Europa wordt een woestijn: ‘Ons hele landbouwsysteem moet onder de loep’

© Getty
Lotte Lambrecht

Tot 70 procent van de Europese bodems is ongezond en valt ten prooi aan degradatie en verwoestijning. De klimaatverandering versnelt het proces, maar is niet per se de oorzaak van het fenomeen: ‘We moeten stoppen met de overexploitatie van onze natuurlijke rijkdommen.’

Enkele maanden voor de hete zomer van 2018 uitbrak, trok een team experts van de Europese Rekenkamer naar Spanje, Italië, Cyprus, Portugal en Roemenië. Hun doel: verwoestijning, een extreme vorm van landdegradatie, in het Middellandse Zeegebied in kaart brengen. Het eindrapport van de rondreis is zonder meer verontrustend. Volgens de experts loopt niet minder dan 25 procent van Zuid-, Centraal- en Oost-Europa risico op verwoestijning. In 2008 lag dat percentage nog op 8 procent. ‘Verwoestijning betekent niet dat alle landbouwgebieden plots in een zandwoestijn zoals de Sahara zullen veranderen’, zegt Wim Cornelis, professor bodemfysica aan de UGent. ‘Volgens de definitie aangenomen door de VN-conferentie inzake Milieu en Ontwikkeling in 1992, gaat het over landdegradatie in droge gebieden ten gevolge van menselijk handelen en klimaatschommelingen.’

Het probleem is acuut, zegt ook Hans Bruyninckx, de Belg die aan het hoofd staat van het Europees Milieuagentschap (EEA), dat verantwoordelijk is voor het monitoren en verzamelen van milieudata binnen Europa. ‘Als je kijkt naar landen als Spanje, Portugal, Italië, Griekenland, Cyprus, Bulgarije, Roemenië en bepaalde gebieden in zuidelijk Hongarije, loopt 20 tot 40 procent een ernstig risico op verwoestijning. Dat zijn enorme cijfers.’ En het Europese bodemprobleem gaat verder dan louter verwoestijning. Volgens cijfers van de Europese Commissie uit 2020 is tussen 60 en 70 procent van de Europese bodems in ongezonde staat. Ze vallen ten prooi aan vervuiling en diverse vormen van bodemdegradatie, zoals wind- en watererosie, verdichting en verwoestijning.

Iberische oven

Een van de Europese landen die het zwaarst getroffen worden door verwoestijning is Spanje. Het Spaanse ministerie van Ecologische Transitie berekende dat 18 procent van het grondgebied een hoog tot heel hoog risico loopt om binnen enkele jaren in een woestijn te veranderen. Driekwart van het grondgebied heeft af te rekenen met zware bodemdegradatie. ‘Het fenomeen is hoofdzakelijk het gevolg van menselijke handelingen, zoals onoordeelkundig landgebruik, overbegrazing, ontbossing en onaangepaste irrigatiemethodes,’ zegt Cornelis.

Geschat wordt dat er louter door erosie jaarlijks 1 miljard ton Europese bodem verdwijnt. Drie miljoen tarwe en 0,6 miljoen ton mais gaan daardoor verloren.

Emeritus professor geografie Jean Poesen (KU Leuven) schrikt niet van de cijfers. Hij deed twintig jaar lang bodemonderzoek in de Spaanse provincies Murcia en Almería. ‘Sommige gebieden staan er vol met amandelbomen, die geen andere vegetatie verdragen. Drie à vier keer per jaar wordt de bodem geploegd om de planten die tussen de bomen groeien te elimineren. Drie vierde van die oppervlaktes zijn kaal. Dat heeft enorme gevolgen. Als het bijvoorbeeld hard regent, wat vanaf september normaal is in zulke gebieden, kan de uitgedroogde grond het regenwater niet opnemen. Het water loopt van de akkers af en sleurt loszittende bodem mee. Daardoor ontstaat er een gigantische watererosie, met een enorm bodemverlies en hellingafwaartse modderellende als gevolg. Hetzelfde fenomeen zien we als het hard waait. De wind blaast de fijne bodemdeeltjes weg.’ Geschat wordt dat er louter door erosie jaarlijks 1 miljard ton Europese bodem verdwijnt. Drie miljoen tarwe en 0,6 miljoen ton mais gaan daardoor verloren.

Ook funeste irrigatiemethoden liggen aan de basis van de degradatie. ‘Irrigatie, ook met zoet water, zet zouten af. Als dat water verdampt is, blijven die zouten achter, wat verzilting veroorzaakt. Overmatig irrigeren zonder voldoende drainage leidt tot een opstapeling van die zouten, waardoor je bodem onvruchtbaarder wordt. In sommige Spaanse gebieden dicht bij de kust worden de grondwaterreservoirs zodanig geëxploiteerd dat er zeewater insijpelt. Als dat gebeurt, is de verzilting totaal en kan er haast niets meer groeien.’ In een interview met het Spaanse persagentschap EFE omschreef Julio Barea, woordvoerder bij Greenpeace Spanje, de penibele situatie als volgt: ‘De groentetuin van Europa zijn zal van ons de woestijn van Europa maken.’

Fundamenteel probleem

Het gebrek aan belangstelling voor onze bodems stoort Bruyninckx: ‘Bodemdegradatie in Europa is een fundamenteel probleem dat onder de radar blijft. Als samenleving onderschatten we hoe belangrijk bodem is. Dat is niet enkele vierkante meters grond waarop we, los van de kwaliteit, andere zaken op kunnen produceren. Gezonde bodems zijn essentieel in ons eco- en voedselsysteem én in de strijd tegen klimaatverandering. Ze nemen een pak koolstof op, wat helpt om de klimaatverandering te temperen.’

Uit een recent rapport van het EEA blijkt dat Europa zich net in de omgekeerde situatie bevindt: in plaats van koolstof op te nemen, laat de Europese bodem meer CO2 los. ‘Daardoor krijg je een soort pervers feedbacksysteem, waarbij onze verschraalde bodems de klimaatverandering in de hand werken, terwijl die klimaatverandering verdere degradatie veroorzaakt’, aldus Bruyninckx. Poesen beaamt: ‘Hoewel de klimaatverandering niet de hoofdoorzaak is, versterkt ze bodemdegradatie en verwoestijning. Extreem warm weer zorgt voor hogere temperaturen, die zorgen voor extra verdamping van bodemwater en intensere regenbuien, die op hun beurt nog meer bodemerosie veroorzaken.’ Ook de kans op bosbranden verhoogt door extreem weer, getuige de vele bosbranden in Frankrijk, Spanje en Portugal afgelopen zomer. Poesen: ‘Na een bosbrand ligt de bodem er onbedekt bij. Wind- en watererosie krijgen zo vrij spel, en versterken de degradatie opnieuw.’ Degradatie is dus tegelijk oorzaak en gevolg van klimaatverandering.

Omkeerbaar

Maar er is ook goed nieuws: verwoestijning en landdegradatie zijn omkeerbaar. Cornelis geeft Ethiopië als voorbeeld. ‘In de jaren zeventig en tachtig waren bepaalde gebieden in het land volledig kaal als gevolg van landdegradatie. In combinatie met de gigantische droogtes heeft dat geleid tot de extreme hongersnoden. En dat terwijl veel van die gebieden er nu mooi groen uitzien, dankzij efficiënte regreening-maatregelen.’ De kennis is er, zegt ook Bruyninckx: ‘We weten dat bepaalde methodes de situatie kunnen omkeren. Dan denk ik aan de klassieke biolandbouw en agroforestry, waarbij je je bodem beschermt met gepaste beplanting. Alleen moeten we die sneller en op grotere schaal uitrollen. We moeten landbouwvormen subsidiëren die de bodem versterken, in plaats van andere.’

We moeten landbouwvormen subsidiëren die de bodem versterken, in plaats van andere.

Wim Cornelis beaamt dat: ‘We moeten ons hele landbouwsysteem onder de loep nemen, van veeteelt tot de keuze van onze gewassen.’ Andere ingrepen die helpen zijn een betere captatie en opslag van regenwater en slimmere irrigatiemethoden, aldus Poesen. Maar zowel Poesen, Cornelis en Bruyninckx weigeren de landbouwer met de vinger te wijzen. Poesen: ‘Duurzaam bodembeheer brengt grote socio-economische vraagstukken met zich mee. In sommige Spaanse gebieden zou er geen enkele landbouwactiviteit meer mogen plaatsvinden en zou er een nationaal beheerplan opgesteld moeten worden. Economisch en maatschappelijk kun je dat niet maken.’ Cornelis treedt Poesen bij: ‘Een landbouwer heeft niet altijd de middelen of mogelijkheden om zijn land optimaal te beheren in functie van landdegradatie. Niet-kerend ploegen (een landbouwtechniek waarbij het intensief keren of mengen van de grond vermeden wordt, nvdr.) bijvoorbeeld, dat degradatie tegengaat, leidt vaak tot een kleinere opbrengst. Als we een duurzamer bodembeheer willen, moeten we als samenleving bereid zijn om hen financieel te compenseren.’

Cornelis benadrukt ook het belang van een gepersonaliseerde aanpak. Om die te garanderen ziet hij heil in big data: ‘Met input van die data zou je een soort geautomatiseerd beslissingssysteem kunnen uitbouwen, dat per gebied een gepaste aanpak ontwikkelt. Op basis daarvan beslis je bijvoorbeeld waar je sommige gewassen het best teelt of hoe je je bodem het best bewerkt.’ Die data worden nu al deels verzameld door het EEA en het net opgerichte EU Soil Observatory (EUSO), dat de staat van Europese bodems monitort. Bruyninckx: ‘Die data brengen het probleem in kaart. Nu is het een kwestie van verdere optimalisering en omzetting in concrete acties.’

Onder de radar

Dat de problematiek op Europees vlak zo lang onder de radar is gebleven, wijt Bruyninckx aan de desinteresse van de Europese lidstaten: ‘Jarenlang hebben de lidstaten het probleem genegeerd en toonden ze weinig appetijt om een wettelijk Europees kader rond bodembeheer op te stellen. Nu de verwoestijning oprukt en het probleem erg zichtbaar is, kunnen ze niet anders dan de problematiek in de ogen kijken.’

De Europese lidstaten hebben het probleem jarenlang genegeerd. Nu het erg zichtbaar is, moeten ze het wel in de ogen kijken.

In het verleden verhinderde die desinteresse ook wetgevende initiatieven van de Commissie. Al in 2006 lag er een voorstel rond bodembescherming op tafel dat bepaalde dat lidstaten risicogebieden in kaart moesten brengen en passende maatregelen moesten treffen. Dat voorstel raakte nooit door het parlement. Een minderheid aan landen, waaronder Duitsland, Groot-Brittannië en Nederland, blokkeerde het voorstel. In 2014 werd het ingetrokken. ‘Dat valt te betreuren,’ zegt Cornelis. ‘De landen die het voorstel tegenhielden, waren van oordeel dat de problematiek het best op lokaal niveau werd aangepakt, aangestuurd vanuit het lokale beleid. Of dat de beste strategie is, en of gezamenlijke acties niet beter zijn, zal moeten blijken. Europa neemt wel degelijk veel initiatieven rond bodembeheer.’

Met de recente Europese Green Deal en een nieuwe bodemstrategie die in november vorig jaar werd voorgesteld wil de Commissie verandering brengen. Bruyninckx: ‘Degradatie heeft ook invloed op belangrijke doelstellingen binnen de Green Deal, zoals klimaatneutraliteit en biodiversiteitsherstel. De nieuwe bodemstrategie van de Commissie, waarmee ze in 2050 gezonde bodems wil bereiken, speelt daarop in.’ Eén onderdeel van de strategie is de invoering van een nieuwe bodemgezondheidswet, die de Commissie uiterlijk in 2023 wil presenteren. Zo’n wet zou de Europese bodems dezelfde juridische bescherming geven als waterlopen en lucht. Bruyninckx ziet er veel voordelen in: ‘Een bodemwet zou afdwingbare verplichtingen voor de lidstaten inhouden. Ze zouden ook beter moeten monitoren, waardoor ze meer gegevens zouden leveren die de problemen nog beter in kaart brengen.’

Mentaliteitswijziging

Naast bindende wetgeving op Europees niveau, hameren Cornelis en Poesen ook op een mentaliteitswijziging bij de bevolking. Poesen: ‘Bodemdegradatie heeft te maken met de overexploitatie van onze natuurlijke rijkdommen: het kappen van struiken en bomen, niet-duurzame bodemexploitatie, overmatig oppompen van grondwater en overbegrazing van graslanden. Daar moeten we absoluut mee stoppen.’ Hetzelfde geluid klinkt bij Cornelis: ‘Enkele weken geleden zei de Franse president Emmanuel Macron dat we moeten beseffen dat de tijden van overvloed waarschijnlijk voorbij zijn. Ik zie daar een parallel in met deze problematiek. We zijn verwend en moeten meer stilstaan bij de gevolgen van ons consumptiegedrag.’

En dan is er nog de klimaatverandering. Volgens Poesen is die problematiek een conditio sine qua non om erger te vermijden. ‘Maar we weten hoe moeilijk die boodschap valt.’ Poesen trekt de vergelijking met de Tragedy of the Commons, een economisch begrip waarbij iedereen gebruik maakt van een gemeenschappelijk goed, maar waarvoor niemand zich verantwoordelijk voelt. Daardoor wordt het gemeenschappelijk goed uiteindelijk vernietigd. ‘Dat is ook de tragiek van ons klimaat: het is van iedereen, maar niemand is ervoor verantwoordelijk.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content