Johan Van Overtveldt (N-VA)

Mini-jobs: de foute discussie

Johan Van Overtveldt (N-VA) Europarlementslid, voormalig minister van Financiën en ex-hoofdredacteur Trends en Knack.

In een aantal gevallen is het voor mensen financieel niet rationeel om te kiezen voor werken. We moeten dat die mensen niet verwijten, we moeten ons systeem bijsturen. Niet door uitkeringen te verlagen, maar wel door de netto-opbrengst van inkomen uit arbeid te verhogen.

De discussie over mini-jobs woedt in alle hevigheid. Politiek links en de vakbonden zijn tegen, politiek rechts en de werkgevers zijn voor. De klassieke breuklijn dus maar de discussie ten gronde wordt, eens te meer, niet echt gevoerd. Daarbij moet het gaan over loonkost, scholing, productiviteit en werkbereidheid.

Regerende politici durven dezer dagen nogal eens ingehouden triomfalistisch doen over de evolutie van de werkloosheid bij ons. Zeker, in 2007 lag onze werkloosheidsgraad nagenoeg exact op het gemiddelde van de eurozone, nl. 7,5%. Eind vorig jaar blijkt uit OESO-cijfers dat wij nog altijd op die 7,5% vertoeven terwijl het eurozone-gemiddelde opliep naar 11,1%. Deze toename van de gemiddelde toename van de werkloosheid in de eurozone heeft uiteraard vooral te maken met de tewerkstellingsdebacles in Spanje, Griekenland, Portugal en Ierland en in mindere mate Italië en Frankrijk.

Bovendien blijven we ook in Europees verband achterop inzake de tewerkstellingsgraad, zijnde het percentage van effectief werkenden in de leeftijdsgroep 20 tot 64 jaar. Het opvoeren van deze tewerkstellingsgraad is absoluut noodzakelijk om de gevolgen van de vergrijzing enigszins aanvaardbaar te kunnen opvangen. Thans ligt die tewerkstellingsgraad op 67%. De Belgische doelstelling is die tegen 2020 naar 73% te brengen. Daartoe zullen jaarlijks tot 2020 ruim 60.000 netto bijkomende jobs moeten gecreëerd worden. Met de huidige kenmerken van onze arbeidsmarkt is die doelstelling volkomen onrealistisch.

De discussie rond de mini-jobs, net zoals trouwens die rond de dienstencheques, speelt zich af tegen de achtergrond van een structureel te lage tewerkstellingsgraad die op haar beurt te maken heeft met loonkosten, scholing, productiviteit en werkbereidheid. Onze loonkosten zitten zwaar uit koers: al naargelang de bron en het tijdsperspectief gaat het om een handicap van 10% tot 25%. Vooral de laaggeschoolden krijgen als gevolg van te hoge loonkosten in functie van hun productiviteit onvoldoende kansen op een job. Zo ontstaat een vicieuze cirkel. Geen job, geen kans op bijspijkering van de scholings- en productiviteitshandicap en alzo structurele marginalisering op de arbeidsmarkt, en finaal ook binnen de maatschappij.

De dienstencheques bij ons en de mini-jobs in Duitsland tonen duidelijk aan dat wanneer de loonkost echt significant naar beneden gebracht wordt, de vraag naar weinig geschoolde arbeid explodeert. De marktmechanismen werken dus wel degelijk, ook op de arbeidsmarkt. Uiteraard kan men met 450 euro in de maand niet menswaardig leven. De overheid kan evenwel inkomensondersteunend werken, wat ze in Duitsland trouwens actief doet. Dit laatste aspect wordt nagenoeg steeds verzwegen door de tegenstanders van het Duitse mini-job-regime.

Via significant lagere loonkosten de vraag naar weinig geschoolde arbeid aanzwengelen, is één onderdeel van een duurzame strategie tot verhoging van de tewerkstellingsgraad. Een tweede even noodzakelijke poot van zulk een strategie moet erin bestaan de werkbereidheid aan te scherpen.

Vandaag ligt in een aantal gevallen de spanning tussen de laagste netto lonen en het totaalbedrag van uitkeringen en aanverwante subsidies te laag. Anders uitgedrukt: in een aantal gevallen is het voor mensen financieel niet rationeel om te kiezen voor werken. We moeten dat niet verwijten aan die mensen, we moeten ons systeem terzake bijsturen, niet door uitkeringen te verlagen maar wel door de netto-opbrengst van inkomen uit arbeid te verhogen. Dat kan het best door een verhoging van het fiscaal vrijgesteld bruto-inkomen.

De discussie rond de mini-jobs en rond de dienstencheques leidt de aandacht te veel af van de basisgegevens inzake de problematiek van onze arbeidsmarkt. De tewerkstellingsgraad in België kan niet structureel omhoog via een opeenhoping van speciale statuten en specifieke regimes. Enkele algemene, duidelijke en ingrijpende maatregelen zoals hier aangeduid, kunnen wel voor dat resultaat zorgen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content