Waterspecialist Henk Ovink over Belgisch noodweer: ‘De extremen zullen nog extremer worden’

'Iedereen weet dat er een directe link is met de klimaatverandering. Het komt alleen niet iedereen altijd even goed uit.' © Renate Beense/Lumen

Sinds 2015 staat Henk Ovink overheden bij in de strijd tegen te veel, te weinig en vervuild water. De Nederlandse diplomaat windt er geen doekjes om: catastrofes zoals die van midden juli, waarbij in ons land 40 mensen omkwamen, zullen steeds vaker voorkomen.

Special Envoy for International Water Affairs: zo staat het op Ovinks visitekaartje. Speciale gezant voor internationale wateraangelegenheden. In normale tijden vliegt de vijftiger naar verre landen zoals Bangladesh en Peru, waar hij overheden en organisaties helpt en de Nederlandse expertise op het vlak van watermanagement uitdraagt – zijn eigen land ligt nu eenmaal voor een kwart onder het zeeniveau. Ovink is ook sherpa van het High Level Panel on Water van de Verenigde Naties. En na de doortocht van orkaan Sandy in 2012 was hij betrokken bij de wederopbouw van de kustlijn van de Amerikaanse staat New York. Toenmalige president Barack Obama bedacht hem met de titel Henk the Water Guy. Sindsdien is Ovink een graag geziene gast bij nieuwszenders zoals CNN. Daar maakte hij vorige week weer zijn opwachting, om de rampzalige watersnood te becommentariëren die België, Duitsland en, in mindere mate, ook zijn thuisland trof.

De wederopbouw moet niet afgestemd worden op wat we nu hebben meegemaakt, maar op wat we in de toekomst zullen meemaken.

Wanneer begreep u dat er meer op til was dan wat uitgeregende zomerdagen?

HenkOvink: Al heel snel. Het verschil met pakweg tien jaar geleden is dat onze informatievergaring excellent is: satellietbeelden en weermodellen geven ons een nauwkeurig beeld van wat gaat komen en wanneer. De internationale samenwerking vlot ook beter. Daardoor wisten we al vroeg dat er heel erg veel regen zou vallen, en daardoor gingen er al snel alarmbellen af. Je zag het voor je ogen gebeuren.

Speelt u een operationele rol bij zulke calamiteiten?

Ovink: Nee. Als gezant werk ik alleen in het buitenland. In principe let ik ook meer op rampen die zich ver weg voltrekken. Maar dit keer kwam het water dichtbij. Aan mijn tijd als directeur-generaal Ruimtelijke Planning en Water heb ik ook veel vrienden overgehouden bij de waterschappen en Rijkswaterstaat. Maar ook in Duitsland, België en Luxemburg: ik ken de getroffen gebieden heel goed. Natuurlijk hou je dat goed in de gaten, ook al omdat het een belangwekkende gebeurtenis was.

De schaal van de verwoesting is enorm en de omstandigheden waren uitzonderlijk. In België viel op sommige plaatsen meer dan 250 millimeter regen. In de Maas werd een piekdebiet gemeten van 3500 kubieke meter per seconde. Een olympisch zwembad, élke seconde.

Ovink: Ongelooflijke cijfers. De timing was ook uitzonderlijk, want normaal doen zulke rampen zich voor in de winter, in een context van aanhoudend noodweer, dagenlange regens in combinatie met hoogwater. Nu kreeg je de merkwaardige situatie dat mensen een dag na de ramp in de blakende zon op zoek gingen naar vermisten en spullen. Tegelijk wil ik wel zeggen dat bij orkaan Harvey boven Houston 1200 millimeter regen is gevallen. Ik wil niets minimaliseren, maar we moeten ons ervan bewust zijn dat het nog veel erger kan. Door de klimaatverandering zullen we steeds vaker af te rekenen krijgen met dit soort extreme omstandigheden. En de extremen zullen nog extremer worden. Terwijl de Belgische valleien onder water stonden, waren er ook overstromingen in Uruguay en Oman. Iets later werd ook China getroffen. Google Maps stuurt over de hele wereld elke dag waarschuwingen uit. Het huis staat in brand. Het moet de prioriteit zijn van alle overheden over de hele wereld om zich voor te bereiden op een toekomst van extremen en onzekerheden. Het is trouwens verleidelijk om te denken dat het geen toeval was dat deze ramp plaatsvond in de week dat Eurocommissaris Frans Timmermans zijn Green Deal heeft voorgesteld. Ik las in de kranten rare koppen: ‘Wie zal de Europese rekening betalen?’ Terwijl de foto’s op de voorpagina’s toonden dat we de rekening nu al aan het betalen zijn.

Klimaatontkenners en ecomodernisten waren er als de kippen bij om twijfel te zaaien over het verband tussen de overstromingen en de klimaatverandering.

Ovink: Iedereen weet dat er een directe link is tussen klimaatverandering en deze extreme gebeurtenissen. Het komt alleen niet iedereen altijd even goed uit. De omvang van deze ramp is bovendien zo groot doordat de impact op de menselijke infrastructuur zo groot is. Als dezelfde hoeveelheid regen was gevallen in een gebied waar niemand woont en rivieren voldoende ruimte hebben, hadden we er niet over gesproken. Betreurenswaardig genoeg is de regen gevallen waar veel mensen wonen en we kwetsbaar zijn.

Kunnen we ons überhaupt wapenen tegen die 3500 kubieke meter per seconde?

Ovink: Bij overstromingsrisico’s moet je altijd de eventuele gevolgen afwegen tegen de kosten. Als het risico klein is maar de impact groot, dan is het legitiem om veel te investeren in volledige bescherming. Als het risico groot is maar de impact klein, kun je je instellen op andere oplossingen, zoals evacuatie. Neem Bangladesh, een land met een heel bijzondere, complexe delta. Overal dijken bouwen is daar geen optie. Maar hun early warning system is wereldklasse, in combinatie met een zeer goed uitgedacht netwerk van evacuatieroutes en opvangplaatsen. Er is ook een cultureel element: de Bengalen zijn zich zeer bewust van de risico’s. Na de overstromingen bij het begin van de eeuw, waarbij honderdduizenden mensen om het leven kwamen, zijn de overheden in dialoog gegaan met de bewoners van de meest kwetsbare gebieden. Zo is vertrouwen gegroeid. Mensen weten wanneer ze weg moeten, maar ze weten ook wanneer ze kunnen terugkeren. Bij de cyclonen van vorig jaar werden miljoenen mensen geëvacueerd, alsof het niets was.

'Rivieren zijn levende wezens: als je ze opsluit, doen ze rare dingen. Door ze de ruimte te geven en te laten meanderen, matig je extreme situaties.'
‘Rivieren zijn levende wezens: als je ze opsluit, doen ze rare dingen. Door ze de ruimte te geven en te laten meanderen, matig je extreme situaties.’© Renate Beense/Lumen

Ook bij ons zijn alarmbellen afgegaan. Het Europees samenwerkingsverband EFAS heeft tussen 10 en 14 juli vijfentwintig waarschuwingen uitgestuurd naar de Belgische autoriteiten.

Ovink: Ik heb ze niet gelezen, dat is niet mijn taak. Ik heb wel de voorbereidingen in Nederland gevolgd. Daar is op bepaalde plekken op tijd geëvacueerd.

Bij ons woedt nu de onvermijdelijke discussie over het handelen van de overheden, en in België wordt dat vanzelf een communautaire kwestie. De weerman van het Koninklijk Meteorologisch Instituut mag aankondigen dat het gaat regenen, maar als de druppels de grond raken, worden ze een regionale bevoegdheid. Dat lijkt niet ideaal.

Ovink: Het is de spijker waar ik als watergezant overal en altijd op klop: samenwerking is cruciaal. Niet alleen tussen bestuursniveaus en overheden, ook de bevolking moet erbij betrokken worden. Vooraf, om de complexiteit van het waterprobleem te begrijpen, de risico’s te bepalen en een antwoord te formuleren. Maar ook – of beter: zéker – wanneer het misloopt, moeten mensen elkaar blindelings vinden. De communicatie moet op orde zijn.

Werden er volgens u fouten gemaakt in België?

Ovink: Het is niet mijn rol om daarover te oordelen. Maar ik kan niet genoeg benadrukken hoe belangrijk het is om maximaal in te zetten op kennis. Je moet weten hoe het gesteld is met de infrastructuur, steden en natuurlijke systemen. Het gaat me te ver om te zeggen dat een ramp een kans is, maar in elk geval moet het een leermoment zijn. Ik zeg het met de grootste achting voor de slachtoffers en hun nabestaanden, maar als het puin geruimd is moet iedereen samen de analyse maken: waar zitten de fouten in het systeem? En wat zeggen de modellen over de toekomst? Want de wederopbouw moet niet afgestemd worden op wat we nu hebben meegemaakt, maar op wat we in de toekomst zullen meemaken. Toen orkaan Katrina grote delen van New Orleans had verwoest, heeft het toenmalige Nederlandse kabinet zich afgevraagd: hoe staan wij ervoor? Een commissie van notabelen – ingenieurs en wetenschappers, maar ook journalisten en kunstenaars – is toen tot de conclusie gekomen: we lopen nu geen direct risico, maar de toekomst is onzeker, de kans bestaat dat het later wel ernstig fout gaat. Toen is het deltaprogramma ingebed in een wet en is er een deltacommissaris aangesteld.

Nederland heeft nog twee leermomenten gehad: de bijna-overstromingen van 1993 en 1995.

Ovink: Toen zijn 250.000 mensen geëvacueerd. Dat is zelfs naar Nederlandse normen veel. Het is uiteindelijk goed afgelopen, maar het systeem stond zwaar onder druk. De politiek heeft die momenten aangegrepen. Er was toen een studie bezig naar het rivierengebied, in zijn relatie tot landbouw, natuur en economie. Rivieren zijn de dragers van het landschap, maar al eeuwenlang worden ze ondergeschikt gemaakt aan de mens.

We hebben ze rechtgetrokken en in betonnen keurslijven gedwongen.

Ovink: Krom vonden we onzin, recht is beter want dan kunnen boten sneller varen. Maar een rivier is een levend wezen: als je het opsluit, doet het rare dingen. Door de rivier weer meer ruimte te geven en te laten meanderen, matig je extreme situaties. Bij te veel water kunnen ze meer water afvoeren, bij te weinig water blijven ze stromen, terwijl een kanaal bijvoorbeeld droog komt te liggen.

Het nieuwe denken over de rivieren leidde tot het plan ‘Ruimte voor de rivier’.

Ovink: Dat plan ging gepaard met een wet, die twee principes aan elkaar koppelde: veiligheid voor mens en economie, en kwaliteit voor de leefomgeving, water en recreatie. Die mix van veiligheid en kwaliteit is een oer-Hollands principe. En het plan was ook meer dan een zaak van ingenieurs alleen. Ook boeren, burgers en investeerders werden erbij betrokken. Het was een echte omslag in het denken. Ik heb tijdens mijn vele reizen kunnen zien dat rivieren in veel gemeenschappen een grote symbolische waarde hebben. Inheemse volkeren vereren rivieren als de totaliteit van het leven – van bron tot monding. In India en Australië hebben sommige rivieren precies dezelfde rechten, wettelijk gegarandeerd, als mensen. Nederland werkt nu samen met Polen aan een soortgelijk plan, en ook in Azië zijn we aan het werk. Ik zeg al jaren dat ‘ruimte voor de rivier’ een inspiratiebron zou moeten zijn voor een ambitieus pan-Europees project.

‘Ruimte voor de rivier’ heeft tot nu toe 2,3 miljard euro gekost. Dat is een smak geld. Maar de wederopbouw zal Wallonië ook miljarden kosten.

Ovink: Die 2 miljard is peanuts. De kosten van een reparatie zijn altijd vele malen hoger dan die van preventie. En dan zwijg ik nog over het menselijk leed dat je had kunnen voorkomen. Alleen zegt het Nederlandse spreekwoord: ‘De kost gaat voor de baat uit’. Je investeert miljarden om je te beschermen tegen iets waarvan je niet zeker weet of het komt, en wanneer. Maar als het toch gebeurt, ben je de klos. Nederland heeft een Global Commission on Adaptation opgezet, onder het voorzitterschap van Ban Ki-moon, voormalig secretaris-generaal van de Verenigde Naties. Haar rapport toont kraakhelder dat investeringen de wereld niet alleen veiliger maken, maar ook een maatschappelijke en economische meerwaarde generen. Elke dollar brengt 7 dollar op. Er is geen enkele reden om het niet te doen.

De vraag is of dit de ramp is waarvoor we eindelijk uit ons bed komen. Of drukken we nog maar eens op snooze en draaien we ons nog eens om?

Is Nederland de voorbije weken goed weggekomen door de investeringen van het verleden?

Ovink: De meeste regen is in Duitsland en België gevallen, waardoor de druk op ons systeem minder groot was. Maar onze rivieren hebben uitzonderlijk veel water afgevoerd – u noemde daarnet al piekbelastingen die we normaal niet zien. Dus ja: de maatregelen die wij hebben genomen, hebben de risico’s beperkt.

Toen het water bleef stijgen, werd Herbricht geëvacueerd, een gehucht van Lanaken in de winterbedding van de Maas. Die plek overstroomt vaker, en daarom geldt er een uitdoofscenario: er mogen geen nieuwe mensen komen wonen. Als de huidige generatie sterft of vertrekt, verdwijnt het dorp. Zullen we dat op meer plekken moeten doen?

Ovink: (knikt) Uit analyses kan altijd blijken dat sommige plaatsen moeilijk te beschermen vallen. Met ‘Ruimte voor de rivier’ hebben we bepaalde plaatsen opgegeven: mensen zijn er weggetrokken, of hebben op terpen gebouwd, kunstmatige verhogingen in het landschap. In sommige overstromingsgevoelige gebieden zijn we anders gaan bouwen. Je kunt woningen ontwerpen waarvan de begane grond mag en kan overstromen zonder veel gevolg.

Een dorpje als Herbricht kun je relatief makkelijk laten leeglopen. Voor een stad als Luik ligt dat veel moeilijker.

Ovink: Al onze steden zijn opgetrokken uit beton en asfalt. Die kunnen niet tegen nattigheid, maar ook niet tegen warmte. Maar ook niet tegen warmte. In de zomer is het in de binnenstad tot acht graden warmer dan in de rand. Dat is het verschil tussen leven en dood. We moeten onze steden wapenen door weer meer plaats te maken voor water en natuur. In Nederland heeft elke stad een stresstest ondergaan. Nadien moesten de steden een plan opstellen dat bij elke vorm van nieuwbouw op tafel komt.

Rotterdam is op dat vlak exemplarisch. Parkeergarages kunnen er gebruikt worden voor bufferopslag wanneer de stad dreigt te overstromen.

Ovink: (knikt) Even buiten de stad ligt de Zevenhuizerplas. Je kunt er roeien, wandelen en schaatsen in de winter. Maar als het misgaat, zetten ze de sluizen open en kan het hele gebied onderlopen. Het kan tot 4 miljoen kubieke meter slikken. Zo is Rotterdam een veel veiliger stad, maar op andere momenten is die plas een fantastische plek om te vertoeven. Vaak ligt de oplossing in de combinatie van functies.

Is uw rol als gezant diplomatiek, of toch hoofdzakelijk economisch?

Ovink: Ik ben diplomaat, een thematisch ambassadeur die de overheid vertegenwoordigt, niet het bedrijfsleven. Het kabinet heeft deze functie zes jaar geleden in het leven geroepen, omdat het begreep dat water niet alleen voor Nederland cruciaal is, maar voor de hele wereld. ‘Water is leven’, zei Ban Ki-moon. En dat is ook zo, omdat het aan alle aspecten van het leven raakt. Wie water begrijpt – en ik denk dat ik het intussen begrijp – ziet de mogelijkheden op het vlak van gelijkheid, van vrouwen- en kinderrechten. 2,3 miljard mensen hebben geen rechtstreekse toegang tot drinkwater. Vrouwen en kinderen lopen elke dag uren om water te halen. Vier miljard mensen hebben geen toegang tot toiletvoorzieningen. Daardoor kunnen veel meisjes één week per maand niet naar school, wanneer ze ongesteld zijn. En daardoor lopen ze een enorme achterstand op tegenover hun mannelijke klasgenoten. Water kan dood en vernieling zaaien, maar het is ook de grote gelijkmaker. Water brengt vrede en veiligheid, maar het is ook bron van conflict. Het morrelt aan geopolitieke evenwichten. Landen die bovenstrooms liggen, kunnen beslag leggen op schaars water, waardoor landen die benedenstrooms liggen in de problemen kunnen komen. Het actueelste voorbeeld is de Renaissancedam op de Nijl, in Ethiopië. De Nijl is groot, maar Egypte en Sudan zijn doodsbang voor tekorten. Daarom is er al jaren druk diplomatiek overleg aan de gang. Het is noodzakelijk dat er goede afspraken komen.

Ik doe zelf ook aan waterdiplomatie in het Midden-Oosten en Centraal-Azië. Ik breng mensen rond de tafel en zoek naar oplossingen. Dát is de reden waarom het kabinet mij in 2015 heeft aangesteld, om water in te schakelen in duurzame ontwikkeling en een veilige wereld. Maar – en daar kan ik heel eerlijk in zijn – Nederland heeft natuurlijk fantastische kennisinstellingen en bedrijven die daar graag aan meewerken. Maar het eerste gaat voor het andere. Klimaatverandering en duurzame ontwikkeling zijn de weg waarop onze bedrijven kunnen excelleren, niet andersom.

In 2012 zette superorkaan Sandy grote delen van de stad New York onder water. U was lid van de taskforce die de wederopbouw moest vormgeven.

Ovink: Dat was een fantastische kans, een unieke inkijk in de werking van een overheid en samenleving. Toen Sandy toesloeg, zat ik thuis op de iPad te volgen. Amerikaanse vrienden hielden me per sms op de hoogte van de situatie. Toen de storm was gaan liggen, kreeg ik onmiddellijk de vraag: hoe moet het nu verder? Ik heb de toenmalige Amerikaanse minister van Volkshuisvesting, Shaun Donovan, rondgeleid in Nederland en hem in contact gebracht met elke Nederlander die werkt aan droge voeten en duurzame ontwikkeling. Niet veel later heeft de Amerikaanse regering aan het kabinet gevraagd om mij af te vaardigen.

Zo werd u Obama’s ‘Water Guy’.

Ovink: Obama had bij zijn aantreden in 2008 al gezegd: ‘ No Katrina on my watch.‘ Hij wilde niet nog eens meemaken dat de federale overheid ten einde raad zou zijn als er een orkaan toesloeg. Na Sandy heeft het congres meer dan 60 miljard dollar vrijgemaakt. Het grootste deel ging naar herstelwerken, maar tegelijk was het de bedoeling om New York weerbaar te maken voor de toekomst. Ik heb toen – op basis van de Amerikaanse cultuur van innovatie en uitdagingen, maar de Nederlandse aanpak indachtig – een ontwerpwedstrijd uitgeschreven. Tien teams van internationale experts hebben in overleg met de gemeenschappen innovatieve plannen gemaakt. Daar zijn veertig projecten uit voortgekomen. De grootste tien worden nu gerealiseerd, voor een bedrag van één miljard dollar.

Voelde u een sense of urgency bij president Obama?

Ovink: Hij was doordrongen van de klimaatverandering.

Was hij op dat vlak een uitzondering?

Ovink: (denkt na) Ik denk niet dat veel bestuurders de klimaatverandering intrinsiek ontkennen. Alleen is het verdomd lastig, omdat het een ongelooflijke verandering vraagt in alles wat we doen. Het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) heeft in 2019 nog gerapporteerd dat nog altijd 99 procent van alles wat we investeren de klimaatverandering erger maakt. En we doen het op plekken die nu al kwetsbaar zijn. Dat zijn spannende opgaven voor mensen die verantwoordelijkheid dragen. Maar ook hier geldt weer dat je ruimte moet maken voor verandering, op een ambitieuze en consequente manier. De doelstellingen van het klimaatakkoord van Parijs zijn daarbij een goed richtsnoer: als we de opwarming van de aarde binnen de perken houden, zal de aanpassing minder groot zijn.

We hadden het tot nu toe vooral over te veel water, maar wellicht is droogte een nog grotere bedreiging.

Ovink: De impact is erg verschillend. Het effect van droogte werkt veel langer door. Dat kan zich vertalen in een verlies van 6 tot 10 procent van het bbp. Overstromingen en stormen zijn kort en krachtig, en veroorzaken de grootste schade in absolute cijfers. Dat zal alleen maar toenemen: tegen 2050 zal de factuur in de triljarden oplopen.

Klimaatwetenschappers zeggen al jaren dat we honderdduizenden klimaatvluchtelingen mogen verwachten, vooral uit Afrika. Als de gebeurtenissen niet zo verschrikkelijk waren, zou ik het ironisch vinden dat de eerste klimaatvluchtelingen niet uit Togo maar uit Pepinster komen. 9000 mensen staan op straat. Zou dit de wake-upcall kunnen zijn?

Ovink: Elke ramp is verschrikkelijk, we moeten absoluut voorkomen dat er slachtoffers vallen, maar ik herhaal nog maar eens dat het onze plicht is om deze ramp niet verloren te laten gaan. Ik ben wel bezorgd, want we hebben haast elke dag weer een nieuwe ramp. De vraag is of dit de ramp is waarvoor we eindelijk uit ons bed komen. Of drukken we nog maar eens op snooze en draaien we ons nog eens om?

Henk Ovink

– 1967: geboren in Doetinchem, Nederland

– Opleiding: wiskunde, architectuur en beeldende kunst

– Leidde zijn eigen architectuurkantoor

– 2012: directeur-generaal bij het ministerie van Infrastructuur, afdeling Ruimte en Water

– 2012: curator van de Rotterdamse Biënnale voor Architectuur

– 2012: senior advisor van het Witte Huis na de doortocht van orkaan Sandy

– Sinds 2015: speciaal gezant voor internationale wateraangelegenheden van de Nederlandse overheid

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content