de Armeense, Bosnische en Rwandese genocide, de volkerenmoord op de Amerikaanse Indianen, etc… We kunnen de Holocaust dus eigenlijk moeilijk als de Meest Dramatische behandelen.

Om consequent te blijven zouden we de wet tegen negationisme moeten uitbreiden, maar die oefening blijkt in de internationale politieke praktijk nu al een ietwat gênant drukkingsmiddel dat staten gebruiken tegen andere naties, veelal vanuit volstrekt irrelevante motieven. (Maar laat ons daar nu niet te diep op ingaan.) Hoe dan ook zal een dergelijke regulering nooit volledig zijn en altijd arbitrair.

Kwaliteit van verder onderzoek

Als voorlaatste punt wil ik nog een bijkomende bedenking aanhalen, mij aangereikt door Prof. Guy van den Berghe, die vanuit wetenschappelijk perspectief misschien wel één van de sterkste tegenargumenten is. Kan een dergelijke wetgeving immers geen ernstige belemmering betekenen voor de kwaliteit van verder onderzoek?

Want wat als dat bijvoorbeeld ooit in de richting zou wijzen van een lager aantal slachtoffers? Zoiets valt eigenlijk niet uit te sluiten. De vernietigingskampen lagen allemaal in Polen, dat na WOII bij communistisch Rusland hoorde. Het Westen kreeg slechts recentelijk toegang tot die plaatsen. Wat dan? Is er wel voldoende juridische ruimte voor dergelijk onafhankelijk onderzoek? Stel je voor dat het gehinderd zou worden door dit soort simplistische wetten. Vanuit die redenering zou de Engelse filosoof John Stuart Mill deze zeker liever afgeschaft gezien hebben.

Zwaktebod

Ten slotte, alle gekheid op een stokje; negationisme strafbaar maken laat uitschijnen dat je onkundig bent om het kritisch te ondergraven of te weerleggen met voldoende tegenargumenten. De behoefte aan de sterke arm der wet in de strijd om je gelijk te krijgen is verdacht, een regelrecht zwaktebod zelfs. En het lijkt in deze echt onnodig om op die manier door de knieën te gaan.

Mijn idee van een meer bewonderenswaardig alternatief blijft beter onderwijs waarin kritisch denken veel sterker op de agenda wordt geplaatst. Neem voldoende tijd om jongeren te leren wat drogredenen zijn, kritisch bronnenmateriaal te evalueren en om schijngeleerdheid te doorprikken. Toon hen dat decontextualisering de waarheid in gevaar brengt en een gedegen kennis noodzakelijk is. Zo zal een ware en weerbare democratie zich van zijn sterkste kant kunnen tonen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content